De Nieuwe Stem. Jaargang 1
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 609]
| |
[Nummer 10]Verzen uit Indonesië
| |
[pagina 610]
| |
Parang tritisGa naar voetnoot+Steil druipend rots, zuidwand der duizend bergen,
kalkruggen, grijze duinen, grijzer strand;
een hete kust, waarvan niets valt te vergen
dan mergel, zwaluwnesten, ijzerzand.
Een waligraf tracht aan de heuvelrand
zich bij ketapanbomen te verbergen.
Het is hier stil; je hoort hier zee en land
elkaar met deiningen en vogels tergen.
In deze streek herken ik mijn bestaan:
de wereld buiten me in een brandingsbaan,
hardheid in karstvormen, huiver in zand,
mijn hemels heimwee in één salanggaan;
iets van mijn jeugd in het wijd achterland,
dat vruchtbaarheid ontvangt van een vulkaan.
| |
[pagina 611]
| |
PatjitanGa naar voetnoot+Plaatselijk zweemt de bocht naar liefelijker kusten:
de grote weg ziet uit op een pauwblauwe zee,
een schip ligt op de ree van reizen uit te rusten
en aan de kimdamp kwijnt de maanlichtorchidee.
Maar verder wordt, alsof het kopjesland zich schaamde
om de vertedering tot kampong en rivier,
de streek ineens harder en woester als beraamde
de zee Java's voorspelde splijting nu juist hier.
Midden op de dag voel je hier hoe daar de nachten
moeten zijn. Zwaluwen aan barre kliffen klevend
vormen het uiterste waartoe het land kan gaan
aan dromen bij een dor, droog en verkalkt bestaan,
dromen, die schuimlucht vergen èn de dood verwachten
van een steeds ruisender belagend eeuwig leven.
| |
[pagina 612]
| |
Betovering in de baai van popohMet het zonlicht daalt hier het oerwoud af
tot in het groene water van de oceaan:
doodstil, versteend en anders gekleurd ondergaan
stukken wild bos er een bezweringsstraf.
In varens verdrinkt iemand, wiens staf
nog uit een golf krult; de in zee gezonken maan
schijnt door de vele riffen en lianen gaan
met slangenblad en wolfsklauw in dit graf,
waarvan de rand gevormd wordt door wat strand
en door de branding. Baders gaan aan land
en glijden met het zand of met het water mee,
beurtelings mens en dier en niet meer te verlossen
uit deze kringloop: uitgestoten door de bossen
en regelmatig teruggeworpen door de zee.
| |
[pagina 613]
| |
Poera in zee in tabananGa naar voetnoot+Een eeuwen geleden uit de deining geheven
koraalkalkterras scheidt rijstland en oceaan.
In het plat, waarover bij vloed de golven slaan
bewaren kuilen wat er achter is gebleven
van oertijdtuinen, die ten onder zijn gegaan.
Uit steen en stortzee op een rots omhoog gedreven
streeft een tempeltje naar verhevener bestaan.
Soms schijnt het boven schuim en sawahs uit te zweven.
Licht, reuken, wind en regens hebben het omgleden,
priesters feesten er met geesten; meer naar beneden
preev'len reven in brandingsnissen hun gebeden.
Steeds gereed om in zee of hemel heen te gaan
verbeeldt het dit leven: doorvochtigd met de vrede
van aan veel deel te hebben, heel alleen te staan.
|
|