Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Bilderdijk-kroniek
| |
[pagina 94]
| |
Gravure van een portret van Willem Bilderdijk, 1810, naar C.H. Hodges.
hij: ‘Laat men het koud-gefabriceerde, het klassicistisch-versierde van zijn eindeloozen verzen-stoet terzijde vallen, dan blijft er toch nog genoeg over, wat meer dan alleen curieus moet heeten, genoeg, waarin hij wel niet de schoonheid aan zijn hart drukt, als waar’ zij een uit hemzelf geboren psychische gade, maar toch de slippen van haar kleed van uit de verte draagt.’Ga naar eind8 | |
Stemmen over BilderdijkOok in de twintigste eeuw lieten veel literatoren zich over Bilderdijk uit. Calvinisten omarmden hem als leidsman. Zo voelde de dichter en taalkundige K.H. Heeroma grote bewondering voor hem: ‘Bilderdijk is ongetwijfeld een geloofsheld geweest in zijn Kristelijk dichterschap. Juist omdat wij zijn gebreken zo uit en te na kennen, kunnen wij vaststellen, dat Bilderdijk, niet naar zijn uiterlijke daden, maar naar zijn innerlijke houding een held moet zijn geweest.’ Al met al beschouwde hij hem als ‘de eerste heldenfiguur van de reformatorisch-Kristelijke dichtkunst’.Ga naar eind9 Menno ter Braak schreef een reactie op een hoofdstuk in Erflaters van onze beschaving (1938-1940) van Jan en Annie Romein-Verschoor. Zij typeerden Bilderdijk als een gefnuikt genie. Ter Braak oordeelde: ‘Een figuur als Bilderdijk is in de lijn der humanistisch-democratische ontwikkeling een vreemd verschijnsel; toch hebben de schrijvers volkomen terecht begrepen, dat deze figuur niet mocht ontbreken, omdat hij formaat heeft en op het Nederlandse geestesleven zeer veel invloed heeft gehad. Als “gefnuikt genie” heeft hij toch iets geniaals, al is de fnuiking wel bijzonder krachtdadig geweest in dit geval, en vooral schadelijk voor de leesbaarheid van 's mans werken.’Ga naar eind10 Ook na 1945 leefde de herinnering aan Bilderdijk voort, al had Wilhelmus Johannes Maria Antonius Asselbergs, alias Anton van Duinkerken, opgemerkt: ‘Voor het karretje van de staatkundige machtswil gespannen, draafde Bilderdijks roem moeizaam de paardenslachter tegemoet. Na de tweede wereldoorlog kon hij zo goed als niemand meer iets schelen.’Ga naar eind11 Tal van auteurs bleven zich voor Bilderdijk interesseren. Bomans typeerde hem als een ‘een operazanger, die als oefenlokaal de ruimte van een toilet krijgt toegewezen’.Ga naar eind12 Ook W.F. Hermans was niet onbekend met Bilderdijk. Op 16 augustus 1951 schreef hij aan Gerard Reve: ‘Als ik ooit de literatuurgeschiedenis inga, zal het misschien wezen als Bilderdijk: niet helemaal niets, maar toch voor ”moderne mensen“ (anno 2000) volkomen onverteerbaar.’Ga naar eind13 Die vergelijking had voor Hermans dus weinig aanlokkelijks. De dichter J.C. Bloem op zijn beurt was zijn leven lang door Bilderdijk geboeid. Volgens echtgenote Clara Eggink voelde haar man zich nauw met Bilderdijk verwant: ‘Wat hij [Bloem] afwees, was de geest van zijn tijd. Hij vertoonde in deze houding enige overeenkomst met Bilderdijk, de schrijver die hij | |
[pagina 95]
| |
Portret van Cd. Busken Huet.
