Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 31
(2013)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||
In de strijd om het bestaan ten onder gegaan
| |||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||
TreurnisHoe weinig er ook over Van Hoogeveen bekend is, zeker is dat zijn weg niet over rozen is gegaan en dat zijn leven, althans het laatste deel ervan, door ‘tragiek’ is gestempeld. In 1854 verscheen een derde druk van zijn Paasch-boekjeGa naar eind13 met een ‘Woord vooraf’ van ds. C.S. Adama van Scheltema (1815-1897). Het bevat de oproep aan de lezers ‘dit Paaschfeest’ te heiligen door ‘een werk der liefde!’: de aanschaf van het boekje, waarvan de opbrengst ten goede zou komen aan de auteur en zijn gezin, of een ‘buitengewone gift’ ten bate van de schrijver en de zijnen. Van de situatie waarin zij verkeren, geeft ds. Adama vervolgens een beeld dat voor zichzelf spreekt: door aanhoudend hersenlijden eerst bijna geheel van het gezigt en daarna van het vermogen der rede beroofd' wordt de auteur ver van zijn gezin verpleegd ‘als een genoegzaam blind krankzinnige [...] zeer beneden zijnen stand’. ‘Treurig einde van twaalf jaren tegenspoed, waarin hij door onafgebroken en overspannen letterarbeid zijne dierbaren uit het leed zocht op te heffen, maar zelf in den hem te zwaren strijd bezweek.’ Daarbij liet hij zijn gezin ‘geheel onverzorgd’ en ‘om zoo te zeggen ten eenemale alleen en hulpeloos op de wereld’ achter, met een vrouw in verwachting van haar vijftiende kind, en zeven nog in leven zijnde kinderen. Hier eindigt het ‘spoor’ van Lodewijk van Hoogeveen Sterck, voor zover ik het heb kunnen natrekken. Het maakt duidelijk waarom rond 1852-1853 zijn pen tot rust is gekomen. | |||||||||||||||||||||
Boekjes voor de jeugdHoe schaars de gegevens ook zijn, het beeld dat oprijst, is dat van een auteur die in de strijd om erkenning en waardering voor zijn werk ten onder is gegaan. Indirect kunnen we hem wat nader leren kennen uit zijn nagelaten, nog beschikbare oeuvre.Ga naar eind14 Voor zo'n ‘ontmoeting’ met hem en zijn wereldbeschouwing maken we gebruik van zijn voor de jeugd geschreven lectuur.Ga naar eind15 Door haar eenvoud heeft die ook nu nog, in tegenstelling tot de op volwassenen gerichte geschriften die over het algemeen nogal bombastisch zijn, een zekere charme, onderFrontispiece van Een boekje van Loth voor de lieve kleinen (lijst nr. 2).
meer door de soms betoverende sfeertekening. Het verhaal over de liereknaap, dat begint bij het aanbreken van de lente, ‘zet’ als volgt ‘in’: De strenge winter is voorbij,
Met hagel, ijs en vlokken;
De bonte muts ligt weêr ter zij,
De wanten uitgetrokken,
De narrensleê, met uil en schel,
Is in de schuur geborgen; (9,1)
Handtekening van L. van Hoogeveen Sterck in zijn brief aan G.T.N. Suringar, gedateerd 10 januari 1845.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||
Illustratie en titelpagina van Pauli, de Tyroolsche liereknaap, en Riko, zijn marmotje. Een berijmd verhaal voor kinderen (lijst nr. 9).
