Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 33
(2015)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
De Nederlandse dichter Jan Wap bezoekt de Franse dichter Alphonse de Lamartine
| |
[pagina 59]
| |
Jan Wap en ‘Jong Holland’Welk literatuurhistorisch dan wel cultuurhistorisch belang heeft een dergelijke ontmoeting tussen Lamartine en een Nederlandse minor poet? In de overzichten van de Nederlandse literatuur, tot aan Alles is taal geworden (2009) van Willem van den Berg en Piet Couttenier aan toe, krijgt Wap immers een marginale rol toebedeeld. Zijn tegenwoordig meest bekende wapenfeit is het in 1828 verschenen pamflet Nieskruid voor den heer J.L. Nierstrasz, jr., waarin Wap, overigens anoniem, vlijmscherp afrekende met de dichttrant van de Tollens-epigoon Nierstrasz. Toen deze kort daarna stierf, schrok men er blijkbaar niet voor terug Wap de schuld in de schoenen te schuiven.Ga naar eind6 Vanuit letterkundige hoek is de belangstelling voor Wap al met al beperkt gebleven, maar in het kader van het onderzoek naar de geschiedenis van het Nederlandse katholicisme kreeg hij meer aandacht. In zekere zin was Wap als katholiek letterkundige een voorloper van Jozef Alberdingk Thijm, maar Waps inzet voor de katholieke emancipatie oogst bij kerkhistorici als Brom en Rogier veel minder bewondering dan de activiteiten van Thijm. Brom noemt hem laatdunkend een ‘handelsreiziger in literatuur’, die ‘tot het taaie geslacht van de kunstvlooien’ behoorde.Ga naar eind7 En ook Rogier zet Wap vooral neer als een opportunistische avonturier, die als intimus van de latere koning Willem II een twijfelachtige rol zou hebben gespeeld in een reeks van schimmige complotten.Ga naar eind8 Inmiddels leven we in een tijd waarin cultuuronderzoekers minder geneigd zijn tot het moralisme van Brom en Rogier. Wap was wellicht niet de meest consciëntieuze negentiende-eeuwer - men dient daarbij overigens niet te vergeten dat hij in een veel moeilijker tijd leefde dan Thijm - maar hij was onmiskenbaar een getalenteerd netwerker. Marita Mathijsen en meer recent Janneke Weijermars hebben aandacht gevraagd voor Waps rol in de zogenaamde 'jongerentijdschriften’, periodieken uit de jaren twintig van de negentiende eeuw, waarin vooral de huiselijke dichttrant van Tollens en zijn geestverwanten het moest ontgelden.Ga naar eind9 Behalve Adriaan van der Hoop junior en Jacob van Lennep duikt ook Jan Wap steeds weer op in de redacties vanJan J.F. Wap, door F. Waanders/Bentinck. Collectie dbnl.
bladen als Argus en de Nederlandsche Mercurius. Als student aan de Gentse universiteit en later als ambtenaar speelde Wap bovendien een niet onbelangrijke rol in de geschiedenis van het zuidelijke deel van het Nederlandse koninkrijk vóór 1830. De eerste lichting van wat later ‘Jong Holland’ zou gaan heten, beperkte zich niet tot het ageren tegen de huiselijke dichtkunst: in positieve zin braken Wap, Van der Hoop en Van Lennep een lans voor BilderdijkGa naar eind10 en voor het werk van buitenlandse auteurs die - de een wat meer dan de ander - met de Europese Romantiek in verband gebracht kunnen worden. De jongeren profileerden zich bovendien door de onvermoeibare ijver waarmee ze ten strijde trokken tegen de Vaderlandsche Letteroefeningen, het tijdschrift dat na de Franse tijd steeds meer synoniem was geworden met de ‘Oude School’ ofwel de gevestigde orde. Tegen die achtergrond was | |
[pagina 60]
| |
het dan ook geen wonder dat juist de Letteroefeningen weinig op hadden met Waps tweedelige verslag van zijn reis naar Rome. | |
