zijn belangrijkste boek, merkwaardig door het ogenblik waarop het verscheen. De toon ervan gaf aan het boek de morele spanning die het nederlandse volk toen nodig had.
Want Johan Brouwer was vooral een moralist. Zijn gehele leven was een worsteling met de lauwheid om hem heen. Waarschijnlijk kwam daar het misdrijf uit voort dat hem als jongeman, direct buiten de gemeenschap plaatste. De straf heeft hem gebroken, maar niet in de zin die men gemeenlijk daaronder verstaat. Alle korsten van conventie werden in hem gebroken en daardoor ontwikkelde hij een directheid in woord en daad, die hier haast niet worden gevonden en derhalve zo uitermate stimulerend werkten in onze cultuurkring. Hij was een lijfelijke remedie tegen iedere hokvastheid; hij had zelf immers nooit meer het hok terug kunnen vinden, waaruit hij, amper volwassen, met ruwe hand was gerukt. Hij bleef een vreemde overal, een Hollander in Spanje, een Spanjaard in Holland, half het ene, half het andere, àlles half, maar niet halfslachtig. Want de helften waarin hij uiteenviel, van welke kant men hem ook bekeek, waren voortdurend met elkaar in, soms vijandig, maar altijd gespannen evenwicht. Hij is in de gevangenis half gestorven, want één helft van hem heeft zich toen voorgoed met de afgestorvenheid van de cel verzoend, en na zijn bevrijding, de cel van den mysticus opgezocht. Maar de andere helft bleef zwoegend leven, in een poging om door verdubbelde activiteit het verlorene goed te maken. Hij was niet van één kant te vatten, tegenover iedere kant stond een tegenkant. Hij was niet alleen de bewogen rebel, hij was ook de academicus die met geduld en realiteitsbesef zijn carrière opbouwde. Deze meer-poligheid stelde hem in staat zich op te werken na een zo verpletterend begin. Want dit is geen gewone carrière, zijn levensloop is een monument voor wie haar doorliep.
Maar nooit heeft hij aan die carrière de wezenlijke dingen ondergeschikt gemaakt. Telkens weer brak hij bruggen achter zich af zonder angst voor de gevolgen, telkens weer bracht hij zijn maatschappelijke verworvenheden in gevaar.
Hij eerde conventies en zelfs decorum, ze waren hem een code die zekere rituele behoeften in hem bevredigde, maar geen voorschriften die hem leidden. Uiteindelijk was het alles toch voor hem een keurig spel - en dat was hem waarschijnlijk het hele leven. Een