| |
| |
| |
Tweehonderd jaar Waterloo - schrijvers en slagveldtoerisme
Jeroen van Zanten
Op 18 juni 2015 was ik beroepshalve in Waterloo. ‘Beroepshalve?’, vraagt u zich wellicht af. Jazeker. Ik bezocht Waterloo namelijk niet als soldaat, niet als re-enactor noch als officieel herdenker, maar als spreker op een congres in de Belgische hoofdstad. Mijn lezing ging over tweehonderd jaar receptiegeschiedenis van de veldslag. Wat is er ‘gebeurd’ met Waterloo in de twee eeuwen na 1815?
Na de conferentie in Brussel was er een excursie naar Waterloo gepland en een bezoek aan de voorstelling Waterloo INFERNO, een spektakelstuk in de openlucht van de in Frankrijk en België bekende regisseur Luc Petit. Tien minuten voordat de voorstelling begon - ik zat keurig op de mij aangewezen plaats - verscheen er voor mij op de tribune een groep Britten, drie heren en drie dames tussen de vijfenzestig en zeventig jaar oud, op zoek naar hun plaatsen, zo leek het althans. Het gezelschap vormde zowel qua uiterlijk als qua tongval een cliché en kwam duidelijk uit wat men in Engeland de betere
Waterloo INFERNO, 18 juni 2015.
kringen noemt: tweed, zomerhoed en rozenparfum. Een van de Engelse heren vroeg mij beleefd of zijn gezelschap op de lege stoelen voor ons mocht gaan zitten. Nog voordat ik kon antwoorden, riep een Vlaming die naast mij zat, in gebrekkig Engels en op spottende toon: ‘Only if you're French or Walloon, you're welcome.’ Een van de Engelse heren antwoordde verward: ‘Certainly not!’
Toen de voorstelling begon, trilden de tribunes van het vuurwerk. De lucht boven het slagveld kleurde rood door lasereffecten. De show was spectaculair en zeker ook vermakelijk. Maar met Water-
| |
| |
Gewonde soldaat. Tekening van de legerarts Charles Bell. 1815. Waterverftekening. Collectie Universiteit van Edinburgh.
loo had het weinig te maken. Na afloop begreep ik waarom de Vlaming met een brede grijns tegen de Engelsen had geroepen dat ze alleen welkom waren als ze Franstalig waren: het spektakelstuk was geheel in het Frans! Napoleon speelde de hoofdrol. Wellington (1769-1852), opperbevelhebber van de Britse en Nederlandse troepen, en de geallieerde troepen waren niet meer dan figuranten. Een Franstalige acteur, in de rol van de Franse schrijver en staatsman Victor Hugo (1802-1885), praatte de scènes met een hese Serge - Gainsbourg - stem aan elkaar. Ondertiteling ontbrak natuurlijk. Maar er was ook geen enkele andere poging gedaan om de voorstelling voor een niet-Franstalig publiek te ontsluiten. Zeker de helft van de toeschouwers begreep niets van wat er allemaal werd gezegd. De enige concessie van regisseur Luc Petit was een opvoering van de Engelse nationale hymne Land of hope and glory aan het einde van de voorstelling. Het Britse gezelschap voor mij reageerde enthousiast en zong uit volle borst mee.
| |
Waterloo-manie
Naderhand herkende ik de vervreemding die de voorstelling Waterloo INFERNO bij mij had veroorzaakt, in schrijver Joost de Vries' Vechtmemoires, een essay uit 2014 over zijn avonturen in Waterloo in dat jaar, in de rol van re-enactor op het slagveld:
Eerste keer Waterloo?
Eerste keer dat ik 'm meevecht. Jij?
Eerste keer. Altijd al een keer willen doen.
[...]
‘Le Brave des Braves’, zei ik.
[Ney] gaf zelf het bevel aan zijn vuurpeloton dat ze moesten schieten. Kijk: zo worden ze tegenwoordig niet gemaakt.
De historische stelligheid triggerde iets in de mannen om ons heen, alsof dit het moment was waarop ze zich met ons gesprek mochten gaan bemoeien, ze kwamen met een eigen wetenswaardigheid over
| |
| |
De koets van Napoleon als toeristische attractie. Spotprent van George Cruikshank (1792-1878). 1816. Collectie British Museum.
Ney, en over Murat, en Talleyrand en Fouché - en waarom ook niet? We waren hier omdat iets ons bond, iets in het verleden, ver uit het zicht. Hoe meer we erover praatten, hoe reëler het werd.
Hoe komt het dat Waterloo tot de (literaire) verbeelding spreekt, dat menig toerist na het lezen van een gedicht of boek de drang voelt het slagveld te bezoeken of de neiging voelt een uniform aan te trekken en in de huid te kruipen van degenen die er vochten? ‘Das Schicksal drängt zu den Gewaltigen und Gewalttätigen. Jahrelang macht es sich knechtisch gehorsam einem einzelnen hörig: Cäsar, Alexander, Napoleon; denn es liebt den elementaren Menschen, der ihm selber ähnlich wird, dem unfaßbaren Element’, schreef Stefan Zweig (1881-1942) in Sternstunden der Menschheit (eerste editie 1927).
