De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| ||||||||
Personen:
Twee dagen na het derde bedrijf. Middag, ongeveer 4 uur.
Toneel als in 't eerste bedrijf. Nog meer blommen dan toen: annonseren buitengewone dingen. Wit domineert: kleur van bruiloft en begrafenis, van koud-steriele-konventionele gebeurlikheden met wijn, taartjes en gclegenheidsspeechen, van bloed- en levenloos vreugde-surrogaat, van biggelendetranen en hoge-hoeden-met-witte-dassen-smart. Aan deze kamer is niet te zien of ze moet dienen voor bruiloft of begrafenis. Het wit, oneindiglik weerkaatst in spiegelglas, plekt kwistig op de burgerlike deftigheid als schimmelvlekken op een geklede jas. Er zìjn hier schimmelvlekken; vooral op Betty's zedelikheid. Mama Van Ommeren is het zich pijnlik bewust; de andere liefhebbende ouders vermoeden het slechts: vooral de vader-handelaar weet gewoonlik meer van de inventaris van zijn pakhuizen dan van die zijner dochter boven de twaalf jaar. André heeft zich 'n keer vergist - wat hem niet kwalik genomen kan worden: vergissen is menselik - doch Betty beging toen meer dan een vergissing: zij bedekte zich met schande. Deze bedekking nu is nog minder in tel dan pelgrimspijen of boetekleden. Mama van Ommeren voelt, dat zij als moeder van een geschandvlekte dochter eigelik ook min of meer in de knel zit. Er is slechts één kans: niet-gepubliseerde burgerlike schande is geen schande. Alzo speelt men verstoppertje: Betty met wijde japonnen en Mevrouw met moederlike glimlachjes. Doch de familie Van Buren is niet van gisteren. Er is niets, waarin stompe mensen zo scherp zijn, als in fatsoenskwesties. Als 'n jongen en een meisje zo erg gauw trouwen willen.... dan is er gewoonlik ‘'n luchtje aan’ en steken bezorgde familieleden de koppen bijelkaar als koeien bij een naderend onweer. Natuurlik vragen ze niets rechtuit: ‘stel je voor, | ||||||||
[pagina 373]
| ||||||||
dat het niet waar was, je zou je doodschamen,’ doch ze wroeten en speuren als 'n politiehond ‘die men de lucht gegeven heeft.’
Alzo krijgt mevrouw Van Ommeren een boven-menselike taak, doch ze voelt zich gesterkt in het bewustzijn te kampen voor de eer van haar lieveling. En, nietwaar?.... moederliefde is sterker dan dood, schande.... enfin dan 'n hele roman-inventaris. De familie Van Buren is vijftig jaar vroeger geacht geworden dan de familie Van Ommeren en is dus deftiger. Arbeid adelt - zoals in de schoolboekjes staat - doch niet-arbeiden adelt nog meer en zelfs kan alleen Vader Tijd van het nikkel dier hogere adel de roestvlekken van de schoolboekjes-arbeiders-adel afpoetsen. Meneer Van Buren kan door niemand verweten worden, dat hij wel eens loondienst zou hebben verricht en alleen de oudste inwoners van de stad herinneren zich met begrijpelike trots, dat zijn vader nog niet ‘voor z'n eigen’ werkte. Van Buren's vóóradelik tijdperk wordt dus bijna 'n overlevering en hijzelf 'n patriciër. Zijn uitspraken over het weer van gisteren, van vandaag, alsmede dat van morgen zijn derhalve voor geen tegenspraak vatbaar. Evenmin is het nog ooit voorgekomen, dat iemand in zijn tegenwoordigheid openlik aan de juistheid van zijn politieke- en teologiese banvonnissen durfde twijfelen. Hij spreekt namelik in banvonnissen; ze toelichten vindt hij minderwaardig, dat kunnen lui doen, die daarvoor betaald worden. Vandaar dat hij kontribueert aan een Liberale Kiesvereniging en aan de Remonstrantse Broederschap. Z'n vrouw ‘doet’ niet aan ‘polletiek’ en dus vat ze alle sociale- en ekonomiese problemen te zamen in een viertal: diefstal, moord, onzedelikheid en verhoging van de belasting, feilen, die ze aan de kranten, de socialen en de hoogmoed toeschrijft. Gemengd nieuws en litterair-bijvoegsel van haar kleinsteeds dagblaadje verschaffen haar voor de propanganda van deze zienswijze steeds onuitputtelik disputeer-materiaal. Teologies is mevrouw 'n tussenvorm: van huis uit ‘otterdoks’ en nog vol oude ‘zuurdesem,’ onder weldadige invloed van de banvonnissen van haar echtgenoot vermodernd. Doch haar gehele wezen wordt beheerst en zelfs overheerst door de meest konsekwente Hollandse konversatie-goedmoedigheid, die van elke gedachtenwisseling woordennapraterij maakt: fatsoendelike konversatie eist eenstemmigheid quand-même, al moet men binnen 't half uur tien maal van mening veranderen. Een dame van deze soort prikkelt men nimmer tot het verdedigen van een eigen mening: ze beaamt vriendelik alles, wat ge belieft te zeggen - als ge geacht zijt tenminste of zaken met haar man doet - ze kent slechts twee uitersten: konversatie-glimlach of ordinaire scheldpartij. Tegenover al deze deugden heeft ze maar één gebrek en wel dit, dat ze in haar hele lange leven nooit iets werkelik-gemeens heeft gedaan; de enige kans voor 'n individu, te klein voor 'n romantiese heldenrol, om enig relief te brengen in de slaperige vlakheid van een eerzaam mensenleven. Er zijn - helaas een zeer klein aantal - mensen, die de sympatie verdienen van ieder, die ze ontmoet, door snelheid en intensiteit, waarmee ze allerlei goede dingen doen en allerlei onvergeefliken doodzonden bedrijven. Een dergelik vermakelik individu is 'n buitenkansje. De grote rest is vervelend omdat ze nooit iets superieurs doel en evenmin wat inferieurs. Alleen tot het laatste zijn enkelen van deze grote groep in staat, en het is in elk geval vermakeliker dezulken in putjes, putten en afgronden te zien duikelen, dan dat ze zelfs ook dit weten te vermijden. Tot de wanhopig-eerzame leden onzer samenleving, | ||||||||
[pagina 374]
| ||||||||
die zelfs daartoe in staat bleken, behoort Mevrouw Van Buren. Ze is zo goed, goedig, goedgeefs, goedsmoeds, goedlachs, goedgehumeurd, goed van vertrouwen en goed gesitueerd, dat ze allerergerlikst - dicht bij de limiet van 't engelachtige komt: allerergerlikst in t' bizonder voor degenen, die in deugden en vooral in middelen minder ruim-gesorteerd zijn.
| ||||||||
1e Toneel.
