| |
| |
| |
[Nummer 4]
Verzen door J.C. Van Schagen
Confessio in media nocte
Ik zeg bijna nooit meer wat ik denk,
Want ik denk bijna nooit meer iets,
Ik heb mijn les nu wel geleerd.
Ik heb harde tikken op mijn kneukels gehad
En ik ben zoo voorzichtig geworden als een rat.
Daarom schrijf ik het nu maar op kleine papiertjes.
Ik lijk den kapper van Koning Midas wel,
Die zijn geheim alleen maar zeggen kon
In een gatje in den grond.
Het geheim van mijn ezelsooren.
Hoeveel maskers zou ik dragen?
Het masker van den hoogeren ambtenaar,
Efficiency en steno's, conferenties en telefonen,
Het is de heer met den academischen graad en de goede positie
Uit de huwelijksadvertentie.
Maar daaronder de zwerver, dien niemand kent...
Het masker van den glücklichen Ehemann,
Extremely married wel en een beetje ronde rug, maar aardig met zijn gezin,
Een mooie, lieve Vrouw, een prettig dochterje,
Etiket ‘het gelukkig huwelijk’, je ziet ze altijd samen.
Maar daaronder een snikken, dat niemand hoort...
| |
| |
Het masker van den serieuzen Katholiek,
Convertiet, wat schuw nog, maar wel zuiver van intentie,
Houding en stemming beide zijn zeer goed,
Hoe lang, hoe innig in gebed verzonken kan hij geknield zijn
In het klein kapelletje, 's avonds na zijn werk,
Hoe lief is hem zijn rozenkrans.
Als jongen droeg hij die al bij zich, jaren vóór hij overging,
Hoe ingeroest is hem de liefde tot Maria
En hoe diep dat branden voor den lieven God aan 't Kruis.
Maar daaronder aldoor dat doffe roepen om de Golven...
Het masker van den blijden mensch,
Hoe is hij altijd vroolijk, geestig, optimist,
Zijn goed humeur is weatherproof,
Hoe laat hij lachend en getroost weer gaan, die wrokkend bij hem kwamen,
Hoe een zegen is het zóó, voor Gods gezicht, te kunnen spelen!
Maar daaronder altijd dat grijze schreien...
Het masker van den Europeeschen mensch,
Hoe evenwichtig is zijn leven uitgebalanceerd,
Hoe wel beheerscht is zijn gedragen en zijn oordeel, hoe humaan!
Hoe proeft hij wetenschap en kunst, eclecticus en erudiet,
Men ziet hem op tentoonstellingen, en hoe smaakvol zijn zijn verzamelingen!
Hij publiceerde verzen, met succes,
En hij zou een geestig teekenaar zijn, had hij meer tijd om zijn talenten te ontplooien.
Maar daaronder de aapmensch, met geheven knots...
| |
| |
Het masker van den heer van vijftig jaar,
Maatschappelijk geslaagd, gekapt, geschoren,
Gekleed als alle heeren, die het ochtendblad herkauwen in de tram,
Voor elke situatie ligt zijn fraze klaar,
Beleefd, humaan, fatsoenlijk en reçu,
De Falcon regenjas, de vilthoed en het schommelen van de beurs,
Hoe gangbaar en coulant is deze Hollandsche dikke heer!
En every man above fifty is a scoundrel, volgens Shaw.
Maar daaronder een roode wond.
Maar daaronder een stil verbloeden.
Daaronder een stervend kind,
Dat schreeuwt, in doodsangst, om zijn Moeder...
Een Moeder stond bij 't Kruis en kon haar kind nu niet meer helpen,
Staan alle Moeders dan niet zoo?
Moeder dan, mijn Moeder, misschien is al mijn pijn wel om Uw wonden,
Is het om U, dat ik vermomd moet gaan,
Opdat Ge 't niet zoudt weten,
Maria nam een armen nar het masker af,
Opdat hij voor den Dood althans mocht staan
Moeder, als ik sterven moet,
Wil dan ook mij het masker lichten,
Moeder, mijn Moeder, ik ken mijn eigen gezicht niet meer...
Wat een geluk, dat niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet!
| |
| |
| |
Advent 1944
De Aartsbisschop van Canterbury bidt voor ons.
Ave morituri, Caesar vos salutat.
Honger op komst, de padde waart rond op het dorp,
Zijn leelijke, koude oogen. Zijn vuile bloed.
Als hij Joos ziet, zet hij een suikermondje.
We wenden het hoofd af en hij glimlacht superieur,
Grauwe slaven sleepen huizen leeg,
Vangen mannen en jongens, in vallen.
Dikke balgen bewegen vadsig heen en weer, met eetketels,
Honger op komst, de regen ritselt aan 't kozijn,
De zwarte boomen van den boomgaard weten het ook niet meer.
De wind roept om de hoeken van dit oude huis,
Al wekenlang is er geen geschut meer te hooren,
Soms nog een vergeten vliegtuig - even is er een verre dreuning,
Het is donker in de kamer, we staren naar de ruit,
Wezenloos is het grijze schimmen van glasruit,
Vanmiddag zat er een roodborstje op het hek.
| |
| |
Nu gaat het laatste masker af.
Het masker naastenliefde en gemeenschapszin.
Vraag het den Christelijken boer maar eens.
De vriendelijke praatjes van pastoor en dominee,
Als losse vodden valt het je van 't lijf,
Wees gegroet, broeder wolf!
|
|