Kort nadat de veldslag was uitgevochten, zorgden romantische dichters als Walter Scott, Lord Byron en Robert Southey er met hun poëzie voor dat in Groot-Brittannië en daarbuiten een ware Waterloo-manie ontstond. Slagveldtoerisme en schrijversadoratie liepen hierbij door elkaar. Toeristen traden bij hun bezoek aan het slagveld zowel in de voetsporen van Wellington, Napoleon of andere militaire helden, als in die van favoriete schrijvers. In navolging van Southey en Byron schreven ze hun naam op de muren van de kapel van de vestinghoeve Hougoumont of van de Sint-Jozefskerk in Waterloo. Het slagveld werd zo niet alleen een plaats van herinnering, maar ook een plaats van verbeelding, een lieu d'imagination, en een belangrijk onderdeel van de populaire cultuur die zich na 1815 ontwikkelde. Ver voordat de Zweedse popgroep Abba de sterrenstatus bereikte, zorgde Waterloo ervoor dat Scott, Byron en Southey popsterren werden en dat met name het Britse volk niets liever wilde dan zich te vereenzelvigen met de door hen bezongen helden van de veldslag: Wellington, Thomas Picton (1758-1815) en Lord Uxbridge (1768-1854).
Nederlandse en Belgische toeristen van het eerste uur leken een stuk nuchterder dan de Britse bezoe-
| |
| |
De gedenkheuvel met Oranje Leeuw. Ca. 1826. Collectie Rijksmuseum.
kers. Hoewel, de dichter Willem Hendrik Warnsinck (1782-1852) was ook niet helemaal ongevoelig voor het pittoreske toen hij in het voorjaar van 1825 per koets vanuit Brussel naar Waterloo reed:
Is het vreemd, wanneer wij eene plaats zullen bezoeken, vermaard of beroemd in de geschiedenis onzes vaderlands, dat dan ons gemoed eene zekere eigenaardige stemming aanneemt, ons vatbaar makende voor die indrukken, welke de dadelijke aanschouwing bij ons zal verwekken? De weg, dien wij afleggen, het oord, dat wij doortrekken, al wat ons voorkomt, kleinigheden zelfs, alles bereidt ons, als het ware, voor tot de aanschouwing [...] Voor hem, die Waterloo bezoekt, is, in het genoemd opzigt, het woud van Soignies eigenaardig geschikt, om de ziel tot plegtigen ernst te stemmen. De stilte van dit uitgestrekt bosch, deszelfs wijde omvang, de breede schaduwen der hoogopgaande stammen, het heilig donker op den achtergrond, het lied van den eenzamen vogel, die den schoonen herfstmorgen begroet, het vallen en ritselen der bladeren, zelfs de rookwolk, die de koolbrander hier en daar doet opgaan; alles, het ensemble, om mij van dit woord te bedienen, werkt en moet werken op het gevoel van den vrijen Nederlander, die de bedevaart naar Waterloo [...] onderneemt.
De Duitsers kenden een mildere vorm van Waterloo-koorts dan de Engelsen. ‘Ik ben blij verrast, want het past niet bij onze volksaard, om met verdriet te pronken,’ schreef Johanna Schopenhauer, moeder van de filosoof, nadat ze tijdens haar bezoek aan Waterloo had opgemerkt dat er op het slagveld weinig Duitse gedenktekens waren te vinden. Het schreeuwende eerbetoon van andere volkeren maakte haar ‘gleichgültig’ in plaats van weemoedig. Dat de Duitse Waterloo-poëzie een wat bedenkelijk niveau had, zal ook een rol gespeeld hebben. Zo was het eerbetoon op rijm van Clemens Brentano (1778-1842) bepaald geen schoolvoorbeeld van verfijnde romantiek:
| |
| |
Re-enactors in actie op 18 juni 2015.
Napoleon sprach im Aberwitz
Es geht die Sonne von Austerlitz
Da sprach der Blücher: ein Wetter zieht auf
Nun geht der Stern von der Katzbach mir auf
Nadat in 1862 Victor Hugo's Les misérables was verschenen, voelden zelfs de Fransen drang om het slagveld te bezoeken. Hugo's verhaal over Waterloo sloot naadloos aan bij het gevoel van de natie. ‘Had Napoleon de slag kunnen winnen?’, vroeg hij zichzelf af. ‘Neen’, was zijn antwoord. ‘Vanwege Wellington of de Pruisische generaal Von Blücher?’ ‘Neen. Omdat God het niet toestond.’ Victor Hugo wist hiermee een nationaal trauma te helen: het was niet het falen van het Franse leger geweest, maar Gods wil, dat Napoleon was verslagen. Veel Fransen reisden na 1862 af naar het slagveld om in Hugo's voetsporen te treden. De uitbater van Hotel des Colonnes, waar Hugo van 7 mei tot eind juni 1861 tijdens zijn verblijf in Waterloo had gelogeerd, was spekkoper. De lunch die hij de schrijver elke middag had voorgezet, werd al snel zijn specialiteit omdat veel reizigers ernaar bleven vragen.