Wap contra de Vaderlandsche LetteroefeningenIn de in 1839 in de Vaderlandsche Letteroefeningen gepubliceerde recensie van het eerste deel van Waps reisboek schrijft de criticus van dienst dat hij zich vooral geërgerd heeft aan de oppervlakkigheid van Waps reisverhaal. Daar komt bij, aldus deze recensent, dat Wap zijn relaas lardeert met volstrekt irrelevante uitweidingen, bijvoorbeeld over zijn audiënties bij Franse beroemdheden: Zoo toch beschrijft hij zeer naauwkeurig, hoe hij bij de lamartine gegeten, gedronken en gerookt heeft [...] en [...] vinden wij uitvoerige berigten aangaande het hoofddeksel van châteaubriand, diens kamer, enz. terwijl de Schrijver telkens zorgvuldiglijk opteekent, wanneer hij omhelsd of omarmd is geworden!!Ga naar eind11 Waps affiniteit met de nieuwere Franse literatuur manifesteert zich volgens de recensent ook in zijn stijl, die zich kenmerkt door de oppervlakkige ien smakeloze bombast van de Franse Romantiek. Het meest blijkt de recensent echter aanstoot te hebben genomen aan het gebrek aan vaderlandsliefde dat Wap in den vreemde aan de dag legt. Hij memoreert hier onder meer dat Wap de opmerking van mevrouw De Lamartine dat de Hollander gierig en daardoor weinig kunstlievend is, onweersproken laat. In de loop van zijn kritiek veronderstelt de recensent dat Waps houding voortkomt uit zijn roomse geloofsovertuiging, die maakt dat hij weinig oog heeft voor de zegeningen die de ‘Kerk hervorming’ in Holland teweeggebracht heeft. Passend in wat Van den Berg een bescheidenheidsen nostalgiediscours heeft genoemd, vindt men in de Vaderlandsche Letteroefeningen-kritiek een typische reeks van associaties: een nieuwerwetse bombastische stijl wordt achtereenvolgens gerelateerd aan de Franse romantiek, aan een gebrek aan vaderlandslievendheid én, last but not least, aan een on-Hollands katholicisme.Ga naar eind12 Voor de Letteroefeningen is de kous daarmeeAlphonse de Lamartine. Foto door Sophus Williams van het geschilderde portret door E. Hader. Universiteits-bibliotheek Leiden.
niet af. In dezelfde jaargang 1839 volgt een curieus stukje, getiteld ‘De waardigheid van den Nederlandschen landaard gehandhaafd tegen de aantijgingen van Madame De Lamartine en Dr. Wap’, ondertekend door ‘Een Amsterdamsch Handelaar’. Aanleiding is - de titel verraadt het al - de door mevrouw De Lamartine en Wap gelegde relatie tussen de Hollandse gierigheid en koopmansgeest enerzijds en het gebrek aan kunstliefde anderzijds. Het stukje is doorspekt van chauvinisme en meer specifiek van een anti-Franse gezindheid. Een voorbeeld: Dat eene Française, eene Madame de lamartine, ons Land en Volk, onze zeden en gewoonten scheef beoordeelt, vergeven wij haar, omdat zij uit onkunde dwaalt, en Fransche ligtzinnigheid veel te nietig en te bekrompen is, om Nederlandsche regtschapenheid te kunnen begrijpen en omvatten. Maar toen wap aan de taal der onkunde ten antwoord gaf: dat het opstapelen van goud | |
[pagina 61]
| |
den Hollander een genot verschafte, misschien grooter dan een Engelschman het verteren, toen wist hij, dat hij loog! En toen hij, op de brabbeltaal eener Française, den schijn aannam, alsof het onbeleefd zou wezen, eene dame in hare zoo wél voorgedragen bewering tegen te spreken, toen handelde hij als een laaghartig vleijer en huichelaar!Ga naar eind13 In het in 1839 verschenen tweede deel van zijn reisverslag laat Wap de aanval van de Letteroefeningen niet onweersproken. Hoofdredacteur J.W. Yntema en de zijnen zijn volgens Wap nog steeds kwaad op hem, omdat hij in zijn jeugdjaren gewoon was flink te ‘roskammen’. De Letteroefeningen willen nu blijkbaar alsnog wraak nemen en doen dat door Wap te betichten van een gebrek aan vaderlandsliefde. Hij is ‘een onverlaat, een aterling, een... Belg, die maar veel liever te Mechelen of te Leuven moest zijn geboren’.Ga naar eind14 Wap geeft voor dat het hem maar weinig kan schelen hoe dit tijdschrift over hem denkt: de Letteroefeningen verachten sinds jaar en dag immers al het ‘vreemde’ en blijven, ‘terwijl de geheele wereld voorwaarts gaat, zelf bij kwispeldoor en lange pijpen stil [...] zitten. Ik verfoei de lofspraak van zulke slekzielen, en hunne afkeuring is mijne