Meneer en Mevrouw Van Ommeren, Meneer en Mevrouw Van Buren. Allen schitterend uitgedost: Mevrouw v. O. brillant-modern als 'n film-affiche, Mevrouw v. B. bescheidenlik (de zuurdesem) doch deftig glanzend van donkere zijde als het puik van goed-gesitueerde ingetogenheid; de heren als lieden-van-zaken op z'n best: d.w.z. in rok met fijne sigaar. De dames zitten naast elkaar, als moeders, die straks door God verenigd zullen zijn en dus door mensen niet meer te scheiden; de heren zijn eveneens gepaard, doch meer door Mercurius en deze heidense godheid van handelaars en dieven smeedt boeien, die alleen door Mammon en een notaris kunnen worden geslaakt.
Mevr. v. O.
(met 'n blik op de klok en 'n verdacht surplus aan lievigheid in haar stem):
Wel, ik geloof.... dat onze lieve kinderen nu de eerste stap gezet hebben.... vier uur.... het moet nu gebeurd zijn, niet waar? Ik zie ze al samen knusjes in 't open rijtuig zitten.... allerliefst idee, hè - zo'n toertje na het aantekenen....
Mevr. v. B.
(presizerend):
O ja, 'n allerliefst idee van onze jongen....
Men. v. B.
(stem der wijsheid):
Dan kenne ze es goed d'r wège overdenke.... nou 'et toch beslist is....
Men. v. O.
(gemaakt-luchtig):
D'r wege overdenke! God kerel, dat doe je pas, as je voor de tiende keer met je vrouw ruzie hebt gehad.
Mevr. v. B.:
Ja, zulke lichtzinnige mensen zijn er maar àl te veel.... Maar onze André....
Mevr. v. O.
(overspuit 't opkomende brandje met lievigheid):
O zeker, zeker.... ze hebben trouwens al heèl wat toekomstplannen gemaakt.... En weet u, wat ik altijd zo ècht aardig vond.... dat ze het altijd samen zo dàdelik eens waren, hè?
Mevr. v. B.:
O ja, André is volstrekt niet moeilik.... 't Is altijd 'n beste jongen geweest.... helemaal niet geschikt voor ruzie of verschil (kwasie-naïf). We zijn ook altijd wàt bezorgd voor hem geweest.... welk meisje hij kiezen zou......
Mevr. v. O.
(houdt het gesprek in 't abstrakte):
Ja.... zoiets is van 't groòtste belang hè.... voor òns soort mensen... ofschoon (diepzinnig) eigelik toch wel voor iedereen.
| ||||||||
[pagina 375]
| ||||||||
Men. v. B.:
D'r benne d'r 'n hoop, die getrouwd benne voor ze 't wete....
Men. v. O.:
Dat geloòf ik.... maar às ze 't wete! (veelbetekenende mimiek).
Men. v. B.:
Dan hebbe ze d'r verdiende loon.
Hiermee is 't gesprek op 't dode punt. Stilte. Dan snijdt Mevr. v. O. voorzichtig een nieuw onderwerp aan.
Mevr. v. O.:
Het nestje van ons jonge paartje zal er keùrig uitzien, nietwaar?
Men. v. B.:
Overdreven.
Men. v. O.:
God, kerel, dat is eenmaal de mode tegenwoordig.... de ouwe deftigheid is niet meer in tel.
Men. v. B.:
'n Verstandig mens kìjkt naar geen mode.
Mevr. v. O.
(tracht in elk geval haar vriendin te winnen):
Kom, kom; dat begrijpen wìj beter, nietwaar, mevrouw?
Mevr. v. B.:
André's stand vereist nu eenmaal lukse....
Mevr. v. O.
(opgelucht):
Nietwaar?
Mevr. v. B.:
Maar ik vind dat huis volstrekt nièts voor hem.... Helemaal zo oùd en de kamers zo groot.... en zo ongezellig.... en niet eens een doòrlopende plee.... maar alles moest ook zo gaùw gebeuren.... ik begrìjp dat niet....
Mevr. v. O.
(toegeeflik):
Och. jonge mensen zijn nu eenmaal wat haastig gebakerd, hè?
Men. v. B.:
André most wijzer wezen.... 't Is nou geen tijd om te trouwen....
Men. v. O.
(beleefdheidshalve):
Met de oorlog?
Men. v. B.:
't Is geen tijd.... Maar (handbeweging) hij wil zèlf....
Mevr. v. O.
(beproeft ook dit kansje):
Nietwaar?.... en waarom zullen we 't onze kinderen moèilik maken... Ze zullen zich tòch in niets behoeven te bekrimpen.... | ||||||||
[pagina 376]
| ||||||||
Men. v. B.:
Nee.... ik ken goddank André wel wat meegeven.
Dit doet zeer positief de deur dicht. Nogmaals heerst er stilte. Doch moederliefde is even taai in 't opzoeken van nieuwe bronnen als 'n Minister van Financiën.
Mevr. v. O.:
Betty wil bepaàld haar piano meenemen.... Daar is ze toch zò aan gehecht.... Ze kan op 'n andere geen goeie noòt spelen, zegt ze.... 't Is ook 'n echte Ibach.... weet u.... 'n eerste klas merk....
Mevr. v. B.:
Ja, Betty speelt heèl lief, maar op de onze kan ze òòk goed terecht.... Dat is òòk 'n hele goeie.... hoe heet ie ook, man?
Men. v. B.:
Weet ik niet.... Hij hebt negehonderd pop gekost....
Men. v. O.
(deelnemend):
Sjonges!
Mevr. v. B.:
Ja, negehonderd guide, ziet u. 'n eèrste klas merk.... och, André wou 't graag lere en toen zei ik.... dan moste we d'r meteen maar een neme.... waar hij voor àltijd wat an heeft....
