De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |||||||||||||||
Geestelike stromingenII.
| |||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||
bekeert keiharde paganistiese gemoederen met de ruysende-beeren-broekse-polsslag-des-tijds; vermaalt nochtans dominé, pastoor en rabbi driemaal zo fijn als vroeger ‘De Dageraad,’ gruwelik om aan te zien; ontdekt in één secunde meer tegenstrijdigheden, vervalsingen en onwaarachtigheden in de Heilige Schrift, dan er in alle vrijdenkers-brosjures tezaam voorkomen; kneedt voor uwes eigen verbaasde gezicht theïsme, pantheïsme, monisme en nog drie dozijn andere ismen benevens Boeddhisme en Mahomedaans-militairisme tot ééne grote bal gehakt, slikt deze vervolgens door in één hap zonder een spier te verrekken en blijft er gezond bij; gooit letterkasten om en werkt met 'n sigarenzakje; smijt met hagel en bijbelteksten; vermaalt uw zielen stuk voor stuk tot tarwebloem of steenkoolgruis - naar gelang uwer teologiese aanleg - in een snijbonenmolen; inspireert 'n ooievaar tot het deklameren van didaktiese poezie - besjlist ongevaarlik -; houdt 'n schriftelike wetenschappelike kursus in spiritisme met letters tot vijf centimeter in vertikale doorsnede, rechtstreeks uit 't geestenrijk; kruipt in 'n braakhok, 'n looiput en onder de eerste guillotine van de bolsjewistiese heilstaat; treedt als vroedvrouw op bij de geboorte van een kalf en geneest zieken van de koors door een willekeurig vreemd perzoon kinine in te geven; Laat u ten slotte springen!! - Hallo meneer, U hoeft niet weg te lopen; zeker makelaar in effekten.... wat zegt u?.... minister van marine!.... ah zo.... Excellentie.... neen, wees gerust; dàt springen wordt niet bedoeld.... gij springt alleen teologies! want geacht pambliek; gij zijt buskruit, ook al hebt ge het zelf niet uitgevonden, en de elektrieke teologie zal u laten springen! Gevaarlik? Geen sprake van; zo onschuldig als Wilson, spring en gij wordt net als hij. Hoedanig en in welke opzichten? De elektrieke teologie, dames en heren, bevrucht u op mystieke wijze en zonder dat ge er zelf om zo te zeggen erg in hebt, met religieuse krachten, impulsen, stemmingen, aandrangen en behoeftens. Voor ge 't weet zit ge weer met vrouw, kinderen en dienstmeid in de Kerk op 'n plaats van zeven gulden fijftig en met 'n gezicht als tien jaar geleden. Geen ambitie? Ook de dames niet -, in 'n gezicht van tien jaar geleden? Geen protesten asjeblieft, want de Kerk wordt.... nou dat raad je in geen honderd keer, al was je zo knap in 't raadsels oplossen als 't kamerlid Deckers in de zedelikheid.... de Kerk wordt gekruist! Sta me nou niet zo dom aan te gapen asjeblieft, 'k praat geen marksisme.... Wat? Hoe of ge er dan weer naar toe kunt? Nog al eenvoudig; er komt 'n nieuwe kerk, met Babyloniese dreunverzen, dodelike zwijgpartijen van drie minuten en liefst 'n walmende lampe-pit. | |||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||
Waarvoor dat dient? Geacht pambliek; het is in tien woorden gezegd: in de ouwe kerk, de aftandse, die we gaan kruisen, werd ge gesticht - zoals 'n ouwe-vrouwenhuis, 'n nieuwe regeringsvorm in Hongaarse stijlGa naar voetnoot1) of 'n liefdadigheidsfonds; in de nieuwe kerk sticht ge uzelf, als in een automaties cafe, de lessen over ‘Dichterschap en Leevensdoel’ van Fr. v. Eeden of de poëzie van Jakob Cats. De prijs van dit alles, van onberekenbaar nut voor nu en later; hier en aan gene zijde van het graf, is f 2.50, zijnde één rijksdaalder! Perzonen, op wie het eksperiment mislukt: uitgedoofde vulkanen, lege hulzen, duffers en neo-duffersGa naar voetnoot2) geld terug! Dus: springen voor een riks en anders kost 'et niks. Naar binnen! Naar binnen!