grootste eere’.Ga naar eind15 Het verwijt van een gebrek aan patriottisme werpt hij overigens ver van zich. Met opzet heeft hij tegenover het echtpaar De Lamartine juist verzwegen welk schamel lot kunstenaars als Bilderdijk en Vondel aan het eind van hun leven te beurt viel. Als ‘vreemden’ daarvan op de hoogte waren geweest, zouden ze de Hollanders niet slechts bespotten, maar verachten. Via een citaat van Jules Janin, ‘een Franschman van de nieuwe school’, laat Wap weten niet over een vertrek uit Nederland te piekeren. Vilein suggereert hij dat de geborneerde Letteroefeningen dit citaat maar ‘door een beëdigd Amsterdamsch Vertaler’ moeten laten overzetten.Ga naar eind16 | |
Jeronimo de Vries en de ‘Oude School’In hetzelfde jaar - 1839 - waarin de Letteroefeningen en Wap de degens kruisen, wordt ook de ‘Verhandeling over het nationale in de dichtkunst’ van oudgediende Jeronimo de Vries in het gezaghebbende tijdschrift afgedrukt. De Vries had de tekst in verschillende genootschappen voorgedragen. Achteraf kan de verhandeling gelezen worden als een samenvattingJeronimo de Vries, door P. Blommers. Particuliere collectie.
van het bescheidenheids- en nostalgiediscours dat het poëticale debat decennia lang had overheerst: De Vries is trots op de nationale literaire traditie, ook al is die met haar voorliefde voor het naïeve genre misschien minder verheven dan de uitheemse. Als het erop aankomt lijkt De Vries de huiselijke dichtkunst zelfs te prefereren boven het traditioneel zo bewonderde heldendicht [...] waarin paradijs en vagevuur, hemel en hel, engel en duivel, God en godmensch, de verzoeker met den Verlosser worden overhoop gehaald, of, gelijk in een onlangs uitgekomen gedicht van een beroemd Fransch Dichter, de boomen Gods lof breedvoerig zingen, of men met een schip door de lucht zeilt.Ga naar eind17 De Vries alludeert hier op het dan net uitgekomen epische fragment La Chute d'un Ange (1838) van Lamartine. Elders in zijn voordracht vergelijkt hij episodes uit het volgens hem bij uitstek Hollandse | |
[pagina 62]
| |
Johannes Kneppelhout, door J.L. Cornet. Collectie dbnl.
epos De Geuzen (1771) van Onno Zwier van Haren met delen uit Lamartines Jocelyn (1836) en - wederom - La Chute d'un Ange en hij laat er geen twijfel over bestaan dat hem de huiselijke en godsdienstige toon van Van Haren veel meer bevalt dan Lamartines hoogdravendheid: [Van Harens] onderwerpen, uit onze nationale bron geput, moeten en zullen ons steeds behagen boven dat bonte, wilde, van vreemden geleende Romantische van dezen tijd, hetwelk in de akelige en donkere holen van vreemde Sybillen, niet bij ons, te huis behoort.Ga naar eind18 De positie van de ‘Oude School’ was hiermee nog eens nauwkeurig bepaald: de onder jongeren populaire romantische mode wordt als on-Hollands en wezensvreemd verworpen. | |
Kneppelhouts steunbetuigingOpmerkelijk is dat deze romantische mode anno 1839 in de Vaderlandsche Letteroefeningen vooral met de Fránse romantiek werd verbonden, met Victor Hugo én met Alphonse de Lamartine. Die Franse romantiek had in het Nederlandse debat een symboolwaarde: men koos partij door er al of niet mee te sympathiseren. Ging men met dat sympathiseren naar de smaak van de Letteroefeningen te ver, zoals Wap in zijn reisverslag, dan klonk een fel protest. Al eerder had de Leidse student-auteur Kneppelhout het moeten ontgelden: diens inspanningen om bij Victor Hugo en Jules Janin in het gevlij te komen, vielen bij veel vaderlandse critici slecht in de smaak. In de jaren dertig van de negentiende eeuw deed Kneppelhout bovendien verschillende pogingen zich te manifesteren als een Franstalig auteur: het mislukken hiervan was een bron van leedvermaak in de Nederlandse letteren.Ga naar eind19 Juist deze Kneppelhout neemt het in zijn Souvenirs d'un voyage à Paris (1839) voor Wap op: hij schrijft over een aangename ontmoeting