| |
Waterloo, God en geschiedenis
Hugo weet de nederlaag aan God, niet aan het vaderland. Napoleon zelf gaf bevelhebber Ney (1769-1815) de schuld. De gevallen keizer voegde evenwel aan zijn relaas toe dat er niet zo iets als de historische waarheid bestond: ‘U zult geen twee gelijke getuigenissen vinden over een en dezelfde gebeurtenis.’ Speculeren over ‘wat als...’, had volgens hem dan ook geen zin.
De verbeeldingskracht en de impulsiviteit die van Waterloo uitgaan - het gevoel het verleden te moeten herleven - lijken in de 20ste en 21ste eeuw echter nog steeds op te gaan. Nederlandse en Belgische schrijvers gebruiken de veldslag graag als metafoor voor ‘grote Europese geschiedenis’. In Het stenen bruidsbed (1959) van Harry Mulisch (1927-2010) bijvoorbeeld krijgt de Amerikaanse tandarts Corinth op zijn congresbezoek in Dresden geschiedenisles van pensionhouder Ludwig: ‘Ja, herr Doktor, u staat hier op een historische plaats. Van precies deze heuvel af leidde de grote keizer Napoleon in 1813 zijn laatste veldslag waarin hij overwinnaar was. [...] Daarna kwam Leipzig, Waterloo, en toen was het uit met Bonaparte.’
| |
| |
Willem Frederik Hermans noemde Waterloo in 1976, toen hij onderweg naar Brussel met de auto langs het slagveld reed, een van God verlaten stukje land:
Toen ik een schooljongetje was, ik geloof in het jaar 1938, heb ik met mijn school een excursie gemaakt naar België en toen hebben we ook Waterloo bezocht, in die tijd hing de Tweede Wereldoorlog in de lucht en we vroegen ons dus af, niet zozeer met angstige verwachting maar ik zou bijna zeggen met blijde verwachting: als er nu weer oorlog komt dan zal Nederland eraan deelnemen. Dat is toen natuurlijk ook gebeurd, maar in een bittere teleurstelling uitgedraaid. (Uit: Muziek en Woord, 2, 1976, nr. 23)
In contrast met het historisch realisme van Mulisch en Hermans, beweerde de Belgische schrijver Hugo Claus (1929-2008) in een interview uit januari 2000 dat Waterloo voor hem alles was, behalve een historische waarheid: ‘De leugen is eerder mijn houvast omdat de waarheid steeds drie seconden opschuift. Zodoende ontdekken we iedere maand nieuwe feiten. Dus zou het me niet verbazen als Napoleon de Slag bij Waterloo alsnog gewonnen zou blijken te hebben. Ik hou van die vreemde draai van gebeurtenissen uit het verleden.’ Gerard Reve (1923-2006) eigende Waterloo zich op een zelfde wijze toe. In een essay ‘Het Doodskleed Van Christus’, gepubliceerd in de Elsevier van 10 april 1993, vormde de veldslag een belangrijk onderdeel van zijn godsbewijs: ‘Een waarheid is iets dat noch bewezen noch weder gelegd kan worden. Voor een feit geldt precies het tegendeel. God is mens geworden is een waarheid, terwijl Napoleon werd verslagen bij Waterloo een feit is.’
Waterloo als Godsbewijs, wie had dat gedacht. Reve blijft verrassen. Maar anno 2015 lijkt Hugo Claus meer gelijk te krijgen dan hij of Mulisch. Waterloo is een hobby geworden voor mannen in afritsbroeken en fleece jacks, schrijft Joost de Vries in Vechtmemoires (2014). De Belgen en Fransen die op 18 juni 2015 bij Waterloo INFERNO met mij op de tribune zaten, waren wel iets netter gekleed, maar sommigen gingen zo in het spel op, dat ze echt leken te geloven dat Napoleon alsnog zou winnen. Noot van de redactie (met instemming van de auteur): In de NRC van 21-22 november 2015 (W p. 10-11) staat onder een paginabrede afbeelding van een gravende jongen op de knieën, een groot artikel met de kop: ‘waterloo: veteranen op het slagveld. Bij Waterloo zoeken getraumatiseerde oorlogsveteranen met schepjes en troffels naar sporen van de veldslag. Ze zijn daar goed in, en het doet hun goed’.
Waterloo als therapie voor nièt-acterende, echte, oorlogsveteranen.
|
|