* * * Voilà! Waarom Mr. Punch u lastig valt met deze teologiese Kokadoris? Zie, waarde lezers, hij wilde het boek van Bakels, boven dit opstel genoemd, enigszins uitvoerig met u bespreken. Daarvoor bestaan zeer deugdelike redenen. Toen hij aan het einde van zijn vorig opstel tot de konklusie kwam: ‘al dat gereligieus in ons land is zo dood als de Hortensia van mijn imaginaire tante,’ toen schreef hij genoemde beminnelike konklusie neer met gedegen bezadigdheid en geïnspireerd door het intense verantwoordelikheidsgevoel, dat één van de soliede grondslagen is, waarop de ‘Nieuwe Stem’ rust, of eigenlik niet rust, maar rusteloos doch rustig arbeidt. Met andere woorden: zijn oordeel werd gesteund niet alleen met het staatspensioen van eigen levenservaring, doch ook vanwege de diaconie der teologiese week- en maandbladen. Van de laatste heeft Mr. Punch 'n eerbiedwaardig arsenaal, omvangrijk als 't Kommunisties gemeente-program en metodies geschift in talloze centra-tjes van religieuse overbewustheid als de hemel in het Intermezzo van ‘Fatsoen.’ Dit materiaal zit opgepropt in vier kartonnen hulzen van ‘Oosthoeks Encyclopaedie’ en we verwachten met evenveel ongeduld de vijfde als Turkije en dergelijke bevrijde natiën hun vredesvoorwaarden. Op de eerste huls staat: ‘licht’ - Amarillo -; deze bevat de ‘Blijde Wereld,’ ‘Vrije Mensch’ en andere religieuse rood getinte papierderij. De twede vertolkt deszelfs inhoud door de kwalifikatie: ‘Half zacht’ Claro - en omvat o.a. Protestantenbond-litteratuur. De derde huls verbergt aetiese en licht-confessioneele aandoeningen, welke worden aangeduid met: ‘Matig zwaar’ - Colerado-Claro -. De vierde en voorshands laatste huls betoomt de teologiese opborrelingen van kerk A en B cum annexis en wordt toegesproken met de tietel van ‘Zeer zwaar’ - Maduro -. Wanneer Mr. Punch nu de leerschool hadde doorlopen | |||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||
der hogere journalistiek en aldaar hadde leren baggeren langs de glibberige paden der beeldspraakGa naar voetnoot1), dan zou hij in al deze lektuur 'n rode draad ontdekt hebben, die er ongetwijfeld volgens de regelen der kunst moet dòòrlopen; waar hij evenwel slechts zondagsruiter is in Hollands litteraire dreven zal niemand hem kwalik mogen nemen dat hij niet dan een verward kluwen van teologiese hazen- en konijnenstrikken heeft kunnen ontdekken. Nochtans zijn er met wat statistiese kapasiteiten enkele eksperimenten op de papiermassa te nemen. Elk der blaadjes is om zo te zeggen 'n drie-eenheid. Over de hierin verborgen symboliek denke de lezer na. Het eerste deel omvat een of meer papieren preken. Het is Mr. Punch niet duidelik of dit schriftelike reproduksies zijn van reeds afgedraaide zondagse gramofoon-nummers of dat - de veronderstelling lijkt gewaagd - er zelfs nog 'n ras van dominé's bestaat in ons Vaderland, waarvan de vertegenwoordigers, buiten en behalve hun plus minus zestig ambtspreken per jaar, die ze te leveren hebben volgens kontrakt, zich buitendien nog te buiten gaan in de tijd buiten hun katechesaties, zondagsscholen, huisbezoeken, gewoodbrook en gebarchem-buiten-in-de-vrije-natuur; buiten al deze ontstellende buitenissige beslommeringen des predikenden levens dus, om hun geestelike doch niet geestige gemoedsfondsen uit te buiten op de voorste buitenkant van een teologies week-of maandblaadje. Hoe dit ook zij; al deze preken zijn met hetzelfde flauwe sop van retories-gedistilleerde bijbel-dialektiek overgoten en voor iemand, die ongeveer even hoge eisen stelt aan datgene wat hij leest als aan hetgeen hij eet, rookt of drinkt even smakelik als 'n jaar koolrapen, kersenbladen of afgetrokken cacao-schillen, maagberoerender nagedachtenisse. Psychologies doet al dat geschrijf ‘met de gedachten verwijlen bij’ ouwe-afgedragen-ersatz-oorlogs-sokken en het is dus zelfs nog van kwalik-riekende aftandsheid voor diegenen, die zo oneerbiedig zijn, de psychologiese-geestelikheden-voorraad van onze Vaderlandse Kerkgenootschappen met aankleve te willen vergelijken bij oude sokken. De derde afdeling is die der advertentiën. Deze vallen niet binnen de kring der bedrijfsreklame, doch moeten worden ondergebracht onder een hoofdstuk der begroting, getieteld: ‘liefdadigheid.’ Mr. Punch zag in de advertentiekolom van één dier blaadjes in het vierde jaar van den oorlog - toen derhalve alle spekslagers van het onvriendelik gelaat des aardsrijks waren weggevaagd of zich hadden gemetamorphoseerd tot kooplieden in bokking en kwatta - aanbiedingen van verse leverworst, karbonade en fijne vleeswaren. Natuurlik moet men nu niet gaan denken aan kettinghandel onder de vleugelen der Kerk; doch de verklaring van 'n dergelike voor 'n buiten-kerkelikmens verwarrende en prikkelende reklame zoeken in 't feit, dat bedoelde spekslager eenvoudig in de loop der eeuwen jaarliks z'n kwitantie voor 'n steun-advertentie betaalde met dezelfde zedelike gemoeds-bibberingen, waarmee hij z'n bijdrage aan 'n tuberkulose-fonds offerde, dus volstrekt zonder enige materialistiese of egoïstiese tendenz. In 't algemeen kunnen alleen de aanbiedingen van brosjures, preken, wandteksten en van ‘pakketten, alleen voor de lezers van dit blad’ in | |||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||