wanneer ‘er een doode begraven wordt, zoo akelig alsof zij huilen.’ Het is alsof ‘Zij hare stemmen veranderd hebben.’ Nu klinken ‘ze zoo helder en vriendelijk, als liefelijke muzijk.’ (7,9) | |||||||||||||||||||||
Theologisch en stichtelijk programDe door Van Hoogeveen bepleite wereldbeschouwing wordt zichtbaar in het ‘program’ dat aan de jeugdlectuur ten grondslag ligt. Hieronder volgt een schets ervan die is gebaseerd op de poëtische hervertelling van episoden uit de Bijbelse geschiedenis (1-5) en op de overige geschriften: een toneelspel (6), een kerstvertelling (7), een bundel versjes (8), een vertelling in dichtvorm (9) en een ‘zedeleer’ in proza (10). God is de voorzienige en goede God die het leven van de mens leidt overeenkomstig zijn voor de mens niet altijd doorzichtige bedoeling. Onomstreden is evenwel dat Hij weet wat goed is voor de mens. Wat Hij doet, is ‘welgedaan’. Zijn bestuur is rechtvaardig én barmhartig. Hij beloont de deugd en bestraft de ondeugd. ‘Vertrouwen’ kenmerkt de ware gelovige. Dit Gods- en mensbeeld komt in variaties steeds terug. Men kan zich er wellicht over verbazen dat Jezus, ‘Zoon van God’, in een stal ter wereld kwam (Lucas 2:7). Wie God kent, vindt het niet ‘vreemd’, want wat Hij ‘beschikt’ en ‘nuttig keurde’: Is altijd wijs, is altijd goed,
Hij zal hen [Jozef, Maria, Jezus] wel verzorgen,
Die zelfs de jonge vooglen voedt,
In 't nestje nog verborgen!
Hij, die al wat op aarde leeft,
Aan boozen en aan goeden,
Zijn zegen daaglijks deelt en geeft,
Zal Jezus wel behoeden. (1,24)
De opstanding van Jezus uit de dood (Matteüs 28:6) onttrok zich aan het ‘sterflijk oog’. God hield het ‘wijs’ verborgen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||
Tot oefning van 't geloof
[...]
Wie op den Heer vertrouwen,
Gelooven zonder zien.
[...]
Gelooven, liefde en hopen,
Eischt God van mensch en kind,
Zijn hemel is slechts open
Voor 't hart, waar Hij die vindt. (4, 30)
In de geschiedenis manifesteert God zich als ‘geducht een Regter, Voor 't kwaad een straffend God!’ (2, 33) De ondergang van Sodom (Genesis 19:24-25, 28) is daarvan een voorbeeld. Maar liever spaart de Heer hen ‘die Zijn wil trotseren’. (2, 2) Hij had Sodom willen sparen ‘Als 't slechts tien goeden had!’ (2, 32; vgl. Genesis 18:32) Ook op microniveau wordt de juistheid zichtbaar van het gezegde ‘Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen’. Bijvoorbeeld in de Bijbelse geschiedenis, in het gezin van Lot, waar ‘Gods boodschap werd bespot!’ (2, 32) en wiens vrouw de dood vond (Genesis 19:26) Door dwaas te wederstreven
Hetgeen de Heer gebood! (2, 32-33)
Maar ook buiten de Bijbel treedt aan het licht hoe mensen zichzelf en hun gezin in het ongeluk kunnen storten door een leven ‘zonder God’. De koetsier die op eerste kerstdag naar de herberg trekt en daar in een ruzie een maat doodsteekt, belandt in de gevangenis. De weduwe van het slachtoffer wordt dubbel getroffen. Haar zoon glijdt bij de vliet uit en verdrinkt (7, 20-27, 35-43). Gods Voorzienigheid is werkzaam in al wat op aarde gebeurt. Het Bijbelse bewijs van dit ‘geloofsartikel’ is de geschiedenis van Jozef, de zoon van aartsvader Jakob, die, als slaaf verkocht, het bracht tot onderkoning van Egypte (Genesis 37-50). Zijn lotgevallen illustreren hoe waar het gezegde is ‘Wien God bewaart, is wel bewaard’ (5, 23), en hoe het werkelijkheid wordt in het leven van de ‘brave’ mens die ook in tegenspoed trouw blijft aan zijn overtuiging en plicht, in het besef dat de Heer ‘ziet uit den hoogen, Op alles, wat gebeurd op aard’ (5, 22) en in de wetenschap dat Hij de regie van de geschiedenis in handen heeft. (5, 43, 84) Dit geloofChromolitho (tegenover p. 21) bij het versje ‘Eerlijkheid beloond’. In: De beste kinderschat. Leerzame lessen en verhalen in versjes (lijst nr. 8).