Mevr. v. O.:
Hij heeft er anders nog niet veel an gedaan, hè!
Mevr. v. B.:
Nu, dan is hij zeker hièr altijd een beetje verlegen geweest.... Want hij speelt heèl aàrdig.... U moest hem eens horen, als hij zingt van 't bloempje op de heide.... en dan begeleidt hij zichzelf. | ||||||||
2e Toneel.
De vorigen. Jo.
Jo komt binnen met benodigdheden voor tee. Ze mist iets van haar gewone zelfbeheersing, omdat ze voelt met de fijnheid van vrouwelike intuitie, dat ze een nederlaag gaat lijden tegen fatsoen, egoïsme, burgerlikheid, enfin tegen 'n ganse entente-cordiale van voortreffelikheden, waartegen elk verzet misdaad is. Voor 'n man nu is niets zenuw-sterkender dan de zekerheid 'n schaakpartij verloren te hebben, 'n vrouw zal een voor haar pijnlijk fait accompli zelden eer dan 'n maand na de beslissing in-zichzelf aanvaarden.
Jo
(geeft v. B. 'n hand):
'k Felisiteer u, meneer.
Men. v. B.:
O ja, dankje (leg 't maar neer) .
Jo
(tot mevrouw):
U ook, mevrouw.... | ||||||||
[pagina 377]
| ||||||||
Mevr. v. B.
(vol animo):
Dank je, Jo.... dank je, kind.... het zal voor jou 'n hele verandering zijn hè, als je zo kind-alleen bent....
Jo
(eksperimenteert):
O.... ik ga de volgende week in betrekking.... buiten de stad.... dus....
Men. v.B.
(hevig-belangstellend):
In betrekking?.... Zo! In betrekking zeg je.... Da's verstandig.... As wat?
Mevr. v. B.
(idem):
Ja.... wàt voor'n betrekking.... as 'k vragen mag....
Jo
(naïf):
O, dat is geen geheim.... kinderjuffrouw....
Men. v. B.
(zeer voldaan):
'n Heel passende betrekking.... uitstèkend voor je....
Mevr. v. B.
(medelijdend):
Kind, kind.... wat maak jìj het je eige toch moeilik.... Nu heb je hier zo'n goèd tehuis. Altijd maar jàgen naar wat anders....
Mevr. v. O.:
Nietwaar? Onbegrijpelik hè.... Maar Jo wìl niet anders.... en wat wìj zeggen heeft niet veel invloed op haar....
Men. v.O.
(onrustig):
Tut.... tut.... Jo heeft mij beloofd.... dat.... dat ze naar onze raad (bang voor interventie) naar mijn raad zou luisteren.... En dan kan ze gerùst blijven voor mìjn part....
Men. v. B.:
En ze wil zelf! (hoe is 't godsmogelik, dat iemand zich nog verzet!) .
Mevr. v. O.:
Ja, ze heeft het joù beloofd.... mij niet.... Och hemeltje, die beloften; hoe lang duren ze! Morgen wil de jonge dame weer wat anders.... we hebben genoeg leergeld betaald!
Jo
(bij 't buffet, half luid):
En niets geleerd....
Men. v. B.
(dikteert):
Ik zeg, 'n ouwer mot baàs blijve.... Anders motte ze maar op d'r eige bene staan.
Mevr. v. B.
(zachtmoedig):
Ja, dat vind ik òòk.... André heb teminste nooit van die grapjes gehad....
Men. v. B.:
Mos d'r nog bij komme.... | ||||||||
[pagina 378]
| ||||||||
Jo:
'n Kopje tee allemaal? (gereserveerde toestemming) .
Men. v. O.
(waagt nog 'n kansje):
Jo heeft mij ernstig beloofd.... dat alles nou goed zel gaan.... en ik weet.... dat ze te flink is.... om d'r belofte te breke.... dus motte wij nou geen roet in 't ete gooie.... nietwaar Jo?
Jo
(strak):
Ik hoùd mijn belofte, vader.... als ù het doet....
Men. v. B.
(veelbetekenend):
Mejuffrouw stelt haar eisen!
Mevr. v. O.
(zacht):
Ze trekt zich nergens wat van aan (luid) O. die karakters, mevrouw.... kinderen moesten eigelik geen karakter hébben....
Mevr. v. B.
(met voldoening):
Mijn André heeft gelukkig nooit karakter gehad.
Mevr. v. O.
(opgetogen):
En Betty dan! Nooit de minste last ervan.... Jo
(spottend):
Leve de karakterloosheid! (luid tot Mevrouw v. B.) U gebruikt zeker véél suiker, mevrouw?
Mevr. v. B.
(zeer lief):
Ja kindje.... ik lust ze graag nogal zoèt.... net as m'n man, die is òòk zo'n zoetekauw (Jo bedient het gezelschap van tee en koekjes) .
| ||||||||
3e Toneel.
De vorigen. Meneer Tolsma.
Meneer Tolsma is een liberaal gemeentepoliticus en dus spesialiteit in Zaandam en Amsterdam: eerstc-klas-politici ontlenen niet zelden hun reputatie aan datgene, wat door tegenstanders is tot stand gebracht. Doch Tolsma verricht zo nodig hacheliker karweitjes dan het zingen van elegieën op Wibaut en Duys: hij spreekt op aanvraag twee volle uren achtereen over 't liberale gemeenteprogram. In elk geval maakt hij gebruik van een soort Hollands, dat we niet genoeg in de aandacht kunnen aanbevelen van het Algemeen Nederlands Verbond, daar het oneindig-erger is dan winkeliers-, fournisseurs-de-la-cour en artistieke-vertalers-frans-, steenkolen- en mode-magazijn-engels of burokraten-duits.