deze kolommen ernstig genomen worden. Daarop kan men dus schrijven, hoewel Mr. Punch zeer bepaald zou aanraden, het niet te doen. Wanneer we nu voor het verblindend geflikker van rubriekjes als: ‘Geestesvonken’ wijselik de ogen dichtknijpen,Ga naar voetnoot1) dan rest nog de twede afdeling: ‘Kerknieuws,’ ‘Nieuws uit de Afdeelingen,’ Uit de Gemeente,’ ‘Uit de Broederschap’ of iets van dien aard. Deze is - met de ingezonden stukken - de belangrijkste. Want daarin is wel 'n rode draad te ontdekken, die er om zo te zeggen uitspringt als de duivel uit 'n doosje, wanneer men maar even z'n neus boven dit nieuws houdt. Deze rode draad is 'n Chinees' worgkoord van bittere klachten: ‘De Kerk staat niet meer in het middelpunt van de Maatschappij;’ ‘Er is geen belangstelling meer voor de Kerk;’ ‘Het aantal catechesanten gaat achteruit;’ ‘De menschen, die in het leven wat beteekenen, komen niet meer in de Kerk;’ ‘Men ziet er alleen ouwe vrouwen en kinderen’Ga naar voetnoot2) ‘De menschen gaan bij duizenden naar de bioscoop, de voetbalmatch of naar de E.L.T.A. en men ziet ze niet meer in de Kerk’. Dergelike eksklamaties plegen dan vergezeld te gaan van 'n hofhouding, waarin de termen: ‘tijdgeest’ (niet de loterij), ‘materialistiese gezindheid’ en ‘oorlogspsychose’ goud gegalonneerd en met al het verdere respect dat ze inboezemen in Pruisiese paradepas meemarcheeren. Met dit materiaal had Mr. Punch willen bewijzen, dat zijn oordeel; ‘dat alles is dood’ reeds maandenlang, op kiese wijze vermoffeld, rondzwalkt door de gehele lichte-, half zachte-, en matig zware teologiese persprodukten en dat het zelfs tot de zeer zware afdeling der teologie van Gereformeerde Wachters en andere hoogwaardigheidsbekleders begint door de dringen. Doch het verwerken van dit alles is erger dan een vredesconferentie en Mr. Punch had het vette kluifje dus bewaard.... voor z'n grote vakansie. Deze poging tot zelfmoord nu leidde wel tot tijdsbesparing, doch tot een van 'n betere soort. Want intussen verscheen het boek van Bakels, dat: 1o. nog veel meer materiaal bevat, dan waarover Mr. Punch beschikte; 2o. een grote dosis eigen dominé s-ervaring biedt, waarmee het.... laat ons zeggen: ongunstig oordeel over de Kerk wordt aangevuld; 3o. al deze dingen geeft met niet-te-miskennen waarheidsdrang en zonder het oneindig aantal restriksies, vergoelikingen en wegmoffelende omschrijvinkjes, waarin de teologiese blaadjes iedere harde waarheid trachten te verstikken. Daarom zal Mr. Punch dit boek nu en dan enigszins ernstig bespreken; derhalve niet: 1o. om de vorm, die onpasselik-makend-opdringerig is als wonderolie; 2o. om de manier van argumenteren, die vermoeiend-niets-zeggend is als een ingezonden stuk in ‘De Bode;’Ga naar voetnoot3) | |||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||
3o. om de middelen, die de Kerk worden voorgeschreven tot herstel van haar kwalen, middelen, die behoren te worden gesignaleerd in het ‘Maandblad tegen Vervalsingen.’Ga naar voetnoot1) Resumerend: Het boek van Bakels bevat 'n eerlike getuigenis van de toestand der Kerk, spesiaal van die der ‘moderne’ kerkgenootschappen. De schrijver draagt zijn boek op ‘aan alle buiten-kerklijke menschen.’ Dus ook aan ons. Wij menen afdoende motieven te hebben, ‘buiten-kerklijk’ te zijn en wij menen óók, dat de eerlike getuigenis van Bakels deze motieven heeft gerechtvaardigd. Dat is nu wel tegenovergesteld aan des schrijvers bedoeling, doch juist daarom zoveel te meer waardevol. Wat we willen demonstreren.
* * *
Eerst wat over de vorm van het boek. Als geheel laat het ongeveer de indruk achter van 'n bioscoopavond met 'n hevig melodramatiese film en 'n soms vervelende, soms platte, soms moppige, soms weerzinwekkende eksplikateur. Vandaar de teologiese Kokadoris voorop in deze rubriek. De eksplikateur stottert soms: ‘Ik merk hier op, dat deze vader meer dan ik wat men gewoonlijk een spiritist noemt is en dat 'k dat van dit “astraal lichaam” voor zijn rekening laat.’ (Blz. 98). De lezer beproeve dit te deklameren; als hij 't zes keer achtereen uit z'n hoofd doet, zonder zich te vergissen, heeft hij recht op de Nobelprijs. Als Bakels wil bewijzen ‘dat er leiding of rede ten grondslag ligt aan het eeuwige Worderf-en-Zijn der dingen’ (Mr. Punch zou 'n ‘leiding’ als grondslag-ergens-van niet al te best vertrouwen) dan doet hij dit o.a. met het volgende schone beeld: ‘Door maar aan te nemen dat (een) tafel bestaat maakt ge in uw geest een eigendommelijkenGa naar voetnoot2) “sprong.” Déze sprong: omdat u iets gelieft te voelen en te denken, neemt u maar aan, dat zulk een tafel er ook werkelijk ìs. En zoo doet u wel ongeveer duizend keer, neen ontèlbare keeren per dag. U gelooft werkelijk ook (zoo naïef zijt ge) dat uw meisje dat ge in de armen drukt (o verloofde!) ook werkelijk bestáát. Zoo maken we per dag duizenden van gedachte- of brein- of geestessprongen’ (blz. 12.) U bemerkt, daarbij is de beroemde springprocessie van Echternach finaal kinderspel. Zes volle bladzijden huppelen en springen we ons amechtig om tenslotte met bovenaangehaalde konklusie te worden verrast, waarbij we nog even genoeg adem over hebben om te stamelen: ‘tant de bruit pour une omelette!’ Doch er zijn erger dingen. Hoofdstuk 33 bevat het volgende lieflike symbool: ‘Wat een puisten, wat een bulten heeft deze dame, de godsdienst. En tòch bemind vleesch! Evenals Mathilde Westmeyer, hoewel ze mank was’ (Blz. 71). | |||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||
Zo hechtte de schrijver aan deze zesde-glas-cats-mop, dat hij er 't woord ‘godsdienst’ vrouwelik voor moest maken, wat hij in een noot vermeldt! Er is nog veel meer: ‘alleen voor heren.’ 't Miserabelste staaltje vond ik op blz. 125, waar de emeritus-predikant het wonderverhaal der onbevlekte ontvangenis vergelijkt met 'n historie uit Flavius Josephus over 'n vrouw, Paulina, die verleid wordt door speculatie op haar bijgeloof. De schrijver zet daar neer: ‘Bij Paulina lezen we niet van een vrucht ('t Had anders bèst kunnen gebeuren!) (“een gansche nacht;” zie Blz. 123)Ga naar voetnoot1) Mr. Punch bekommentarieërt zoiets niet; hij zou het niet kunnen zonder zich nijdig te maken en dat is niet zijn genre. Soms komen mededelingen op de grens van 't idiote, die ten overvloede totaal geen verband houden met de inhoud van 't hoofdstuk, waarbij ze heten te behoren. Op blz. 110 betoogt de Schr. b.v., dat het hem niet schelen kan “of zijn stoffelijk omhulsel in een urntje of in den maag-der-wurmen terecht komt.” Bij het woord “wurmen” zet hij vol-ernstig de noot: “Wurms” zei een stakkerd van een allerliefst doodziek Friesch meisje, dat bang voor sterven was.’ Deze soort uitweidingen benevens 'n zekere voorliefde voor dieren als pissebedden zijn 't pikante in dit boek, moeten in elk geval als zodanig gelden. Mr. Punch heeft het van belang geacht, dit even duidelik te demonstreren vooral voor die mensen, die zo gaarne in verband met ‘De Hel’ het woord ‘mesthoop-litteratuur’ in de mond nemen. Het zal hun misschien duidelik worden, hoe men wel en hoe men niet in een mesthoop roeren moet.
* * *
Laat ons tans de manier van argumenteren in dit ‘Leekeboek’ eens wat op de keper bekijken. Er was 'n tijd, dat men Mr Punch lastig viel met sommen over vier kranen, dewelke een vat ledigden. Nochtans studeerde hij niet voor wijn- of waterbouwkundige doch voor schoolmeester. Dit afschuwelik misverstand werd nog ‘scherper toegespitst’ (N.V.V. mode-term) daar de kranen niet evenveel vocht dòòrlieten en niet gelijk werden opengedraaid. Het probleem zelve - de redelike grondslag of leiding van het Wordenen-Zijn daarvan, om met Bakels te spreken - is hem nooit opgehelderd en zal ook wel nooit opgehelderd worden. Maar enfin, deze mysteriespelen behoorden in elk geval tuis in de rekenkunde en dus was er wat aan te rekenen. Mr. Punch begon dus met x en y en forseerde de hem toevertrouwde materie in dier voege, dat hij een of andere waarde voor z'n onbekenden vond. Daarmee was het geval nochtans niet afgedaan; want een dergelijke oplossing als geschetst is, zou door de leraar tot wiens departement dit soort administratie behoorde, onherroepelik zijn veroordeeld met het vonnis: ‘man, dat is klinkklare algebra.’ Alzo moffelden we ons procédé zeer handig weg in een finaal mode- | |||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||
magazijn van ‘veronderstellingen,’ ‘bepaalde tijden’ - dewelke in wezen zeer onbepaald waren - en ‘bepaalde aantallen’ - beperkt door - om niet te zeggen bekneld-tussen - de oneindigheid en nul. Een zodanige omwerking schiep dan op min of meer mystieke wijze het rekenkundig karakter van de oplossing. Waarom deze pijnlike opvoedings- of africhtingsphase eens schoolmeester hier wordt gereleveerd? Voyens: er zijn twee manieren van teologiese bewijzerij. De eerste: de algebraïse, zonder rompslomp en gegochel is die van Bakels in z'n ‘Leekenboek,’ z'n ‘Bouquetje Dogmatiek,’ enz. De twede: de Hoffähige metode met nette omschrijvinkjes in hedendaagse journalistieke- of kansel-retoriek is die der teologiese weeken maandblaadjes. In wezen is de metode dus dezelfde en als Mr. Punch aantoont, dat die van Bakels niet deugt, dan geldt dit oordeel in dezelfde mate voor al die andere moderne lektuur. Vandaar ook dat het de moeite waard is, er 'n paar bladzijden aan te besteden. Ontdaan van alle uitleggingen en wijdlopige aanhangsels zien de ‘bewijzen’ in het ‘Leekenboek’ er aldus uit:
Van dit soort bewijzen komen er ontelbare in het ‘Leekenboek’ voor. Wel zegt Bakels op blz. 17 tegenover zijn leraren (teologen), die hem het ontologiese van z'n bewijzerij verweten hebben, dat hij eigenlik helemaal niet bewijzen wil, doch twee blz. verder is hij dat alweer vergeten en vindt na gehouden college alle leken, die niet begrijpen, dat | |||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||
God bewust is ‘naïf,’ terwijl hij zich verbaasd afvraagt, hoe er toch de laatste 30 jaar zoveel mensen konden ‘inlopen’ om te denken, dat God zoiets is als 'n ‘dommekracht.’ Zoals men ziet: woordenspel: Bakels wil wel degelik bewijzen en verstandelik termen als ‘bewust’ en ‘persoonlik’ God in de harde koppen der ‘buiten-kerkelike’ leken hameren. Wat nu juist 'n onbegonnen werk is! Men kent de parodie van Multatuli: De een of andere ster staat zoveel lichtjaren van de aarde. God is groot. De astronoom heeft zich vergist: het aantal lichtjaren is enkele minder. God is enkele lichtjaren minder groot. Natuurlik is dit spot. Maar Mr. Punch vraagt: staat de methode van bewijzerij lager dan die van Bakels? Nog zoiets: God geeft zon en regen en bloemen en krentenbrood, enz. God is groot, goed, enz. God geeft haat en oorlogstelegrammen en spaanse griep en grepen naar de macht, enz. dus: God is slecht? Neen: Gods bestuur is voor ons mensen soms onbegrijpelik! Accoord: maar wat zegt dan de eerste helft van uw bewijs als ge de conclusie daarvan niet konsekwent durft of kunt toepassen op de twede helft? Wie durft met 'n bewijs aan te komen in welke soort wetenschap ge maar wilt, als ge daarbij moet opmerken: ‘er zijn gevallen, waarin het bewijs niet òpgaat?’ De fout van al die bewijzerij van Bakels en anderen zit in de bewijzerij zelf. Men moest helemaal niet bewijzen. Doch hij, die God ervaart in zijn leven en daarover schrijven wil.... hij moet mooie en diepe dingen zeggen. Dàn heeft hij 'n kansje, zoals Thomas à Kempis en Carlyle en Selma Lagerlöf en Frensen en Dürer en Mantegna en Riemenschneider en Toorop 'n kansje bij ons jongeren hebben. Wie doet aan duffe bewijzerij, aan suffe papieren preken, die ervaart misschien God in z'n leven, doch hij mist een der machtigste uitingen van Hem in de mensenziel: het schoonheidsgevoel. Want iemand met schoonheidsgevoel praat niet als 'n dominé, schrijft niet als 'n dominé, bewijst niet als 'n dominé. En als hij nochtans beweert, hevig door God beroerd te zijn, dan.... laten we 't eerlik zeggen.... dan komt bij ons de twijfel boven.... of die ‘God’ soms òòk niet minderwaardig is, zoiets als 'n moderne dominéGa naar voetnoot1) bijvoorbeeld. Het moge pijnlik klinken, doch Mr. Punch kan er niets aan doen.... het is zo onbegrijpelikmoeilik, aan te nemen, dat al dat teologies geflodder iets heeft uit te staan met de ziel van de mensen, die het produseren. Heeft het dit wel.... dan moet Mr. Punch zijn pijnlike konklusie handhaven. Heeft het dit niet.... laat men het dan eens eindelik hardop zeggen.
* * * | |||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||
We beginnen te vrezen, dat ons artiekel lang gaat worden. Want het essentieele van Bakels' boek moeten we nog bespreken. Voor we dat aanvatten 'n soort catalogus van 't overige bijwerk. Jezus krijgt 'n goede beurt, vooral de ‘lieve’-vrijzinnige-salon-Jezus; de wonderverhalen en symboliese ‘om-wringing’ daarvan in de moderne dialektiek. De Bijbel wordt mede onder handen genomen, ‘als boek, dat 't weet;’ de pronkbijbel als onderlegger op de kansels wordt als aflegger naar de vuilbak verwezen; de bijbel-terminologie wordt afgekeurd als verwarrend en onbegrijpelik voor hedendaagse gedachten-wisseling. Het bidden wordt beïroniseerd, ongeveer zoals Multatuli het in z'n ‘Ideeën’ doet. Bakels geeft intussen bij wijze van konklusie de raad om de term ‘laat ons bidden’ te vervangen door de term: ‘laat ons met onze gedachten in God verzinken,’ zoiets als: ‘laat ons wanhopig wezen’ of ‘laten we ijskoud worden.’ Hiermee is tevens Bakels' hervormingsijver gekarakteriseerd. Hij peutert aan de buitenkant der dingen, met het wezen ervan bemoeit hij zich niet. Veel wat in de aangeduide hoofdstukken staat, heeft - hoewel het noch nieuw, noch belangrijk, noch goed leesbaar is - de verdienste juist te zijn en alzo enig raison d'être.