zijn leven lang geboeid en vermaakt is blijven lezen en niet alleen als dichter.’Ga naar eind14 Bloem zelf typeerde Bilderdijk in 1931 bij de viering van diens honderdste sterfdag dan ook als een van de boeiendste figuren van de Nederlandse letterkunde, een voorbeeld van iemand die zowel een engel als een demon in zich droeg. Naar eigen zeggen had Bloem niet meer dan één tiende van Bilderdijks verzamelde dichtwerken gelezen. Die lacune betreurde hij echter niet, want Bilderdijk had ‘matelooze stroomen rhetoriek’ uitgestort. Maar hij was gefascineerd door de mens: ‘Als men dien eenmaal heeft leeren kennen, voorzoover dat uit bescheiden mogelijk is, en men is voor zulke gestalten ontvankelijk, dan oefent deze een onvergankelijke aantrekking uit. Onder dit woord moet men niet iets als bekoring verstaan. Daarvoor was Bilderdijk te ruig, te onharmonisch, te zeer in zich zelf verscheurd, vol tegenstrijdigheden en afstootende eigenschappen. Maar hij was een groot en fellevend mensch’.Ga naar eind15 Gerrit Komrij voegde hier later vilein aan toe: ‘Nogal een compliment uit de pen van een schrijver die z'n leven lang nauwelijks met de neus uit boek en glas was weg te slaan.’Ga naar eind16 Jan Wolkers kende Bilderdijk, omdat zijn streng calvinistische vader diens verzamelde Dichtwerken bezat. In zijn jeugd had de poëzie een bijzondere functie: bij het knippen van zijn haar. In Kort Amerikaans (1962) schreef Wolkers: ‘En daar zat ik, iedere veertien dagen op een stoel, opgehoogd met de verzamelde dichtwerken van Bilderdijk, met een laken om me heen.’Ga naar eind17 Jeroen Brouwers koos ervoor in zijn roman Joris Ockeloen en het wachten (1967) een van de personages naar hem te vernoemen. Ook Boudewijn Büch was door Bilderdijk gegrepen. Vooral diens opiumgebruik fascineerde hem. Büch voelde evenwel weerzin tegen Bilderdijks reactionaire standpunt inzake de koepok-inenting. Als het Gods wil was dat een kind zou sterven, moest de mens zich daar niet tegen verzetten. Bilderdijk had dan ook in Büchs oordeel de ‘twijfelachtige eer verantwoordelijk te zijn voor duizenden gestorven of verminkte kinderen’. Volgens Büch was Bilderdijk hypocriet, omdat hij zijn melancholie niet als door God gegeven beschouwde, maar met opium bestreed. Dat was de reden om de reactionaire dichter een diepe verachting toe te dragen.Ga naar eind18 | |
Gerrit KomrijIemand die zich zijn leven lang welwillend over Bilderdijk heeft uitgelaten, is Gerrit Komrij. De in 2012 overleden dichter (des vaderlands) was er dankzij zijn bloemlezingen mede verantwoordelijk voor dat er een herwaardering kwam voor Bilderdijk en andere dichters uit de Romantiek. In De Nederlandse poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw in duizend en enige gedichten nam hij tien gedichten van Bilderdijk op: het maximale aantal dat hij voor een individuele auteur reserveerde. Opvallend genoeg beschouwde hij Bilderdijk dus eerder als een achttiende- dan als een negentiende-eeuwer, want in de bloemlezing van de negentiende en twintigste eeuw komt hij niet voor. Meermalen heeft Komrij beklemtoond dat Bilderdijk een rol heeft gespeeld in zijn ontdekking | |
[pagina 96]
| |
J.C. Bloem in 1928. Collectie Letterkundig Museum.
van de poëzie. Als jongen hield hij van Feith, Kinker, De Génestet, Potgieter en van Bilderdijk: dichters met wie hij stuk voor stuk wegliep en die een inspiratiebron vormden.Ga naar eind19 In 2007 verklaarde hij dat die poëzie weliswaar bombastisch was, maar dat er mooie dingen tussen zaten: ‘Ik las die hardop voor mezelf, en vond dat fascinerend: zo ontdek je toch de magie van het woord?’Ga naar eind20 Critici hebben erop gewezen dat Komrijs vasthouden aan klassieke versvormen wellicht samenhing met zijn liefde voor de negentiende eeuw. Tijdens één van de Albert Verwey-lezingen, die Komrij in 1999 als gastschrijver aan de Universiteit Leiden hield, vertelde hij: ‘De boeken die in de zijvertrekken van bibliotheken en achterkamers van bekenden als overtollig rondzwierven of die ik simpelweg voor een kwartje bij de markthandelaar kon aanschaffen, dat waren de negentiende-eeuwse bundels van Nicolaas Beets, Willem Bilderdijk, Bernard ter Haar, De Génestet e tutti quanti’.Ga naar eind21 In een artikel in NRC Handelsblad van 5 oktober 1995 onder de bilderdijkiaanse titel ‘Rotsgalmende rekelzang’ (Bilderdijk publiceerde in 1824 een bundel Rotsgalmen) ging Komrij in op zijn voorliefde voor de negentiende eeuw. Als iemand hem vroeg wat hij toch met dat tijdvak had, antwoordde hij: ‘Niks speciaals. Het komt gewoon omdat ze op mijn middelbare school van die stokoude leerboeken hadden. Tot mijn zeventiende heb ik niks anders geweten dan Bilderdijk en nog eens Bilderdijk.’ Voor moderne poëzie was er tijdens de lessen en in de schoolbibliotheek geen aandacht: ‘Achteraf begrijp ik dat ook mijn leraren Nederlands honderd jaar in de mottenballen hadden gehangen, van oorlog tot oorlog, en van crisis tot hongerwinter, en het is voor mij nog een hele inhaaloefening geworden, maar toen in de schoolklas dacht ik dat Bilderdijk gezond was’. In deze tijd was Komrij naar eigen zeggen voor altijd beïnvloed - of beter gezegd: voor altijd verpest. Niet zonder ironie merkte hij op dat zijn arme ziel in de kiem misvormd werd: ‘ik praat er ook altijd nog raar van, een beetje Bilderdijkachtig, zeggen ze’. Op de fiets, tegen de wind in, brulde hij bilderdijkiaanse regels: ‘Het bood iets van een uitweg, al wist je niet waaruit en waar naartoe.’Ga naar eind22 Over één dichtstuk heeft Gerrit Komrij zich in het bijzonder uitgelaten: ‘Gebed’. Bilderdijk schreef het in 1796 in Engeland, waar hij zich na zijn verbanning in 1795 had gevestigd. Hier werd hij verliefd op de meer dan twintig jaar jongere, begaafde Katharina Wilhelmina Schweickhardt, aan wie hij Italiaans doceerde. Die liefde was problematisch, omdat hij sinds 1785 getrouwd was met Catharina Rebecca Woesthoven. In hooggestemde Italiaanse brieven stortte Bilderdijk zijn gemoed bij zijn nieuwe geliefde uit. Op 8 november 1796 heette het (in vertaling): ‘Dit is al de derde dag dat ik u niet schrijf! Ach! mijn Godheid, hoeveel moeite kost mij dat! Hoe heb ik intussen geleden! hoe lijd ik nog! Mijn hart is diepbedroefd, tot het uiterste bewogen. [...] het gaat zeer slecht met mij: mijn hoofd doet pijn, mijn zenuwen trillen: ik heb mijn zinnen verloren en ik weet niet wat ik doe noch wat ik zeg.’Ga naar eind23 In deze vertwijfelde toestand schreef hij zijn beroemde ‘Gebed’. Het begint zo: | |
[pagina 97]
| |
Genadig God, die in mijn boezem leest!
