| |
| |
| |
[Nummer 6]
Verzen door Victor E. van Vriesland
De drievoudige dood
Car, hélas, nous mourons trois fois: la première, dans notre chair; la seconde, dans le coeur de ceux qui nous survivent, et la troisième, dans leur mémoire, qui est notre dernier tombeau, et le plus glacial. Sur ce thème, il fit un sonnet...
Julien Green
Eerst sterven we in het vleesch. Onder den grond
Valt ons lichaam langzaam uiteen. 't Moet in de
Aarde allengs zich tot aarde weer ontbinden
Die zonder teeken men niet wedervond'.
Dan sterven we in het hart van wie ons minden.
Lang leefden we daar nog, maar als een wond.
't Geneest, en eindlijk is het weer gezond:
Ook in dat hart zijn wij niet meer te vinden.
Ten slotte sterven wij in hun herdenken:
Het derde, laatste, koudste graf sluit dicht.
Soms, bij een afscheid, blijft nog even wenken
Een witte hand. Ver weg. Dan uit 't gezicht.
Men ziet niet wat achter de wegbocht ligt -
Zoo deinzen we uit hun blinde, leege denken.
| |
| |
| |
Raadsel van den duur
Voor P.H.
Toekomst, voorbij, is verleden geworden.
Het nu - een niets, een stip, een overgang -
Is niet te vangen. Wanneer ik het vang
Is 't al geweest: het bloeit niet, het verdorde.
Mijn leven ging, maar blijft in mij bestaan.
Wat onderscheidt herinn'ren van verwachten?
Het felste en diepste dat mijn dagen brachten
Gebeurde ontastbaar, is reeds afgedaan.
En met een heldere verwondering,
Gepaard aan vrees en gruwen, zie 'k elk uur
- Op komst, voorbij - slechts in mijn geest beklijven.
En als ik mij bezin, voel 'k tijdloos blijven
Mijn eigen ik, waarin zich alle ding
Uit den tijd loswikkelt tot eeuwigen duur.
| |
| |
| |
Respijt
Wanneer de wereld mij niet wil vergeten
Weer ik de wereld tot ik haar vergeet,
Hier waar ik weggedoken voor mijn leed
Eindlijk ken wat ik altijd heb geweten.
Als een ijl spinsel van een vreemden geest,
Maar zat en zwaar van droomen zijn mijn uren.
Vergeet, oud hart, dat zij maar even duren
En wellicht morgen voorgoed zijn geweest.
Is dit geluk, dan ligt pijn vlak daarneven,
Tijdlijk verborgen als de zon bij nacht -
Maar van haar blik de onnoemlijk zachte kracht
Houdt mij beschut en stroomt dwars door mijn leven.
| |
| |
| |
A morte ac vita
...but this death was mixed with all my life, Mine end with my beginning...
Swinburne.
Ik die aan het geluk nooit heb geloofd
En krimp van angst voor mijn toekomstig lijden,
Voordat de tijd mijn laatsten adem rooft
Smeek ik u, uit mijn lot mij te bevrijden.
Rakel nog ééns het vuur op eer het dooft,
Wil één keer nog me een kort respijt bereiden
En leg uw jonge hand op mijn oud hoofd,
Dan red ge mij van dood en leven beide.
Alleen als 'k in uw wezen ga te loor
Vergeet mijn hart zichzelf en al zijn pijn;
Gezwachteld in uw stilte, zal het voor
Der wereld wreedheid daar beveiligd zijn;
Eeuwig geborgen in die donkre gronden,
Ben ik in u vergaan, in u hervonden.
| |
| |
| |
Overgebleven
De nacht zinkt in mij als een steen
Valt in een put. Ik heb geweten
Wat leven was en ben 't vergeten:
Het ging onmerkbaar van mij heen.
De klok tikt; 't houtvuur glimmert vaag.
De orgeltoon van een golf vliegtuigen
Dreunt plechtig. Ik voel traag zich buigen
Mijn moede schouders naar omlaag.
Is ergens nog zoo'n eeneling
In nog zoo'n kamer neergezegen,
Of bleef ik over in het leege
Heelal, alleen, een laatste ding?
| |
| |
| |
Oorlogsmei
Ik hoor de vogels zingen,
De lucht is ijl en klaar;
In 't vijfde oorlogsjaar.
Mij kan 't geen vreugd meer geven:
Langs 't water, op den wal.
O spiegling in de gracht -
Laat mij tot stof vervallen
En duister, in uw pracht:
| |
| |
| |
Invocatio amoris
O trouwe en zuivre troost van mijn bestaan,
Gij zijt de droom die verzoent met het leven,
Onoverwinlijk zacht wanneer maar even
Uw teedere oogen zien mijn armoe aan.
Vergeef mijn smachten naar uw lieflijkheid;
Onttrek niet aan mijn mateloos ontberen
't Hooge geschenk van u tot mij te keeren,
Gij die mijn laatste en eenge vastheid zijt.
Ik lees als uit een duurzame schriftuur
Uw toover uit uw vluchtigste gebaar.
Uw kleinste goedheid kan mijn ziel genezen
Van onrust, angst en wanhoop. Ieder uur
Van uw nabijzijn redt mij van gevaar
En is de vrede en vrijspraak van mijn wezen.
|
|