| |
| |
| |
S. Davids
Drama der staatkundige onmacht
Bij het bekijken van die veertien gezichten-op-hun-profijtelijkst, die ons op 7 Augustus in de krant werden voorgesteld als onze nieuwe regering - die veertien man sterke eenheid van tegendelen - moest men zich wel afvragen: Hoe is dat nu zo gekomen? Want het kon niet blijven bij bewondering voor Van Schaiks dressuur, die al deze wederpartijders-van-elkander zo braaf samen voor de staatskoets wist te spannen. Men móést, vooral bij het aanschouwen der oude socialisten onder hen - een Drees, een In 't Veld - die niet rechtaf gelukkig kùnnen zijn met zulk een ‘samen-spanning’, wel vragen: Hoe nu? En wanneer men, denkend aan de Indonesische actualiteit, in datzelfde gareel een Sassen en een Stikker zag, voor wie de Republiek de naam Alimin draagt, en een Joekes die het zoveel beter weet, dan moet men weer vragen: Hoe nu?
Maar toch is het wel goed zo. Toch is het wel eerlijk zo. Want deze regering-Drees - hoe graag had men Drees, S.D.A.P.-er sinds 1904, een ander team onder zijn leiding gegund - spiegelt zuiver een staatkundige onmacht van het Nederlandse volk, een onmacht, waarvan men zich wel afvragen moet of zij uit eigen kracht en eigen krachtsverschuiving zal kunnen worden overwonnen of wellicht slechts, eens, in het kader ener Europese ontwikkeling. Want die onmacht is niet specifiek-Nederlands. Eenzelfde verschijnsel ziet men in Frankrijk. Die onmacht doet zich voor waar de uitersten van rechts en links, opposanten, die bij gunst of tegenheid van het politiek getij een zekere hechtheid van structuur bewaren, tussen zich in een allengs brijïger wordende bewindsmeerderheid zien ontstaan, binnen welke het beleid meer en meer bepaald kan worden door de conservatiefste elementen. Althans voor zolang als dat duren kan... Eens hadden wij hier te lande krachtige regeringen van wat toen links of van wat toen rechts heette. Die tijd is voorbij. In die oude vormen zal de bewindskracht niet terugkeren. Maar in welke vorm dan wel? Het moet thans blijven bij een vraag.
De verkiezingen van 7 Juli hadden als algemeen-Westeuropees resultaat: een terugpersen der communisten. Maar als Neder- | |
| |
lands-hoofdzakelijk resultaat hadden zij: het terugvloeien van een deel der P.v.d.A.-stemmen naar rechts, naar V.V.D., C.H.U. en K.V.P., hetgeen in de K.V.P. gepaard ging met een eigen stuwing-naar-rechts: de verkiezing van Welter. Mede om redenen van confessie is er in de Nederlandse politiek veel beginselvastheid, of hondentrouw, al naar ge het noemen wilt. En de verschuivingen waren dus maar gering - waartoe ook de evenredige vertegenwoordiging bijdroeg, Maar zij waren toch altijd nog voldoende om hierin te resulteren, dat het ministerie van de katholiek Beel, dat links-van-het-midden lag, werd opgevolgd door het ministerie van de socialist Drees, dat rechts-van-het-midden ligt.
Wie belang stelt in de mogelijkheden der politieke ontwikkeling in Nederland, moet om te beginnen de feiten kennen, niet slechts de grote lijnen van die feiten, maar ook enigermate de details. En het leek dan ook niet zonder belang, eens nauwkeurig na te gaan, hoe de grote zes partijen - Katholieke Volkspartij, Partij van de Arbeid, Anti-Revolutionnaire Partij, Communistische Partij Nederland, Christelijk-Historische Unie en Volkspartij voor Vrijheid en Democratie - in de achttien kieskringen gevaren zijn. Immers men komt daardoor beter aan de weet, waar en hoe zich de verschuivingen hebben voorgedaan, waarover hierboven gesproken werd. Zulk een poging tot het verkrijgen van meer kennis van zaken moge het grootste deel van dit artikel in beslag nemen.
