| |
| |
| |
Gemengde berichten
2016: de Maatschappij bestaat 250 jaar!
In 2016 zal het 250 jaar geleden zijn- een kwart millennium maar liefst - dat op initiatief van Frans van Lelyveld te Leiden de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd opgericht. Het Bestuur van de Maatschappij is voornemens deze bijzondere gebeurtenis op passende wijze te vieren.
Het Bestuur houdt er rekening mee dat de uitvoering van eventuele initiatieven een wat langere voorbereidingstijd vergt. Daarom nu reeds het verzoek aan alle leden van de Maatschappij om met suggesties te komen, van welke aard dan ook. U gelieve deze vóór 31 oktober 2008 schriftelijk op te sturen aan:
Universiteit Leiden |
Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur |
Wim van Anrooij |
Postbus 9515 |
2300 ra Leiden |
e-mail w.van.anrooij@let.leidenuniv.nl |
De uitkomst van deze inventarisatieronde zal in handen worden gelegd van een breed samengestelde herdenkingscommissie, die in de loop van 2008 wordt geïn-stalleerd. Deze commissie zal, in nauw overleg met het Bestuur, de verdere voorbereiding van de viering ter hand nemen. Namens het Bestuur, Wim van Anrooij
| |
TNTL-themanummer over ‘buitenlandse literatuur in nederland’
De nieuwe aflevering van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (TNTL 124 (2008) 1) brengt vijf artikelen samen die uitwerkingen zijn van voordrachten, gehouden op de studiedag ‘De receptie van buitenlandse literatuur in Nederland - Oudere letterkunde’ aan de Radboud Universiteit Nijmegen, op 2 november 2006. Op deze studiedag gingen historisch letterkundigen in op de vraag of onderzoek naar de aanwezigheid van buitenlandse literatuur in Nederland, zoals dat was gepresenteerd in het themanummer ‘Het buitenland bekeken. Vijf internationale auteurs door Nederlandse ogen (1900-2000)’ van Nederlandse Letterkunde, zich leende voor uitbreiding naar het letterkundige verleden van vóór de twintigste eeuw. Er werd aandacht besteed aan reeds verricht onderzoek, aan gewenste invalshoeken en aan de verschieten die hierdoor geopend zouden kunnen worden. Het was niet in eerste instantie de bedoeling om nieuwe of definitieve onderzoeksresultaten te presenteren. Veeleer wilden de sprekers een bijdrage leveren aan de gedachtevorming omtrent hedendaags historisch en diachroon receptie-onderzoek. Van hen zijn nu de volgende artikelen in TNTL verzameld:
· Johan Oosterman, ‘Aan de grens. De Nederlandstalige lyriek van de middel-eeuwen en de Europese traditie’ |
· Natascha Veldhorst, ‘Sluipwegen voor dekunst. Receptie van buitenlandse literatuur in Nederland in de zeventiende eeuw’ |
· Lia van Gemert, ‘Stenen in het mozaïek. De vroegmoderne Nederlandse roman als internationaal fenomeen’ |
· Ton van Kalmthout, ‘Vruchten van een vreemde stam. Over de negentiendeeeuwse receptie van buitenlandse literatuur in Nederland’ |
· Rob van de Schoor, ‘Vreemde spelers op ons veld! Receptie van buitenlandse literatuur in Nederland in de negentiende eeuw: moeilijkheden en mogelijkheden’. |
De aflevering kost? 15,- en is te bestellen bij Uitgeverij Verloren, Postbus 1741, nl-1200 bs Hilversum, info verloren.nl.
| |
Zeventiende Bert van Selm-lezing
Op dinsdag 2 september 2008 zal de zeventiende Bert van Selm-lezing plaatsvinden met de voordracht die Arnon Grunberg zal houden onder de titel De dood en de verkoop. Over de oorlog die handel in boeken heet.
Grunberg spreekt over boeken en de verkoop ervan, belicht vanuit zijn ervaringen met betrekking tot dit onderwerp als uitgever, schrijver, lezer en product.
Arnon Grunberg debuteerde op 23-jarige leeftijd met Blauwe maandagen (1994), waarmee hij in één klap zijn naam vestigde. Het boek werd bekroond met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut en het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte debuut en is inmiddels in dertien talen vertaald. In 1998 schreef hij het boeken-weekgeschenk De heilige Antonio. Met zijn roman Fantoompijn (2000) won hij de AKO Literatuurprijs. Behalve als romanschrijver profileert Grunberg zich ook als essayist (De troost van de slapstick), scenarioschrijver (Het 14e kippetje), toneelschrijver (You are also very attractive when you are dead) en dichter (Liefde is business). Met De mensheid zij geprezen (2001, Gouden Uil) publiceerde hij een eigentijdse variant van Erasmus' Lof der zotheid. Grunberg transformeerde kort voor de eeuwwisseling in Marek van der Jagt en publiceerde onder die naam onder meer De geschiedenis van mijn kaalheid (2000, Anton Wachterprijs), Monogaam (2002) en Gstaad 95-98 (2002). Begin dit jaar verscheen Marek van der Jagts verzameld werk: Ik ging van hand tot hand. Recente romans zijn De asielzoeker (2003, AKO Literatuurprijs en F. Bordewijkprijs), De joodse messias (2004) en Tirza (2006, Gouden Uil en Libris Literatuur
| |
| |
Prijs). Laatstgenoemde roman wordt binnenkort verfilmd. Grunberg is voorts actief als columnist en bereist vanuit zijn woonplaats New York de gehele wereld. Een verzameling van zijn reisverhalen die hij voor NRC Handelsblad schreef bundelde hij in Grunberg rond de wereld (2004). Grunberg houdt dagelijks een blog bij.