voedt het vertrouwen. Daarom wanhoopt Jozef, vals beschuldigd (Genesis 39:19-20), in de kerker niet. Hij weet: Wat kwaad of onregt dan geschiedt,
Eens eindigt zeker 't lijden,
En God, die alles hoort en ziet,
Zal de onschuld wel bevrijden! (5, 27-28)
Hoe God het individuele leven van mensen ‘stuurt’, blijkt ook uit de ‘profane’ geschiedenis van Pauli, het zoontje van de arme weduwe, die ‘met God’ de wijde wereld intrekt en na tegenslagen in goeden doen geraakt. (9) Individuele levensverhalen kunnen eenvoudig zijn, zoals dat van Pauli, maar ook heel complex en ‘verweven’, zoals blijkt uit het ‘spel’ in meer bedrijven (6), dat bovendien aan het licht brengt dat ‘Wie goed doet, goed ontmoet’. Het confronteert de ‘toeschouwer’ met een arts die 's nachts, zonder dat er een vergoeding tegenover staat, bereid is het dood- | |||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||
Frontispiece van Eene feestviering met en zonder God. Eene leerzame kersvertelling voor de godsdienstige jeugd (lijst nr. 7).
zieke dochtertje van een arme militair bij te staan, zodat zij het leven behoudt. Op de terugweg door een onherbergzaam gebied raakt hij geblesseerd met als gevolg dat hij aan huis gebonden is en dus niet in staat is te hulp te schieten wanneer zijn zoontje voor zijn ogen door het ijs zakt. De jongen wordt gered door de militair die in de buurt wacht liep. De man belandt, veroordeeld wegens plichtsverzuim, in het cachot. Zijn vrouw en dochtertje vervallen in armoede. Wanneer de moeder, ziek geworden, in levensgevaar verkeert, houdt het meisje voorbijgangers aan met de vraag of zij dokter zijn. Een van hen trekt zich het lot van het gezin aan. Hij blijkt de koning te zijn. De plichtsgetrouwe arts neemt hij in dienst. De militair wordt door hem gerehabiliteerd. Al met al is het bewijs geleverd dat God de deugd beloont, en ook dat het gezegde ‘Wanneer de nood het hoogst is, is redding nabij’, waarheid bevat. Die ervaring hadden ook diverse ‘spelers’ van de kerstvertelling: aan een boer die vanwege ziekte de pacht niet kon opbrengen, werd de schuld kwijt gescholden; een ten onrechte ontslagen rentmeester krijgt een nieuwe betrekking. (7, 33-34, 57-58) Geluk kan een mens op aarde ten deel vallen, maar het bestaan is onbestendig. Het ultieme geluk ligt elders. De mens is op reis, het leven is, aldus aartsvader Jakob (vgl. Genesis 45:9), een ‘togt’ Vol smart en moeij'lijkheden,
Waar men geen rust vindt, hoe men zocht,
En wij als vreemdling treden.
Verdriet en zorg gaan hand aan hand,
Zoodat wij rustloos haken
Naar 't beter, Hemelsch vaderland,
Om ware rust te smaken! (5, 82)
Die rust genieten de ‘braven’, na ‘'t wandlen’ God ter eer. (4, 32) Vandaar de uitnodiging: Leert vlijtig en bemint de deugd,
Dan zal elke brave u achten,
Dan strekt ge uwe ouderen tot vreugd.
En moogt Gods zegen wachten. (1, 40)
Over de inhoud van ‘deugd’ en ‘braafheid’ worden de lezers niet in het ongewisse gelaten. Jezus wordt hun als het nieuwtestamentische voorbeeld bij uitstek voorgehouden (1, 41); Jozef als het oudtestamentische voorbeeld, van wie men onder meer kan leren ‘staande’ erop toe te zien ‘niet te vallen’ (5, 88-89). De hebzuchtige Lot dient als een negatief voorbeeld (2, 2). | |||||||||||||||||||||
MaatschappijvisieVoor wie een beetje thuis is in de stichtelijke lectuur en literatuur van de negentiende eeuw, is het program van Van Hoogeveen niet verrassend. Hij vertolkt de ‘prediking’ van de mainstream van het protestantisme van zijn tijd, zoals dat ook door anderen gepropageerd werd.Ga naar eind16 Wat evenwel bij hem in het oog loopt, is de relatief grote aandacht die de thema's ‘rijk arm’ en ‘filantropie’ genieten. Niet alleen wijst hij erop, wat vaker het geval is, dat Jezus bij zijn geboorte behoorde tot ‘d'armsten aller knapen’ (1, 23) en dat God ‘een Vader’ is van ‘armen en weezen’ (8, 19), alsook dat ‘behoeftig zijn’ deugd- | |||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||
God loont de deugd. Zedekundig toneelstukje voor de jeugd (lijst nr. 6).