Bij het nagaan van het wel en wee der grote partijen was het uiteraard zaak, niet slechts te letten op de volstrekte winst- en verliescijfers in vergelijking met 1946, maar ook en vooral op de percentages, waarmee de partijen in elke kieskring vóór- of achteruit zijn gegaan. Daarbij werd dan ook als het ware automatisch rekening gehouden met de aanwas van het totaal aantal geldige stemmen in de 26 maanden tussen de twee verkiezingen. Om naar verhouding even sterk te blijven moest immers elke partij haar evenredige part in die totale aanwas verwerven. De intrinsieke procentuele winst van elke partij was dus altijd geringer dan uit de absolute stemmencijfers blijken kon, terwijl een intrinsiek procentueel verlies juist altijd nog groter was dan door die absolute stemmencijfers werd aangegeven.
Rekent men nu de ‘eigenlijke’ winst- en verlies-percentages voor
| |
| |
de grote zes partijen uit in alle kieskringen, en ook voor heel Nederland, dan komt men tot onderstaande tabel, waarin de diverse cijfers tot op een kwart procent zijn afgerond:
|
K.V.P. |
P.v.d.A. |
A.R. |
C.P.N. |
C.H. |
V.V.D. |
's Hertogenbosch |
+1¼ |
-21 |
-½ |
-30 |
+22½ |
+51½ |
Tilburg |
-3 |
-9½ |
+2 |
-20¾ |
+8 |
+46¼ |
Arnhem |
-¾ |
-11¼ |
+1 |
-31½ |
+6 |
+30½ |
Nijmegen |
- |
-13¼ |
-1½ |
-33¼ |
+9¼ |
+18½ |
Rotterdam |
+4 |
-1¼ |
-1½ |
-33½ |
+36 |
+41¼ |
's Gravenhage |
-6¾ |
-4½ |
+19¾ |
-35½ |
+9 |
-9¼ |
Leiden |
-3 |
-10 |
-2 |
-33 |
+20½ |
+4 |
Dordrecht |
-1¼ |
-3 |
-6¼ |
-40 |
+14 |
+25½ |
Amsterdam |
+3½ |
-7¾ |
+15¾ |
-15½ |
+26½ |
+43 |
Den Helder |
+1¼ |
-11¼ |
+5½ |
-18¼ |
+18 |
+71 |
Haarlem |
-2¾ |
-14 |
+10¾ |
-27½ |
+31¼ |
+23¾ |
Middelburg |
-7¼ |
-¾ |
+1 |
-37¼ |
-2¾ |
+12 |
Utrecht |
-4¼ |
-13¼ |
+8¼ |
-36¼ |
+15 |
+21¼ |
Leeuwarden |
+5¼ |
-11½ |
+2 |
-29¼ |
+12¼ |
+56 |
Zwolle |
+2½ |
-12 |
-2¾ |
-26¾ |
+30 |
+54 |
Groningen |
+1¾ |
-6¼ |
+1¾ |
-22½ |
+22½ |
+7½ |
Assen |
+7½ |
-3½ |
-1¼ |
-24¼ |
+14¼ |
-½ |
Maastricht |
+2½ |
-31¾ |
+12 |
-35¼ |
+34½ |
+23 |
|
Nederland |
+¾ |
-9½ |
+2½ |
-26¾ |
+17¼ |
+23¾ |
Bij het nader bekijken van deze cijfers - en dat loont de moeite - dient men natuurlijk te bedenken, dat zich kleine vertroebelingen hebben voorgedaan, zoals de mogelijkheid om in een vacantieoord te stemmen, waarvan door verscheiden duizenden kiezers gebruik is gemaakt. Men dient ook te bedenken, dat grote winst of verlies-percentages vooral van betekenis zijn in kieskringen, waar een partij ook in absolute zin sterk is - een stijging van 2000 op 3000 stemmen (50% dus) in kieskring A. zal vaak bij het beoordelen van de strekking van een uitslag minder belangrijk moeten worden geacht dan een stijging van 20.000 op 27.000 stemmen (35%) in kieskring B. Plaatselijke factoren spelen hun rol. De Partij van de Arbeid bij voorbeeld moge in alle kieskringen achteruit zijn gegaan, er zijn gemeenten aan te wijzen, waar zij naar verhouding gestegen is. Omgekeerd zijn er ook buiten Den
| |
| |
Haag en Drente gemeenten, waar de V.V.D. er niet zo best afkwam. Maar houden wij ons aan de grote lijnen, en gaan wij dan summier na, wat de cijfers der tabel ons leren.
