De Nieuwe Stem. Jaargang 2(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Verzen door Anthonie Donker Gedepatrieerde Haar tred was tegelijk vermoeid en fier. De droefheid van een dier was in haar oogen. Die dwaalden rond en waren toch niet hier. Die vroegen en die gaven mededoogen. Hoe kon zij op dat overvol perron Zich zoo ver aan de anderen onttoov'ren Dat zij terug was onder tropenzon En koelte vond in diepe koepelloov'ren? Haar trekken droegen werelden van pijn En haar haast onmerkbaar gebogen rug Bewees dat ook een vrouw Atlas kan zijn. Onder het binnendaav'ren van den trein Deinsde zij eerst een oogenblik terug Eer zij den wil herkreeg erbij te zijn. 10 Nov. '46 [pagina 155] [p. 155] De idioten De idioten lijken op elkander. Zij stammen uit hetzelfde doodenrijk Van doffe ongeborenheid, geen ander Leven is levenslang in hun bereik Dan dat haast kruipend voortgaan, met de armen Vooroverhangend of de grond hun heugt, De onbeholpen loop der geestesarmen Die nooit een lichtend denkbeeld heeft verheugd. Hun blik blijft in het onderworpen vage Rondtasten, en wat daar zou willen dagen Dooft uit voordat het er doorbreken kon. Een lage nevel hangt om al hun dagen. Slechts in het voorjaar heft een welbehagen Hun wezenlooze oogen naar de zon. 11 Nov. '46 [pagina 156] [p. 156] Langzamerhand Langzamerhand wordt ons het leven liever, Naarmate zwaarder schaduw op ons valt. Het hart verzoent zich met de ongerieven Waarin het weerloos telkens weer vervalt. Nadenkender plukt het de madelieven Der vreemde aarde die het straks omwalt, Als wij 't geschonken nachtental volsliepen En over ons de nacht der nachten valt. Dieper wordt ook de vriendschap met de dieren, Vertrouwder wordt het zoet der bloemengeuren Aan wie bewust het late leven vieren. Lang na het onherroepelijk gebeuren Zal zorgeloos de voorjaarszwaluw zwieren En zonder ons draagt dan de herfst zijn kleuren. [pagina 157] [p. 157] Kort dag Zoolang de wereld onafzienbaar is Speelt gij het spel als kind, student, soldaat. Er is geen vroeg of laat, een vaag gemis Alleen, en de triomf dat men bestaat. Maar als zij dan tot tijdperk, strijdperk krimpt, Neemt g'aan den drijfjacht deel op lust en baat, Geluk, bezit en roem, gij dingt en schimpt Op mededingers, fel, schel, desperaat - Morgenrood wordt onmerkbaar avondgoud. Gij merkt allengs dat het gevecht niet baat. Hoewel gij dan liefst nog wat dralen zoudt, Verhaast gij toch den voetstap, het wordt laat. Oct. '46. Vorige Volgende