zaamheid niet uitsluit (1, 19-20) - er bestaat ‘eerlijke armoede’ en ‘onverdiend ongeluk’ -, maar ook zet hij zijn maatschappijvisie uiteen en legt hij uit hoe maatschappelijke nood bestreden moet worden. (10, ii, 38-72) De maatschappij als organisme kan, zo stelt hij, niet bestaan zonder rangen en standen, zonder verschillen in bezit en zonder dat mensen ‘hun plaats kennen’. Voor het gros betekent dit laatste gehoorzaamheid aan en respect voor degenen die boven hen gesteld zijn. Voor de rijken en notabelen houdt het in dat zij verantwoordelijk zijn voor het goed functioneren van de samenleving, en dat zij de zorg daarvoor als hun burger- en christenplicht moeten beschouwen.Ga naar eind17 Als zij dat doen en als de aan hen ‘toevertrouwde’ mensen hun plicht nakomen, zal er een ‘paradijs’ ontstaan ‘waar liefde en geluk de menschen zegenen.’(10, ii, 55) Het uitblijven ervan is te wijten aan het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef, bij ‘rijk’ en ‘arm’. ‘Rijk’ is vaak ontevreden en behandelt zijn personeel onbehoorlijk. ‘Arm’ kent zijn plaats soms niet en is zelfs geneigd de barricaden op te gaan.Ga naar eind18 Als middel om de maatschappelijke kwalen te genezen, beveelt Van Hoogeveen de filantropie aan, in twee gestalten. Wie onder ‘eerlijke armoede’ lijdt maar herkenbaar is als een fatsoenlijk mens, moet in staat gesteld worden een bescheiden, maar menswaardig leven te leiden. Wie getroffen is door ‘verdiend ongeluk’, de ‘verdierlijkte’ mens, moet (her) opgevoed worden in een tehuis. Verschillende voorbeelden van personen die ervan doordrongen zijn dat ‘noblesse oblige’, worden opgevoerd: de Bijbelse Jozef als weldoener (5, 86-88); de predikant in de kerstvertelling die giften in natura inzamelt voor zijn behoeftige parochianen en die zich pas aan het kerstdiner in de burgemeesterswoning zet, na de ontslagen rentmeester een nieuwe betrekking bezorgd te hebben (7, 43-46, 57-58); de predikant die de uitgeputte Pauli in huis neemt (9, 31-33); de liereknaap zelf, die, vermogend geworden, anderen laat delen in zijn voorspoed (9, 62-63); de arts die niet werkt voor het honorarium, maar uit roeping en plichtsbesef (6, 25); de koning, vol zorg voor het welzijn van zijn onderdanen (6, 46).Ga naar eind19 Uit eigen aanschouwing kende Van Hoogeveen zeer voorbeeldige mensen, ds. C.S. van Adama Scheltema, de stichter van het Koning-Willemshuis, een centrum van religieus-maatschappelijk werk in de Amsterdamse Jordaan,Ga naar eind20 en Dirk van Frankenhuysen (geboren in 1811), de directeur van Het Protestantsch Landbouwkundig Gesticht te Montfoort.Ga naar eind21 Tot hen voelde hij zich aangetrokken. | |||||||||||||||||||||
BesluitWie het leven van Lodewijk van Hoogeveen Sterck, voor zover het bekend is, beziet, moet vaststellen dat de harde werkelijkheid daarvan zich niet gemakkelijk laat verenigen met de door hem gepropageerde ‘gesloten’ wereldbeschouwing. Navrant is dat hij en zijn gezin aan den lijve de wreedheid hebben moeten ervaren van de standenmaatschappij waarvan hij een gloedvol advocaat was. Voor zijn kinderen restte zijn poëzie, waaronder het gedicht ‘Ach! Mijn vaderlief is dood!’, met als ‘refrein’ de aansporing om op Gods zorg te vertrouwen en om, volwassen geworden, ‘Moeder, de arme weduwvrouw’ ‘blij en trouw’ te verzorgen. (8, 46-49) | |||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||
Lijst met boekjes voor de jeugd
|
|