* * *
Hoofdstuk V van het ‘Leekenboek,’ omvattende blz. 149 tot 215, draagt de tietel: ‘Over de kerk.’ Het behelst redeneringen, anecdoten, imitaties van Babyloniese tempelzangen, kritieken op de preek, de opleiding tot predikant en nog veel meer, alles dooreengemengd en verward als de staten van Oostenrijk-Hongarije. Te midden van dat alles één volslagen idioot hoofdstuk: No. 68 ‘Kruising van Dòe- en Praatkerk,’ waarin Bakels als wijlen Sequa onder oorverdovend fanfaregeblaas zijn hartekind - de Kerk - bekwakzalvert met garantie van volslagen genezing, nog aan deze zijde van 't graf. Om wat orde in deze chaos te scheppen pikken we de gekritiseerde grootheden één voor één op. ‘De preek,’ zegt Bakels, ‘is de zweer op den Protestantschen eeredienst’ (157). Niet alleen is ze ‘vervelend,’ doch ook vaak ‘stuitend van onwaarheid.’ Schr. heeft in 30 jaar honderden preken gehoord: er was er niet één, waarin hij geheel òpging. ‘Bovendien wordt je ziel vaak gekwetst, omdat al wat je hoort één reusachtige onwaarheid is.’ Men schildert God veel te ‘lief.’ Men durft niet te spreken over de onsterfelikheid, doch geeft surrogaat daarvan. ‘Wel was er ééns 'n jonge vrijzinnige dominé geweest die in de verteGa naar voetnoot1).. schuchter gewezen had op rampzalige toestanden, die er misschien in het hiernamaals zouden kùnnen zijn en dat het Wereldbestuur klaarblijkelijk niet zo lief was. Maar toen waren de fatsoendelijke juffrouwen, die de meerderheid van 's mans gehoor uitmaakten terstond boos geworden en 's mans professor, die er van hoorde, had hem geschreven dat het schandelijk geweest was. (Historisch!)’ (92). | |||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||
Bovendien wordt de kerkgangers een ‘hemel op aarde’ beloofd als sloteffect van 'n evolutie-proses, bestaande in 't ‘al-maar-beter-worden’ van de mensheid. Bakels vindt dat bedriegerij. Doch bovenal is de preek slaapverwekkend-vervelend en worden de kerk-bezoekers passievelik ‘begodsdienstoefend’ zodat de ‘intellectuels’ 't eigelik het eerst òpgeven. De anderen laten ‘middelmatigGa naar voetnoot1) kalm’ ‘de preekklanken over hun hoofd gaan.’ Dat komt niet alleen, doordat de mensen ‘boos worden’ en ‘niet meer komen’ als ‘je zegt, zoo je 't meent,’ doch ook door de preek zelf. Niemand kan zestig tot honderd preken per jaar produseren of 't wordt fabriekswerk (en dan de maandblaadjes nog!). Bakels erkent, zijn preken zo goed als allen ‘ontleend’ te hebben aan Laurillard(!), Frensen, en anderen. Hij had drie planken van zijn.. boekenkast vol papieren preken om er af- en uittreksels van te maken. Deze arbeid noemt hij: ‘procrustus-gedoe’ (rekken tot de geijkte lengte) en ‘hybridizeering.’ Dat is de ‘lijdensweg van de preek’: lange inleidingen, ‘die vaak niets ter zake doen,’ om ‘een zekere tijd vol te praten,’ en ‘dan wordt in 999 van de 1000 gevallen een van de oude Joden bij de kop genomen, die met de eeredienst van God niets te maken hebben. Is 't niet te zot?’Ga naar voetnoot2) Vervolgens geeft B. enkele staaltjes van illustere pogingen tot recordverbetering op de renbaan van 't onzinnige. Hij heeft de dolerende ds. Oosting te Scheveningen bijna twee uren lang horen preken over de inrichting van een tuin van koning SalomoGa naar voetnoot3) (160) en vertelt van twee Ned. Herv. predikanten te Sneek, die elkaar beurtelings voor de kerkdienst drie gezangen opgaven, waaromheen 'n preek moest worden gerebust. Du sublime au ridicule il n'y a qu'un pasteur. Geen wonder dus, dat het met 't kerkbezoek slecht gesteld is. Schr. haalt het oordeel aan van Ds. Le Roy te Sloterdijk over Amsterdams kerkbezoek. Deze vergelijkt hoeveel mensen van Haarlemmerdijk en de Van Lennepstraten nog naar de kerk gaan en hun kinderen nog naar de catechesatie sturen met het aantal leden der kerk, die in dat stadskwartier wonen en konkludeert dan: ‘indien het cijfer bekend gemaakt zou worden, zou onze kerk onderste boven vallen, gesteld dat zij nog vallen kon.’Ga naar voetnoot4) In Friesland en Noord-Holland is 't even treurig gesteld, de dominees preken voor 20 of 30, soms voor 12 mensen, terwijl er 500 konden zijn. Schrijver haalt uit de N.R. Ct. van 30 Okt. '18 een artiekel aan, waaruit blijkt, dat het in de synagogen minstens even erg is. Men wilde daar zelfs figuranten huren - tegen betaling dus - om aan het vereiste aantal bezoekers te komen! ‘Het ambt van geestelike is dus 'n ondankbaar baantje. Hoe komt het, dat men er toch telkens recruten voor vindt?’ ‘Het gáát slecht. De predikantennood is tamelijk ernstig, niet alleen bij vrijzinnigen, maar zelfs bij doleerenden enz.’ | |||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||
‘Men neemt dan ook alles aan. Een litt. student, die door geen enkel examen kon komen, “slaagde” als theoloog geregeld voor elk examen en werd gewoon dominé.’ ‘Zelfs verstandige,Ga naar voetnoot1) maar met doofheid behepte jongelui werden in mijn tijd als student aangenomen.’ ‘Thans begint men bij gebrek aan mannen ('t zij doove, 't zij hoorende, 't zij domme, 't zij slimme) jonge damesGa naar voetnoot2) als studenten aan te nemen.’ ‘Maar ondanks dit alles vindt men toch nog vrij wat normaleGa naar voetnoot3) jonge mannen.’ De oplossing van dit raadsel is zoo: Er zijn kerkelijke beurzen. In Van Alphens kerkelijk handboek 1914 staan wel ongeveer honderd soorten van beurzen opgenoemd. ‘Het is een groot hulpmiddel, zoo'n beurs. Zelfs voor de heel, héél dommen. Ik weet van een jongen man, die door familie-relaties zulk een beurs te pakken kreeg, dat hij 8 jaar over 5 klassen van 't gymnasium deed. Hij gaf 't toen op, maar zijn broer werd dominé, doch (daar hij ongeveer dezelfde geestes-capaciteiten had) moet ge niet vragen hòe.’ Deze wijze van rekruteering is zóó algemeen, dat Bakels onder zijn vele ‘kennissen-onder-de-predikanten’ er maar één heeft, waarvan hij weet, dat deze niet geldelik voortgeholpen is. ‘Men voelt, hoe onvrij de positie van zulke jongelui wordt. Schr. ‘zou sterke staaltjes kunnen noemen,’ o.a. van een student, die zoodanig door zijn prof. ‘gekoejeneerd’ werd, dat hij zich wilde verdrinken. Bakels-zelf wordt nog woedend, als hij bedenkt ‘hoe onwaardig hij wel behandeld is.’ Het lijkt ons werkelik niet overbodig, hier even op te merken, dat al het bovenstaande gewetensvol geabstraheerd is uit de hoofdstukken 62 tot 68 van het ‘Leekenboek.’ Als konklusies pikken we op: ‘Twintig jaar ben ik (de schrijver) dominé geweest. En ik zeg u, 't is een reuzetoer. Ik voor mij ben er onder bezweken’ (167). ‘Historische feitjes van de laatste paar jaar.’