Als iemand u bijvoorbeeld aanspreckt met: ‘lijnen, waarlangs het Bestuur ener Gemeente dient te worden uitgestippeld; een maatstaf, die aan een goed raadslid dient te worden aangelegd; verbeteringen, die in het oog dienen te worden gevat, doch niet straffeloos kunnen worden verwaarloosd; een toekomst, die bedachtzaam, doch vrijmoedig in de ogen dient te worden gezien; gemeente-bedrijven, die niet tot melkkoetjes mogen worden gemaakt; een burokraticse sleur, die onze dierbare Oud-Vaderlandse vrijheid in een dwangbuis perst,’ en als zo iemand dan op die manier 'n paar uur door | ||||||||
[pagina 379]
| ||||||||
kan gaan, dan hebt ge, waarde lezer, waarschijnlik met een konfrater van meneer Tolsma te doen. Afweergeschut daartegen is nog niet uitgevonden - men is zeer traag in het bestrijden van abstrakte gruwelen - alleen zeer haveloze kleding of 'n onmiskenbaar pooierachtig uiterlik zijn voldoende waarborgen tegen deze openbare aanranding van uw zedelikheid.
Tolsma
(gereserveerde buiging voor Jo):
Mejuffrouw!
Jo
(zeer deftig):
Meneer.
Tolsma
(drukt de overige aanwezigen de hand):
M'n welgemeende felisitaties, dames en heren (tot v. O.) de zaak staat subliem, meneer Van Ommeren.... over een uur hijsen we de blauwe vlag.... (Jo geeft tekenen van onrust) .
Men. v. O.
(zenuwachtig):
Daar is nog niks van te zegge....
Tolsma:
Niets van te zèggen! Uw verkiezing is gegarandeerd!.... In de eerste plaats.... onze geestverwanten komen goed op....
Jo
(spottend):
Jammer, dat er zo weinig zijn....
Tolsma:
Pardon.... het gehàlte bepaalt hier de waarde.... En dan stemmen de klerikalen verwoed.... U weet, wat dat in dìt geval betekent....
Jo
(zeer onrustig):
Wat betekent dat, meneer Tolsma....
Tolsma
(vrolik):
Even zoveel stemmen op uw papa, mejuffrouw.
Jo:
Ook van de kristelike arbeiders?
Tolsma:
Zeker.... in dit geval.
Men. v. B.
(dicteert):
We benne allemaàl arrebeiders.
Tolsma:
Natuurlik.... volkòmen juist.... zeer ad-rem....
Men. v. O.
(gegêneerd onder Jo's aandacht):
Jo, geef meneer Tolsma 'n kopje tee (fluisterend tot Tolsma) Zeg niks van die vergadering.... van dat zaakje met De Koning.... m'n dochter zou dat niet goedkeuren (luid) Ik reken nèrgens op, meneer Tolsma.... en ik stà volstrekt niet op 't baantje ook....
| ||||||||
[pagina 380]
| ||||||||
Men. v. B.:
Wat drommel is dàt nou.... Je mot wèl raadslid worde.... Je weèt toch, dat ik die gronden aan de rivier mot hebbe.... waar de nieuwe haven komt....
Men. v. O.
(zeer onrustig):
Ja, ja!
Tolsma:
Och, meneer Van Buren.... dat is loutere bescheidenheid.... Weest u inmiddels gerust.... morgen is meneer Van Ommeren raadslid.... Volgens onze aantekeningen waren we vanmiddag om half drie.... dus na schafttijd van de fabrieksarbeiders.... veertig stemmen vóór.... Dat wordt er honderd....
Mevr. v. O.
(opgetogen):
Denkt u heùs?
Mevr. v. B.:
Ik vind honderd weìnig.... die nare onruststokers moesten eigelik geen èène stem krijgen.... Hoge belasting.... dieverij.... moord en (met 'n blik op Jo) onzedelikheid.... Wat sommige mensen daar toch in kunnen zièn!
Tolsma
(lachend):
Ho, ho, mevrouw.... zò erg is het niet.... die mensen werken in het.... natuurlik èng opgevatte.... belang van één bepaalde groep.... terwijl wìj onze invloed aanwenden.... ten nutte
Jo
(cynies):
van 't algemeen belang.
Tolsma
(stoïcijns):
Volkomen juist....
Jo
(hem zijn tee aanreikend):
En van gronden aan de rivier....
Men. v. O.
(nijdig):
Begìn je weer, Jo....
Men. v. B.:
Dat is zeker nièt in 't algemeen belang.... As daar ònze zaken gevestigd worde.... (zeer direkt) die van je vàder òòk, meisje.... dan verdiene daar honderden 'n boterham mee....
Tolsma
(vriendelik):
Ja, die kleine waarheid wordt door de rode genossen vriendelik over het hoòfd gezien, nietwaar?
Mevr. v. O.
(siteert):
Och, die verblinde menigte....
Tolsma:
Zeker mevrouw, enkele gewetenloze leiders.... wat tendensieuse literatuur.... en 't karretje ròlt wel.... | ||||||||
[pagina 381]
| ||||||||
Jo
(vist):
Wie zìjn die gewetenloze leiders, meneer Tolsma?
Tolsma
(verlegen door deze on-politieke vraag):
Tut, tut.... mejuffrouw.... geen persoonlik feit asjeblieft.... laat ons zàkelik blijven....
Jo:
Maar u legde zo de nadruk op de kristelike stemmen.... in dìt geval... wat betekent dat? (ziet haar vader aan, die onrustig zit te draaien) .
Tolsma:
Eenvoudig dìt, dat de klerikalen tans de bìllikheid inzien, om in dit geval.... terwille van de godsvrede, nietwaar.... in een liberale kandidatuur.... vakature bedoel ik.... weer 'n liberale kandidaat te kiezen...
Men. v. O.
(opgelucht):
Natuurlik!
Jo
(enigszins gerustgesteld):
Wees dan maar niet te voorbarig met uw blaùwe vlag.... 't kon wel es 'n rode wezen....
Tolsma
(schalks):
Wat krijg ik van u, mejuffrouw, als we de blauwe vlag hijsen....
Jo:
Niets.... of 'n blauw oog.... als u zo erg op blauw gesteld is....
Tolsma
(lachend):
Foei, u is 'n bolsjewiek.... Nu.... ik ga de laatste hand aan de leiding leggen.... tot stràks, dames en heren! (af) .
| ||||||||
4e Toneel.
De vorigen, behalve Tolsma.
Jo haalt kopjes op; meneer Van Buren wil haring of kuit hebben en wendt zich tot z'n compagnon.
Men. v.B.
(zacht):
Zeg.... onze zaken gaan toch doòr....
Men. v. O.
(nors):
Je weèt wel, dat ik mòt....