Ik vlied tot U, en wil, maar kan niet smeeken.
Aanschouw mijn nood, mijn neêrgezonken geest,
En zie mijn oog van stille tranen leken!Ga naar eind24
Het staat vast dat Bilderdijks ‘Gebed’ een bewerking is van een Franse prozatekst van François Fénelon (1651-1715).Ga naar eind25 Maar wat wilde Bilderdijk ermee uitdrukken? Daarover is men het niet eens. Komrij had er wel een idee over. Volgens hem was het vers een hoogtepunt van christelijke deemoed: ‘Alles in dit gedicht is stilte, ingehoudenheid.’ Hij vervolgt: ‘Bilderdijk denkt tijdens het schrijven van dit gedicht duidelijk aan iets zondigs. Aan iets té zondigs. Hij doet een ultieme knieval.’ In het gedicht ‘Gebed’ kruipt geen worm, maar een alligator door het stof, concludeerde Komrij.Ga naar eind26 Een ander favoriet Bilderdijk-gedicht van Komrij was het curieuze ‘Eierkoken’ uit 1818. Het is een klassieker geworden, die onlangs nog in een video door Ramsey Nasr werd gedeclameerd.Ga naar eind27 In het vers bezingt Bilderdijk de transformatie die een ei ondergaat in kokend water. Meer dan dat is het een poëticaal vers, waarin Bilderdijk de kosmische scheppingsdaad van de dichter bezingt: De luchtstroom ruisch' door 't vier, dat uit zijne asch geschoten,
In vlammen om zich grijp' en Meroos God doorgloei';
Zijn hitte dring' door 't vocht, in 't hol metaal besloten,
En bruische in golven op met bonzend stormgeloei.
Daar wiegele in den plasch het scheppings-al van 't kuiken,
Dat in zijn zilvren lucht een gouden aardbol sluit;
En 't beuk' de krijtaardschors dier breekbre wareldkruiken,
En dove 's levens aâm in 't bobblend windvlies uit.
Zoo word' de ommuurde zee ten bergklomp door 't verschroeien,
Waar 't half gesmolten goud verbalsemd door blijft vloeien!Ga naar eind28
Gerrit Komrij.
ei om een poëticale boodschap mee te verwoorden: Stel, dat je een gedicht zou schrijven over
'n Ei, je liet dat ei met een verbale,
Fenomenale toverij door 't lover
Zweven, je liet het aan de einder dalen
En rijzen - een eivormig pompgemaal!
Je liet het ei ook steeds van kleur verschieten,
Dan geel, dan blauw. Of: op de eierschaal
Schilderde je een wilde pracht margrieten.
Het ei zou zwellen, slinken, alles kan
De dichter, o, hij maakt er met gemak
Zelfs iets volkomen oneiachtigs van.
Een zieke man, een waaiervormig iets.
Het werd een krakeling, een damesfiets.
Maar 't vers was niets wanneer 't ei niet brak.Ga naar eind29
| |
[pagina 98]
| |
Hoe het ook zij, Komrij had bewondering voor Bilderdijk. Volgens hem was diens grootste kunstwerk zijn eigen leven, zo stelde hij in 1998: ‘Opvliegend van karakter, zwelgend in taal - in leven en werk beide was Bilderdijk onmatig.’ Bilderdijk was een gigant, wiens leven boven zijn werk uittorende en wiens temperament de poëzie overstroomde: ‘Bilderdijk is de meest fascinerende figuur van zijn tijd. Er is geen levensbeschrijving - leesbaar, en voor een breder publiek - van Bilderdijk verkrijgbaar. Het oude liedje. Het zegt meer over ons dan over hem.’Ga naar eind30 Is met het verschijnen van De gefnuikte arend. Het leven van Willem Bilderdijk de wens van Komrij nu in vervulling gegaan? Omslag van Gerrit Komrij, In Liefde Bloeyende. Amsterdam, 1998.
|
|