De K.V.P. is, zoals men verwachten kon, de stabielste partij in het land. In geen enkele kieskring was haar winst of verlies meer dan 7½%. Met betrekking tot haar winsten - het duidelijkst in Drente en Friesland, Rotterdam en Amsterdam, Overijsel en Limburg - denkt men in de eerste plaats aan een terugkeer van verloren zonen, en dochteren, na de schuchtere doorbraakpogingen terstond na de oorlog. Voorts ook aan krachtiger bevolkingsaanwas, en wat Friesland betreft aan een missie-arbeid, die daar energieker is dan elders. Met betrekking tot de Katholieke verliezen - vooral waar het betreft Den Haag en de kieskringen Haarlem en Utrecht, die enige luxe-contreien omvatten - denkt men uiteraard aan een naam: Welter. En dan bedenkt men tevens, dat in de kieskringen waar de weegschaal ten gunste van de K.V.P. doorsloeg, dit nog een bijzondere betekenis ontleende aan het feit, dat aan de andere zijde van de balans een Welter-gewicht tegenwerkte. Als men de stemmen van K.V.P. en Welter optelt, en ervan uitgaat dat de brief der bisschoppen vooral een brief-ad-hoc tegen het stemmen op Welter was; als men verder even uitschakelt, dat een klein aantal niet-katholieke oud-Indisch-gasten en derzelver geestverwanten wellicht op Welter zal hebben gestemd - dan blijkt, dat in het hele land 3.9% van het totaal der stemmen, die op K.V.P.-en-Weltertezamen zijn uitgebracht, aan Welter zijn toegevallen. Met andere woorden: 1 op de 25 Katholieken, tot wie de brief der bisschoppen zich richtte, heeft zich aan die brief niet gestoord. Is dat veel? Is dat weinig? Het is niet aan buitenstaanders om dit uit te maken. Maar als men ziet met hoeveel klem, overredingskunst - en succes - de heer Romme aangestuurd heeft op een verbreding-naar-rechts van de basis van het kabinet, dan ligt de conclusie voor de hand: het is naar de zin van het episcopaat, en van de heer Romme, te veel geweest.
De meeste gehoorzaamheid vonden de bisschoppen in Overijsel: slechts 1.4% der katholieke stemmen ging daar naar Welter - maar wat hebben ook de Twentse textiel- en land-arbeiders met Welter gemeen? Het ongehoorzaamst was Den Haag, met 11.3%. Veel katholieke oud-Indisch-gasten waren blijkbaar van mening,
| |
| |
dat de bisschoppen er niets van begrepen hadden en dat één tantième in de hand beter was dan tien aandelen in de hemel.
De Partij van de Arbeid heeft in enige kieskringen - Limburg, Den Bosch, Nijmegen - de zware verliezen geleden, die het vermoeden van een terugstromen van Katholieke stemmen naar de moederpartij bevestigen. Maar in andere delen des lands bleef haar achteruitgang (van vooruitgang was nergens sprake) opvallend beneden het gemiddelde. Dat was ten eerste het geval in de streken, waar de C.P.N. het sterkst achteruitliep (Zuid-Holland, vooral de grote steden, en Zeeland); en voorts in Groningen en Drente, waar ook de communistische verliezen beneden het gemiddelde bleven - in dat stugge Noorden van Nederland boden rood-plus-rose-tezamen niet zo slecht weerstand aan het anti-socialistische getij. In Noord-Holland sloeg de Partij van de Arbeid een veel minder goed figuur dan in Zuid-Holland; uit de cijfers blijkt, dat zij hier ook lang niet zo veel terrein veroverde op de C.P.N.
In niet minder dan 10 van de 18 kieskringen bleven de schommelingen van de Anti-Revolutionnaire Partij beneden de 3%. Het is een uiterst belangrijk symptoom van de moeilijke verwrikbaarheid van grote delen van het Nederlandse kiezersvolk, ten gevolge van een onloochenbare vastheid-van-beginsel. Men kan wel boos opmerken, dat die vastheid-van-beginsel in vele gevallen verband houdt met een duidelijke onwil om open te staan voor anderer betoog - de moeilijke verwrikbaarheid, ja de onwrikbaarheid wordt daar niet minder door. Opvallende conjunctuurwinsten behaalden de Anti's in Den Haag en Amsterdam, in mindere mate in het Zuiden van Noordholland en in Utrecht.