Men. v. B.:
Maar dan rèken ik er op, dat je raadslid wordt.... ik mòt die grond hebben.... en zelf mot ik 'n beetje op de àchtergrond blijve.... anders steekt het gepeupel z'n neus d'r weer in....
Men. v. O..
Of het dat tòch niet doet, as ìk dat zaakje bedissel....
Men. v. B.:
Nou ja.... jìj zit in de polletiek.... | ||||||||
[pagina 382]
| ||||||||
Men. v. O.
(bitter):
Dan komt het er mìnder op an....
Men. v. B.
(oprecht):
Bliksems man, wat wil je dàn.... 'k neem je toch niet voor nìks over.... met jouw schìtterende zaak.... met schitterende schulden....
Men. v. O.
(nijdig):
Hou maar op.... 'k weet er alles van.... je zei die grond hèbbe....
Men. v. B.
(kalm):
't Is in je eige belang....
Mevr. v. B.
(lief tot Jo, die haar kopje haalt):
Dàt was nu eens 'n geschikte partij voor je, Jo....
Jo:
U bedoelt....
Mevr. v. B.:
Wel.... meneer Tolsma....
Jo:
Zoveel vernuft verdièn ik niet, mevrouw....
Mevr. v. O.
(moederlik):
Goed, dat je het zèlf inziet, kind.... | ||||||||
5e Toneel.
De Vorigen. André en Betty.
Het aangetekende paar ziet er uit om te stelen. André blinkt van interessantheid en Betty's verleidelikheden zijn zo alleromvangrijkst in modeartiekelen verhuld, dat ze kromme benen of zelfs 'n bult zou kunnen torsen, zonder dat iemand ter wereld er iets van zou bemerken. Natuurlik hebben omhelzingen plaats en worden tranen gestort, zelfs André wordt door z'n liefhebbende mama's met gepaste vrijmoedigheid geknuffeld. Betty negeert Jo zeer gewetensvol, André zou het liever niêt doen, doch hij kàn niet anders - God helpe hem.
Mevr. v. O.:
Wel lllieve kinderen.... dat is de eêrste stap, hè....
André:
O ja, maar 't aantekenen heeft niet veel om 't lijf.... Er is niets geen wìjding bij, hè.... Zo droog, als was 't maar een eenvoudige formaliteit....
Mevr. v. B.:
Die wijding zal wel kòmen, jongen, op de dag van je huwelik, hè?
Betty:
O, maar we hebben mekaar veel ernstige dingen gezegd, onderweg.... niet waar, André?
André:
Natuurlik.... je kunt zèlf zo'n dag wijden, hè.... | ||||||||
[pagina 383]
| ||||||||
Mevr. v. B.
(opgetogen):
Hèb ik het niet gezegd.... van André....
Mevr. v. O.
(scepties):
En waar hebben jullie 't dan over gehad?
Betty
(lieftallig verlegen).
Nu.... over onze sàmenleving.... En wat we zullen doèn....
André
(vergist zich weer, tans ONmenselik):
Als er 'n kind is. (Algemene konsternatie; Mevr. v. O. wordt vaal, Betty inkarnaat.)
Mevr. v. B.
(na 'n verschrikkelike pauze):
Foei.... wat een rare opmerking, André....
André
(verlegen):
Nu ja.... ik bedoel niet zo dàdelik.... maar dat is toch....
Men. v. B.
(bars):
Geen gesprek voor mense, die nog niet eèns getrouwd benne....
Mevr. v. O.
(zachtmoedig):
Ja jongen, dat zeg ik nou ook....
André
(raakt totaal z'n zedelike koers kwijt):
Maar u weèt toch.... (verschrikkelike stilte) .
Mevr. v. O.
(toonloos):
Wat bedoel je, André?
Betty
(smekend):
André toch.... (allen staren het eminente jongmens aan) .
Men. v. B.
(bars):
Zeg, sta je ons voor de gèk te houwe?
André
(wanhopig):
Jullie doen allemaal.... of je van niks weet.... Ik heb het toch gezegd, dat we trouwen moèten....
Deze jobstijding wordt met gepaste gevoelens ontvangen: Betty breekt los in hartstochtelik gesnik, Mevr. v. O. valt in 'n mode-flauwte, Mevr. v. B. weent bezadiglik, Men. v. B. springt woedend op, Men. v. O. is vol medegevoel en Jo weet geen raad.... met haar tee.
Men. v. B.
(woedend):
Alledònders.... mot daàrom alles zo haastig.... nou begrijp ik veul, dat me eerst niet helder was....
Mevr. v. B.
(wenend):
Jonge, jonge.... we hebbe ons niet voor niks bezorgd gemaakt over je....
Andre
(Betty troostend, die hem verontwaardigd afweert):
Nou ja, zaàg daar nou maar niet langer over.... 't Was 'n vergissing.... en vergisse is menselik.... | ||||||||
[pagina 384]
| ||||||||
Mevr. v. B.:
Ja jonge.... maar 'n meisje.... diende wìjzer te weze....
Betty
(huilend):
O zeker.... alleèn 't meisje.... André niet.... die heeft er niets an kunnen doen.... André is jullie lieveling.... die kan nooit geen kwaàd doen.... (snelt rechts af, André volgt haar) .
André
(troostend):
Betty, wees nou wijzer.... ze mènen het zo kwaad niet.... 't Is de eerste schrik maar.... (af) .
| ||||||||
6e Toneel.
De Vorigen, behalve André en Betty.
Men. v. B.
(vol gevoel):
Ja, ja.... noù begrijp ik veul.... dat ik eerst niet begreep.... Dat huwelik mòst gauw plaats hebbe.... Ikke mos aan 't hakie worde geslage.... (grinnekend) tweé kompanjonschappe gelijk.... ja, ja.... we benne d'r 'n beetje ìngelope.... Je ken ook niet alles vooraf doorzien.... (stilte) .
Men. v. O.
(ijsbeert heen en weer, in tweestrijd, of hij z'n achtbare vennoot het huis uit zal schoppen, of z'n eigen fatsoen bewaren. Het laatste komt hem ten slotte het meest gepast voor):
As je soms denkt.... Van Buren.... dat ìk het al wist.... dan heb je 't mis.... ik verneem 't moois gelijk met jou....
Mevr. v. B.
(snikkend):
Maar 't mot dan toch hièr gebeurd weze.... dàt is zeker....
