De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 560]
| |
Kuzá-nama
| |
[pagina 561]
| |
En enklen stonden zacht te pruttelen tot
Een esoterisch kruikje riep: ‘Per slot,
Dat 's alles best van Pot en Bakker - maar
Wie is de Pottenbakker - Wie de Pot?’
Een zei: ‘'t Verhaal gaat van een jong gezel,
Die dreigt de stugge klei met dood en hel
Als 't droombeeld breekt en 'n scheve kruik ontstaat -
Een beste jongen, maar hij schreeuwt wat schel.’
‘Mijn klei werd dor door onbruik,’ riep een schaal
Na vele en lange zuchten theatraal,
‘Maar vul mij met 't bekende vocht, mij dunkt
Ik kwam wel spoedig weer op mijn verhaal.’
Maar eensklaps klonk het uit een kleine groep:
‘De kleine maan!’ En met een blij geroep
Van stemmen door elkaar: ‘O broer! En nu -
De voetstap van de schenker op de stoep!’
Uit: Rubaiyát van Omar Khayyám, vertaling van Johan van Schagen Jr., ter perse bij N.V. Bigot en van Rossum, uitgevers te Amsterdam. |
|