De communisten liepen over de hele linie sterk achteruit - in 10 van de 18 kieskringen met 30 of meer procent. Het best handhaafden zij zich in Amsterdam en de (tot de kieskring Den Helder behorende) Zaanstreek, en tamelijk goed niet alleen in Groningen, maar - een belangwekkend verschijnsel - ook in Tilburg, dat wil zeggen het West-Brabantse industrie-gebied.
De winst-percentages der overwinnaars, C.H. en V.V.D. - slechts in een enkele kieskring was er geen winst - lopen zeer sterk uiteen. Bij de C.H. van 6% in Arnhem tot 36% in Rotterdam, bij de V.V.D. nog veel forser, van 4% in Leiden tot 71% in Den Helder. Men ziet hierin niet terstond een duidelijke lijn, en wie geen gelegenheid
| |
| |
gehad heeft deze dingen tot in onderdelen na te gaan, kan slechts bevroeden, dat plaatselijke en persoonlijke factoren bij deze revolte tegen overheidsbemoeiing een grote rol hebben gespeeld. Op één merkwaardig verschijnsel moge echter worden gewezen. Den Haag is de enige kieskring geweest, waar de V.V.D. een klap heeft gekregen; ook bleef hier de winst der C.H. beperkt. En ook dit verschijnsel heeft, net als het katholieke verlies, een naam: Feuilletau de Bruyn. Voor de rabiaat-geworden niet-Katholieke oud-Indischgasten waren Oud en Tilanus te tam; voorzover zij niet op Gerbrandy hebben gestemd, is Feuilletau de Bruyn hun man geweest; hier in Den Haag kreeg hij 29%, in heel Zuidholland 42% van zijn totaal.
Een enkel woord over de Staatkundig Gereformeerde Partij. Zij is een kleine, steile (en hóé steile) rots in de branding onzer politiek, en merkt nauwelijks iets van conjunctuur. Haar kracht ligt in Zeeland, op de Zuidhollandse eilanden en op de Veluwe, en zij heeft bij deze verkiezing die kracht geconsolideerd.
Wat de Middenstandspartij betreft, die zich - een kenschetsend trekje - zelfs door de Kieswet verongelijkt voelt, zij vond de meeste klandizie in Holland, Friesland en Groningen. En de Oude S.D.A.P. bleek slechts in de grote steden en (door de Bellamy-beweging) in Friesland ietwat te leven.
In de aanhef van deze beschouwing is gesproken over een staatkundige onmacht van het Nederlandse volk. Men vergist zich wel niet, als men een samenhang ziet tussen die onmacht en een zekere ongestoldheid, een zekere onvastheid van de twee omvangrijke partijen, K.V.P. en P.v.d.A. Een enkel slotwoord daarom nog over die twee.
De Katholieke eenheid, gefundeerd op religie en historie, is uiteraard geen sociale en politieke eendracht. Voorzover zulk een eendracht schijnt te bestaan, is zij - het succes van Welters candidatuur heeft dat bewezen - onecht. Naarmate in Europa sociale en dus ook politieke tegenstellingen sterker worden, zal het probleem van die onechtheid de Katholieke leiders meer hoofdbrekens kosten. De belangstelling van mensen-van-links richt zich uiteraard meer nog dan op de K.V.P. op de P.v.d.A. Ook in haar sfeer zijn er symptomen van onvoldoende vastheid en zekerheid. Om twee
| |
| |
recente symptomen te noemen: het falen van het bestuur van de moderne bond vóór en tijdens de Haagse tramstaking, en het falen van de Amsterdamse raadsfractie in de kwestie der Zevende Faculteit. En om een ouder symptoom te noemen, wellicht nog meer betekenend en in elk geval van grote symbolische kracht: Een jaar of vier vóór de oorlog - ja, toen reeds - liep schrijver dezer regelen op een avond over de Weteringschans in Amsterdam. Bij de kruising-Vijzelgracht zag hij enige mannen aan het werk op de krantenkiosk die daar staat. Zij haalden een reclamebord naar benee, waarop te lezen stond: Het Volk - Actueel, Strijdvaardig. En zij brachten een ander reclamebord aan, waarop te lezen stond: Het Volk - Actueel, Onderhoudend.
Het was een schokkende aanblik, een onvergetelijke aanblik. Ja, het is schokkend, het is onvergetelijk, een partij, die eens zo sterk en zo fraai was, zo te zien tuimelen.
Men vraagt zich af, nu, jaren later: Moet, in Nederlands belang, dat oude bord er maar niet weer op?
|
|