Men. v. B.:
Natuurlik, natuurlik.... in mijn huis (alleen 't idee is hem reeds te machtig) .
Mevr. v. O.:
Maar beste mensen.... u denkt toch niet.... dat ik zoiets zou hebben aangemoedigd.... 't treft mij ook dièp (snikt) als mòeder is het 'n bittere ervaring.... ofschoon André....
Mevr. v. B.:
Ja, die heeft natuurlik òòk wel wat schuld.... maar de vroùw moet toch in zo 'n geval haar èèr bewaren.... want als ze diè verliest.... verliest ze àlles.... Gelukkig, dat André zo edelmoedig is,.... anders zag het er slecht voor haar uit....
Men. v. B.
(doceert):
As er zoiets gebeurt, heeft de vrouw de grootste schuld....
Men. v. O.
(pacifiek):
Hoor es Van Buren, àl dat gepraat helpt nòu niks meer.
Men. v. B.
(ironies):
Je hebt gelijk, brave compagnon.... je ben slimmer as ik dacht.... | ||||||||
[pagina 385]
| ||||||||
Jo
(met bittere spot):
De zedelikheid bewandelt soms rare paden....
Mevr. v. O.
(heeft eindelik 'n bliksemafleider):
Och zwijg jij, nest.... jij steekt overal je brutale mond in.... jij triomfeert natuurlik.... dat je zuster.... die je haàt.... verkeerd gedaan heeft.... maar ìk zeg je.... niemand zal André en Betty ooit met de vinger nawijzen - terwijl jij door iedereen veracht zal worden....
Jo
(kalm):
Betty zou in m'n achting gerezen zijn, lieve mama.... als ze trots was geweest.... op haar onzedelikheid.... Maar 't was een vergìssing.
Men. v. O.
(nijdig):
Hou je mond, Jo.... zulke taal pàst hier niet....
Mevr. v. B.
(zachtmoedig):
Ik zou zeggen.... dat het geen wonder is.... van Betty.... als hier zulke taal gesproken wordt....
Mevr. v. O.
(smartelik):
Volkomen gelijk, lieve mevrouw.... we zullen ons huis spoedig moeten zuiveren van die taal....
Men. v. B.
Anders ziet u mìj tenminste hier niet meer....
Jo
(cynies):
Volgende week, meneer Van Buren, heeft die zuivering plaats gehad... U kunt dan vader ongestoord zuiveren.... van alles, wat hij nog in zich heeft.... dat wordt een nòg schoner zuiveringsproses.... Geluk ermee.... ouwe heer (kalm links-af) .
| ||||||||
7e Toneel.
De Vorigen - behalve Jo.
Mevr. v. O.
(snikkend):
Och, och.... beste meneer Van Buren.... wat een schaamte voor een moeder.... als 'n dochter zò diep gezonken is....
Men. v. B.
(resoluut):
Laat ze maar gauw ophoepele.... As ze nog méér gekheden uithaalt met die fijne familie De Koning.... dan kijken de mensen d'r òns ook nog op an....
Mevr. v. B.
(tot v. O):
Ik begrijp niet, wat uw dochter toch voor die mensen voèlt.... Vooreerst 'n dièf nietwaar?
Men. v. O.
(met 'n schichtige blik op de deur):
Nou ja....
Men. v. B.
(woedend):
Wat bliksem.... hij hebt het toch gisteravond op jouw vergaring zèlf erkend.... | ||||||||
[pagina 386]
| ||||||||
Men. v. O.
(knikt benepen):
Men. v. B.
Nou dan.... dan hebt m'n vrouw toch gelìjk (v. O. is buiten gevecht gesteld en zwijgt nors) .
Mevr. v. O.,
(handen-wassend):
Och, meneer van Buren.... m'n man heeft àltijd al 'n onbegrijpelik zwak gehad voor die familie.... Gerust.... ik heb het al duìzendmaal gezegd.... als hij al veèl vroeger.... beter opgetreden had.... was het noòit zo ver met z'n dochter gekomen....
Men. v. B.
(overzichtelik):
Zachte heelmeesters make stinkende wonde....
Men. v. O.
(tussen de tanden):
Godverdomme kerel, daàr heb je gelijk in.... | ||||||||
8e Toneel.
De Vorigen. Dominé Woodbrook. Jo.
Dominé Woodbrook treedt binnen, tegelijk met Jo en een schaal taartjes. Doch dominé is minder zoet dan gewoonlik: er is blijkbaar iets, dat hem dwars zit. Toch is zijn handjes-geverij even beminnelik als anders en ontvloeit hemelse manna overvloediglik z'n lippen.
Dominé Woodbrook.
Beste vrienden.... mijn hàrtelike gelukwensen.... Dat het huwelik van uw kinderen moge worden tot hun eìgen dièp geluk en tot ùw stille vreugde en de kroon van uw grijsheid straks.
Mevr. v. O.
(heeft 'n opkikkering hard nodig):
O, dànk u, dominé.... dat vooruitzicht geeft me de kràcht.... om de scheiding te verdràgen....
Mevr. v. B.
(kan dat niet onder zich laten):
Ja.... 't is voor òns ook wat.... ons ènig kind, hè....
Mevr. v. O.
(tragies):
Och.... helaas.... is 't ook mijn enig kind....
Dominé
(mewarig):
Kom, kom, mevrouwtje.... niet zo treurig op deze dag.... van jòng geluk (afleidend) Waar zìjn bruid en bruidegom?
Mevr. v. O.
O, ze zijn even alleen.... in de zijkamer (glimlachend) . Ze verlangen nù soms al naar de eenzaamheid.... Ik zal ze even roepen (af) .
| ||||||||
9e Toneel.
De vorigen. André en Betty.
Dominé gaat naast Meneer van O. zitten.
Jo:
'n Kopje tee, dominé.... | ||||||||
[pagina 387]
| ||||||||
Dominé:
Heèl graag, kind....
Jo:
Suiker en melk, nietwaar....
Dominé:
Zo ìs het....
Mevrouw v. O. treedt op met haar dressuur. De ondervonden mishandeling is, vooral aan Betty, nog duidelik waarneembaar.