Er zou heel wat meer te siteren zijn. Er zouden heel wat konklusies te trekken zijn. De lezer doe dat zelve. | |||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||
Mr. Punch geeft tot slot van dit hoofdstuk nogmaals het woord aan de geachte spreker. (Leekeboek, blz. 155.) ‘En 't dwaze is dat verreweg de meeste kerkelijke menschen van heden niet eens schijnen te voelen dat hun kerk dood-, dóód-ziek is. Lijdende aan anaemie (bloedarmoede), geatrophieerdheid. Voelt ge 't dan niet. Ge behoort toch niet (zoo dom zijt ge niet!) tot die mensen, waarvan de bijbel meer dan eens zegt dat ze “ziende blind” zijn.’
* * *
't Is misschien niet netjes, maar 't is zo: Mr. Punch voelt, dit alles òverschrijvende, 'n brede grijnslach om z'n kaken trekken. ‘Dat alles is dood’ heeft hij gezegd. En z'n tante van de Hortensia heeft hem uitgebannen uit de kring der bevoegde critici. Doch daar komt 'n tuinman in de teologiese hof, 'n hovenier met twintig dienstjaren, bekijkt de Hortensia nauwkeurig en roept, beroerd door grote benauwenisse: ‘Mens, zie je 't dan niet! Dóód.... dóód-ziek is tie! Eigenlik kan j'em wel weggooien.... Maar dat is zo sneu, hè.... 't was zo'n lief blommetje.... we zullen 't eerst nog es met wat kunstmest proberen.’ En nu huilt de teologiese-Handelsblad-Clemenceau in Liederbundel-formaat, Dr. C.E. Hooykaas, van ‘défaitisme’ en de andere dominé's steken de eerwaarde koppen bij mekaar in ‘De Hervorming’ en elders en bulken benauwde strotaandoeningen als koeien bij naderend onweer: ‘was tie op blz. 111 maar opgehouden.’ Mr. Punch grijnslacht. Hij bedenkt, hoe kort het nog maar geleden is, dat de term ‘religieuse opleving’ ver boven pari stond. Er werd in gespekuleerd.... gegokt zeg ik u. We kennen strebertjes, die door de religieuzigheid tot baantjes werden ‘opgeleefd,’ ver boven hun geestelike stand. En nu staan de aandeeltjes min of meer als Russiese roebels of Oostenrijkse kronen.... Doch er wordt mee gegokt.... méér dan ooit! Moderne.... geestelike.... religieuze.... windhandel.
* * *
Hoofdstuk 68. De bloedarmoedige, aan seniele aftakeling lijdende, doodzieke kerk onder behandeling van Sequa. Recept: ‘kruising van doe- en praatkerk. De doe-kerk is de roomse, de praat-kerk de protestantse, het produkt der copulatie is als volgt:
| |||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||
Dezulken voelen dan reeds aankomen, op 'n bepaald ogenblik ‘met hun gedachten in God te zullen verzinken.’ Er zijn van die helderziende mensen. ‘[Op dit moment kon facultatief (al naarmate de gemeente al of niet bang was om zich te branden aan koud water) gewijde rook ten hemel stijgen als zinnebeeld van de ten hemel stijgende biddende gedachten der gemeente. De voorganger, die bang was zich aan genoemd koud water te branden en Roomsch te lijken, kon 't nalaten].’ U ziet, we benne lieberaol. Bakels kent z'n pappenheimers tamelik goed. Op 'n andere plaats beweert hij iets, dat orthodox lijkt en is dan bang, dat z'n linkskerkelike lezers kippenvel zullen krijgen. Weer ergens anders zegt hij, dat er geen echte pantheïsten zijn, ze noemen zich alleen zo uit protest tegen de theïsten. En deze omgekeerd.... vult u maar in. Dat hij daarmee 't wezenlike in al die geloverij even sterk ontkent als Mr. Punch, toen deze schreef: ‘er bestaat in ons land geen godsdienstig leven, er bestaan alleen 'n massa godsdienstige tegenstellingen,’ dat schijnt hij niet te beseffen.