met Wap in diens woonplaats Breda, waarna ook Kneppelhout in Parijs het echtpaar De Lamartine bezoekt. Kneppelhout merkt op met hoeveel accuratesse Wap in zijn Reis naar Rome dit huishouden geschilderd heeft. Vervolgens haalt ook hij uit naar de Letteroefeningen: welke zin heeft het om, zoals de Letteroefeningen, louter de eigen natie te roemen en zich over te geven aan litanieën over het gebrek aan buitenlandse waardering voor de Hollandse cultuur? Kneppelhout windt zich liever op over de in zijn ogen middelmatige ‘presse périodique’ in Nederland, die est fanatiquement éprise du passé - comme s'il n'y avait plus d'avenir! - des oeuvres des aïeux et des productions de sa langue, superstitieusement hostile à tout ce qui est étranger, au lieu d'être - qu'elle soit un jour tout cela! - libérale et cosmopolite!Ga naar eind20 Zowel Kneppelhout als Wap breekt zo met het al gememoreerde bescheidenheids- en nostalgiediscours en ze stellen er een meer kosmopolitisch geluid voor in de plaats. Lange tijd was dat ook wat ‘Jong Holland’ - dat wil zeggen de generatie van Jacob van Lennep en wat later die van Potgieter en Beets - bond: een strijd tegen het bekrompen chauvinisme van de oude school.Ga naar eind21 In 1839 is dit ‘Jong Holland’ overigens al uiteengevallen: de liberale Gids heeft nog maar weinig op met de Bilderdijk-cultus van auteurs als Van der Hoop, Wap en de | |
[pagina 63]
| |
Leidse student-auteurs en zelfs bij hun dwepen met de Franse en Engelse Romantiek zetten Potgieter en Bakhuizen inmiddels vraagtekens. Het conflict tussen de Letteroefeningen enerzijds en Wap en Kneppelhout anderzijds kan wat dit betreft bijna als een achterhoedegevecht beschouwd worden. | |
CultuurbemiddelingDe contacten van Wap en Kneppelhout met Parijse auteurs zijn vooral interessant als voorbeelden van cultuurbemiddeling. Anders dan de ‘Oude School’ meenden zij dat het buitenland alleen via directe contacten een positievere kijk kon krijgen op de Hollandse cultuur en dat men moest ophouden met zich te koesteren in een ‘splendid isolation’. In het al genoemde Souvenirs d'un voyage à Paris schrijft Kneppelhout over een contact met Xavier Marmier, een reislustige Franse academicus, die een speciale belangstelling voor de Noord-Europese landen had ontwikkeld. Kneppelhout sprak al eerder de hoop uit dat deze Marmier de Nederlandse cultuur eindelijk recht zou doen.Ga naar eind22 Het is de vraag of Marmiers in 1841 verschenen Lettres sur la Hollande hem tevreden hebben gesteld. Ze bevatten weliswaar een tamelijk uitgebreid en goed gedocumenteerd overzicht van de Nederlandse literatuurgeschiedenis, maar Marmiers eindoordeel over de Hollandse schone letteren valt toch wel erg zuinig uit. Nergens wordt weliswaar zoveel gerijmd - ‘la rime flotte avec le trekschuit sur les canaux’ - en geïnspireerde poëzie vindt men er maar weinig, aldus Marmier.Ga naar eind23 De oorzaak hiervan zoekt hij in een sociologische richting: Nederlandse dichters zijn in de eerste plaats jurist, dominee, winkelier of handelsman. En van mannen die midden in de burgermaatschappij staan, mag men geen buitensporigheid verwachten: Ils s'appliquent donc à suivre les anciennes règles, et ils n'écrivent pas un livre dont la mère puisse défendre la lecture à sa fille. Il y a en Hollande quatre mille poètes inscrits dans les fastes littéraires, et des milliers de poèmes imprimés sur grand papier vélin, ornés de vignettes, cités avec éloge, avec enthousiasme même, par les critiques du pays, et l'on n'en noterait peut-être pas vingt dont la tendance ne soit essentiellement sérieuse, morale et pratique. Si cette austère physionomie d'une littérature est fort respectable, elle finit, il faut le dire, par devenir passablement monotone.Ga naar eind24 Kneppelhout noch Wap wordt door Marmier vermeld. Eén zwaluw, heeft Marmier wellicht gedacht, maakt nog geen zomer. |
|