Dominé:
Ha, daar hebben we bruid en bruidegom (zegent ze) . Zo, zo, kinderen... zochten jullie zo de éénzaamheid.... ja, ja, in zoo'n tijd valt vèel te overdènken, hè?.... Maar wat zie ik.... nu al bruidstraantjes gestort... Ja.... ook 't gelùk heeft zijn tranen....
Mevr. v. O.
(trots):
Och dominé, Betty is de laatste tijd zo nerveus.... ze heeft helemaal de aard van haar moèder....
André
(zacht tot papa):
En nou begint u niet weer opnièuw, hoor!.... Is dat 'n aanstellerij op 'n dag als dèze.... 't Is gewoon infaàm.
Men. v. B.
(grommend):
Wees jìj d'r trots op, dat je d'r ingevlogen ben....
Dominé
(tot Betty):
Ja kind, die traantjes van geluk zijn de kòstbaarste bruidstraantjes, hoor.... Stort jij ze maar vrìjuit.... we zullen ze hèus niet verkeerd opvatten....
Mevp. v. B.
(moederlik):
Och, nee, we wèten wel, hè dominé, dat ze àlles krijgt, wat haar hàrtje begeert....
Dominé
(zacht terechtwijzend):
Maar bovenal de liefde, mevrouw.... van haar aanstaande màn....
Jo presenteert taartjes. Als ze bij Men. v. B. komt, aarzelt deze zeer geprononseerd, om z'n keus te doen.
Jo
(vriendelik):
D'r zijn enkel nog maar zùre meneer,.... wil ik soms wat àndere bijhalen?
Men. v. B.
(stug):
Ik lust ze liever met roòm....
André
(om 't goed te maken):
O hé, Jo, pa is dol op zoetigheid, wìst je dat niet?
Jo
(in de deur):
Daarom houdt hij zoveel van jòu, André.... (af.)
| ||||||||
[pagina 388]
| ||||||||
Verlegen stilte. Dan barst meneer Van Buren los: Bemoei je ook niet met die meid, André. Weèr stilte. Dan begint Betty te huilen.
Betty
(jammerend):
O, ik vind het zo nàar, dat Jo telkens zo hatelik is (alle vrouwen, benevens André troosten haar) .
Mevr. v. O.
(bitter):
Och kindje, troòst je maar.... jij bent niet zo geestig als je zuster.... maar je mocht toch niet graag met haar òversteken....
André
(verklarend):
Och. Jo heeft geen hart, zie je....
Dominé
(tot v. O.):
Ik heb gehoord.... dat u tòch gebruik gemaakt hebt.... van dat geheim.... met De Koning.... Ik hòop, dat het niet juist is....
Men. v. O.
(met zelfverlochening):
Tòlsma dee het....
Dominé
(strak):
Zo.... juist.... maar dat was toch de àfspraak niet....
Men. v. B.
(begrijpt er niets van):
Geen àfspraak.... wat wille jullie toch.... waarom most die vent gespaard worde?
Dominé
(ernstig):
Het betreft hier 'n verbroken belofte Van Buren (tot v. O.) Weet uw dòchter het?
Men. v. O.
(zenuwachtig):
Nee.... en ze mòet het niet weten, ook.... Ik kòn niet anders.... die hele vergadering mislukte.... er was veel kristelik publiek.... 't kwam er dus op àn.... ik kàn niet spreke.... voor 'n zaal mense.... maakte d'r nìks van.... De Koning debatteerde.... fel.... duidelik.... hij pàkte de lui.... we voelde àlle grond wegzinke.... toe heb ik het Tolsma verteld.... het mòest (nijdig) 't is z'n eige schuld.
Dominé
(hoofdschuddend):
Als uw dòchter het te weten komt (Jo komt binnen) .
Men. v. O.
(angstig):
Ssst!
Mevr. v. Buren
(nijdig):
Wat 'n òmslag voor 'n verkeerd opgevoed kind.
Jo
(hem presenterend):
Hier is zoetigheid, meneer Van Buren....
Men. v. Buren
(wendt zich met'n ruk af):
Dànk je.... | ||||||||
[pagina 389]
| ||||||||
Jo
(vriendelik):
Die taartjes zijn zéer korrect opgevoed, meneer Van Buren....
Men. V. O.
(driftig):
Jo, laàt die brutaliteit....
Dominé
(zachtmoedig):
Kind, kind, wat bederf jij toch altijd de fèestvreugde tuis....
Men. v. O.
(klagend):
Ja.... en als wìj dan hard motte òptreden.... omdat ze ons dwìngt... dan krijg je verwijten....
Jo:
Wie van ons zou het mèest dwingen.... pa.... overigens.... zal ik u niet lang meer tot làst zijn....
Men. v. O.
(flink):
Altijd, as ik wìl.... anders blijf je hièr.
Men. v. B.
(wendt zich even om):
Zó gek zel je toch niet weze?
Domine
(schipperend):
Ik geloof, eerlik gezegd, òòk, van Ommeren.... dat het voor Jo goèd zal wezen.... eens 'n poosje in betrèkking te gaan.... dat zal haar leren wat het zèggen wil, het ouderlik huis te verlaten.... Jo:
Juist, dominé.... 'n variant op de verloren zoon. Misschien slachten ze dan hier òòk wel 't gemeste kalf.... als ik terugkom.... (cynies) als 't dan het gòuden kalf maar is....
Mevr. v. Buren
(als 'n engel uit de Hoge):
Ik vind spotten met de Schrift nooìt lief, juffrouw Jo....
Betty
(smekend)
Och, ik bìd u, bemoeit u zich niet met haar.... | ||||||||
10e Toneel.
De vorigen. Later Tolsma.
Plotseling schiet de schim van Tolsma haastig voorbij het raam. Onmiddellijk daarop wordt luidruchtig aan de bel gerukt.
Jo
(wordt doodsbleek):
Hé.... daar is Tolsma.... wat loòpt hij hard (zachter) God, zou het mìs wezen.... Maar dàn (ziet naar haar vader, die zich achter de brede rug van Van Buren tracht te verbergen) dan is er 'n laàgheid gebeurd.... dan is alles uìt.... dan is hij gevàllen (half luid) vader.... hebt u uw woòrd gebroken?
Men. v. O.