V. Onze Vader die in de hemelen zijt, De schoolmeesters herkennen dit soort oefeningen in burengerucht dadelik. Mr. Punch herinnert zich met ontzetting nog 'n buurman, wiens klas tweemaal per week toevallen had van: Ro-zen-bur-rug, Wel-plaat-, IJs-sel-mon-de, Voor-re-ne en Put-te, Bai-jer-land, Ai-land van Dor-drecht, Tien-ge-me-te, Goe-reej, en O-ver-flak-keej. 't Slot was hoog-gaande ruzie.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||
We waarschuwen dus Ds. Bakels: dergelike dingen moeten vooraf worden ingestudeerd, net als 'n huldiging van de Koningin met afspannen van de paarden, want anders mislukken ze jammerlik. ‘Daarna drie minuten doodelijke stilte. Ieder peinze (bidde) voor zich.’ Mr. Punch vindt deze drie minuten voor neussnuiten, schuifelen met voeten en gezangenbundels en laten vallen van paraplujen véél te lang. Maar 'n juffrouw in ‘De Hervorming’ was er opgewonden en finaal-overstag van blijdschap mee. Zou ze 't zo overdruk hebben met haar buurvrouwen, dat ze tuis geen drie minuten per week kan vinden om dodelik-stil te zijn?
‘En zo moeten ze wel opletten’ meent de schrijver. Alleen m'n kollega van daarstraks zal dit wellicht beamen, want hij hoorde niet of scheen niet te willen horen, wat z'n leerlingen uithaalden, die kans zagen onder deze Babyloniese tempelzangen, zich min of meer verdekt op te stellen. Maar Mr. Punch wil heus ernstig waarschuwen, dat deze massa-monologen alleen prikkelend werken op buren en straatjongens. Bakels noemt ze zelf wel: ‘wirkungsvoll,’ doch we vrezen ernstig, dat deze ‘Wirkung’ op den duur die van cascara of wonderolie zal evenaren.
* * *
En deze man wéét het zo goed! Hoor maar, hoe hij een preek beschrijft ‘van een onzer beroemdste predikers,’ nog wel uit Den Haag. ‘Zoo had je dan dat mooie verhaal van Eliza den profeet, die zich door muziek liet opwinden tot het ontvangen van den Godsgeest. Dit was voor den dominé eene gereede aanleiding tot het prijzen van de muziek en in 't algemeen van de kunst. O.a. zei hij, dat 't nuttig was, als je ruzie in 't huisgezin had, dan samen te gaan zingen! Dus de “Kunst” was een hoog goed. Maar toch kon ze Godsdienst niet vervangen’Ga naar voetnoot1) (175-176). Ziet daar lezers.... Dat is de meest absolute superlativus van kletskoekerigheid, dat | |||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||
is grandioos van onaantastbare stupiditeit, dat is zenuw-moordend van belachelikheid.... minstens even erg als de waanzinnige waereld... En moet dat nou allemaal genezen met wat rook en wat babyloniese tempelzangen?
* * *
Laat ons tot slot met 'n tweetal kleine sitaatjes aantonen dat het staaltje uit het vorige hoofdstuk niets buitengewoons is. Alles ‘op modern gebied’ is van dezelfde soep doortrokken. Uit ‘De Hervorming,’ een der best geredigeerde moderne weekblaadjes. 12 Oktober 1918. Kopartiekel. | |||||||||||||||
‘Herfst.’‘De overgang van zomer naar herfst gaat vaak ongemerkt en geleidelik. Dit jaar schijnen we echter geen nazomer te zullen hebben. Een gure September-maand maakte het vroeg herfst. De tijd van verdorren, van ontbladerde boomen en leege velden, van verlaten nestjes en laatste knoppen, die niet meer open zullen gaan, is gekomen’ enz. enz. Natuurlik eindigt dit alles na ruim een kolom met Gods liefde. 't Is van dominé Bruins en te kwalifiseren met: vrijzinnig-godsdienstige-sigarenwinkel-konversatie. Uit ‘De Blijde Wereld,’ Christen-Socialistisch weekblad van 9 Mei 1919. (Kopartiekel.) | |||||||||||||||
‘Vertrouwen.’‘De lente wil niet komen. Een enkele dag zonneschijn, warmte, licht temidden van weken waarin het kil en koud is en de luchten hard zijn en grijs. Nachtvorsten houden den groei tegen en bedreigen het jonge leven, dat is uitgekomen. Hoe lang het zoo nog duren zal? Wij weten het niet. Dit weten wij dat het zoo niet zal blijven’ enz. (Ds. S. Winkel). Lezers, dat is 'n Mei-artiekel in een socialistíes blad.... Mr. Punch ziet nog die heerlike Mei-avend, waarop een van zijn vrienden Scheltema, Roland Holst en Speenhoff (‘Krekelzangen,’ o.a. de schitterende Marsch der Proleten) deklameerde voor een zaal stampvol arbeiders. Hij voèlt nog de trillende stilte van ingehouden hartstocht, hij ruikt nog de opwindende, dronken-makende meigeuren, hij ziet nog die kerel met fonkelende ogen, vuisten toegeknepen, van z'n stoel opstaan, toen ‘De Daad’ werd gedeklameerd, hij hoòrt nog trillen de ziel van deze vergadering in de Internationale....
* * *
‘Zingen is zo nuttig als je ruzie hebt.’ ‘Dit jaar schijnen we echter geen nazomer te zullen hebben.’ ‘De lente wil niet komen’........ Genoeg van die rommel. Ze stinkt. Mr. Punch. |
|