(antwoordt niet):
Jo
(dringend):
Vader, geef antwoord.... als u nog ìets voor me voelt (zet de taartjes neer, wankelt) .
| ||||||||
[pagina 390]
| ||||||||
Dominé
(staat op om haar te steunen, geroerd: hij begint iets te begrijpen):
Jo.... kalm, kind.... wat overkòmt je toch!
Jo
(weert dominé af, blijft strak haar vader aanstaren):
Ik moèt het weten....
Mevr. v. O.
O, krijgen we weer 'n scène.... Zou je je dochter niet naar haar kamer brengen, Jacob? Ze is wèrkelijk geen gezelschap -
Mevr. v. B.
't Is teminste wat moois!
Men. v. B.
(klagend):
Ze vergalt de héle dag....
Men. v. O.
(moeilik):
Jo - ga naar je kàmer.... stràks spreek ik met je....
Dominé
(overredend):
Gà nu maar Jo.... je bent nu te overspannen.... om kalm naar je vader te luisteren....
Jo
(wanhopig):
Naar m'n vader.... ik hèb geen vader meer.... (Algemene konsternatie over deze immorele staat van zaken. Temidden daarvan verschijnt de zeer verhitte meneer Tolsma) .
Tolsma
(uitbundig):
De blauwe vlag is gehesen.... Meerderheid van 58 stemmen.... gefeliciteerd meneer (drukt v. O. met blinde geestdrift de hand) en ù mevrouw (deze is zeer gevoelig) . Ja, ja.... het is àlle zeilen bijzetten geweest.... de rode genossen hadden er vàst op gerekend.... ik hoor, dat er grote herrie bij hen is.... zeker over de leider.... (lachend) 't is ook 'n hard gelach.... zoo'n superieure kracht nietwaar?
Men. v. B.
(opgekikkerd):
En nou legt ie in de gòot....
Mevr. v. O.
(gaat met Betty zeer bedrijvig naar 't buffet):
Dat wordt 'n glas wijn op de overwinning.... (vriendelijk) Alleen m'n jongste dochter zal wel niet méedrinken, hè?
Tolsma
(trots):
Ah, juffrouw Jo.... wat zegt u nù!
Jo
(dominé heeft haar vruchteloos tot meer bezadigde ideeen trachten over te halen):
Dat hier gewonnen is door 'n làagheid!
Dominé
(sussend):
Jo, wees nu bedàard, luìster nu eerst....
Tolsma
(luchtig):
'n Laagheid? Zie ik niet in.... 'n gelukkige samenloop van omstandigheden.... | ||||||||
[pagina 391]
| ||||||||
Men. v. Buren
(dekreteert):
Stèlen is 'n laàgheid....
Mevr. v. O.
O, dat is ook mìjn mening.... beste meneer Van Buren....
Jo
(hevig uitbarstend):
Vader.... vader.... dat was m'n laàtste hoop.... ik zou geblèven zijn.... trots àlles.... voor jou (zachter) Nu kàn ik niet meer.... ik kan mezelf niet opofferen aan 'n hersenschim.... hìer is 't àfgelopen... ik heb het verlòren....
Men. v. Buren
(konkluderend):
Ze is gèk....
Dominé
(zacht):
Jo, kind.... je hebt wel 'n beetje gelijk.... luister eens....
Jo:
Ik ben 't luisteren zàt, dominé.... ik hòor hier niet (gaat naar de deur) .
Men. v. O.
(opstaande):
Blijf hìer Jo.... eèrst luisteren - (bang voor de mensen) Straks, op je kamer -
Jo
(dof):
Te laàt vader (af.)
Men. v. O.
(woedend):
Hièr zal je blijven.... (wankelt) .
Men. v. B.
(deelnemend):
Wordt jij nou oòk al gek?
Men. v. O.
(zacht, uit schaamte):
Dominé.... houd ze tègen.... praat met haar....
Dominé
(zacht):
'k Heb er geen mòed meer toe.... arme kerel....
Jo
(hoed op, mantel over de arm, - verschijnt in de deur en ziet even haar vader aan):
Dag vader (snikt) - ik voèl.... (zich beheersend) Nee.... niet meer praten.... (hard) Adieu.... (af.)
Mevr. v. O.
(tevreden):
Hè, hè.... wat aandoenlik.... kompleet 'n roman.... (tot haar echtvriend) Trek je d'r toch nièts van aan, Jakob.... het moest er tòch eens van komen....
Betty
(troostend):
Ze komt heùs wel terug.... als ze in armoe zit.... met die schoolmeester.... | ||||||||
[pagina 392]
| ||||||||
Men. v. Buren
(grinnikend):
En òf!
Men. v. O.
(zacht):
God.... god.... m'n Jo.... wat bèn ik 'n ellendeling -
Dominé
(trekt hem weer op z'n stoel):
Kom, kom, kerel.... àlles kan nog terèchtkomen.... ik zal nog eens naar haar toègaan.... ofschoon het daar bij de Koning heus geen gemàkkelik werk is.... maar 'k zal mijn bèst doen.
Men. v. O.
(zacht):
Ga dan vanávond nog.
Dominé
(na enige aarzeling):
Goed.... ik zal gàan (v. O. drukt hem krachtig de hand, waarop dominé na stille groet vertrekt) .
Mevr. v. O.
(konversatie-toon):
Waarde gasten.... ik ben werkelik konfuus.... maar ik moet u vriendelik verzoeken.... deze hele zaak te vergeten.... dat zijn van die buitjes.... die wel overdrijven.... laten ze de feestvreugde niet bederven....
Men. v. Buren
(fors):
As dat gemier nou teminste es uìt is.... van Ommeren.... dan kenne we es op je overwinning drinken.... Alla.... vooruit met de geìt.... (v. O. herkrijgt z'n uiterlike mannelikheid) .
Een viertal leden van de vrijzinnige propaganda-club treden binnen en schudden de jubilaris opgewonden de hand. Geroezemoes van stemmen. Mevr. v. O. en Betty bedienen koortsachtig van wijn. Eindelik wordt over Tolsma de geest vaardig.
Tolsma
(onder plechtige stilte):
Geàchte vriènd van Ommeren.... het is me een eèr en een genòegen u op dèze avond te kunnen begròeten.... als onze vertegenwoordiger in de Raadszaal (geestdriftige kreten) .
Men. v. Ommeren
(zacht):
M'n kind....
Doek
14-2-19. |
|