Zijn bijdragen verschijnen op www.arnongrunberg.com. In het eerste semester van het studiejaar 2008-2009 zal Grunberg het gastschrijversschap vervullen aan de Leidse universiteit, waarvan de Bert van Selm-lezing de eerste activiteit is.
Alumni van de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur, studenten, docenten, vakgenoten en alle andere belangstellenden worden van harte uitgenodigd deze lezing bij te wonen.
| |
Toegang tot de lezing
De lezing vindt plaats inzaai 011 van het Lipsius-gebouw, Cleveringaplaats 1, van het Witte Singel/Doelencomplex te Leiden en begint om 16.15 uur. Aansluitend wordt in het restaurant een drankje geschonken. De toegang is vrij, maar u dient vroegtijdig een plaats te reserveren door een e-mail te sturen naar gastschrijver@let.leidenuniv.nl. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst gehonoreerd. Voor nadere informatie: secretariaat van de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur, tel. 071-5272604.
| |
Uitgave van de lezing
De zeventiende Bert van Selm-lezing zal worden uitgegeven door de Stichting Neerlandistiek Leiden in samenwerking met De Ammoniet en zal verschijnen op 2 september 2008. U kunt in het bezit komen van een of meer exemplaren door ? 11,50 (of een veelvoud daarvan) over te maken op postbankrekening 3881447 van de Stichting Neerlandistiek Leiden, Postbus 9515,2300 ra Leiden, o.v.v. ‘Zeventiende Bert van Selm-lezing’. Gelieve bij uw betaling op de overschrijving uw naam en adres te vermelden. Voor abonnees en leden van de alumnivereniging Siegenbeek bedraagt de prijs? 10,75. De bestelling is op 2 september na afloop van de lezing af te halen of zal na die datum worden toegezonden.
| |
Abonnement
U kunt de Bert van Selm-lezing steunen door abonnee te worden. Indien u dat wilt, kunt u dit kenbaar maken door bij uw bestelling het woord ‘abonnee’ te vermelden. U krijgt dan met ingang van dit jaar automatisch elk jaar een uitnodiging voor de lezing toegestuurd en u verzekert zich van een exemplaar van de gedrukte tekst, tegen voordeelprijs. Dit ligt op de dag van de lezing voor u klaar of het wordt u toegezonden (vergezeld van een rekening).
| |
C.J. Aarts zestig
Als Kees Aarts niet bestond, zou hij uitgevonden moeten worden. Dat moet de redactie van het tijdschrift Uitgelezen Boeken. Katern voor boekverkopers en boekenkopers hebben bewogen om een dubbelnummer te wijden aan C.J. Aarts, die als ‘kleine’ uitgever, bloemlezer en ‘grote’ liefhebber de voorbije jaren velen plezier heeft gedaan en ongemerkt de leeftijd van zestig gehaald heeft. Het dubbelnummer, waaraan een schier oneindige schare van vrienden heeft meegewerkt en dat daarmee het karakter van een album amicorum heeft gekregen, toont de veelzijdigheid van Aarts infragmenten.
C.J. Aarts had in zijn eerste jaren als uitgever vooral veel haar en pret. Een woeste baard en lang haar en een om de mond gebakken glimlach, dat leek te suggereren dat als het leven geen pretje was er in elk bij gelachen kon worden. In het werk dat hij uitgaf, domineerde aanvankelijk de lichte toon: Drs P en andere dichters van het ‘light verse’. Voor de trouwe lezers van zijn ‘Amsterdamse cahiers’ was snel duidelijk dat in de goedgemutste lach al snel melancholie en wrede spot gemengd werd. Dichters als Willem Wilmink en Hans Dorrestijn bereikten via de ‘cahiers’ een groter publiek.
Later zou Aarts zich met zijn uitgeverij wagen aan de uitgave van Letterkundige Almanakken en hij gaf veel tijd aan auteurs die hij de moeite waard vond. In het Multatuli-jaar 1987 tekende hij voor de uitgave van de Mainzer Beobachter, waarin vele Multatulianen schreven, maar slechts weinig stukken van de hand waren van degene die er zijn naam onder zag staan. Tien jaar later, in het Heine-jaar 1997, publiceerde Aarts wekelijks een aflevering van het Heine-bulletin.
Intussen werkt Aarts al weer enkele jaren met grote acribie aan de bibliografie van Karel van het Reve.
In het Aarts-nummer van Uitgelezen Boeken is een tweedelige ‘contra-chronologische’ Aarts-bibliografie opgenomen: een fondslijst van de uitgeverij en een lijst van Aarts' publicaties. Het dubbelnummer kost in de boekhandel? 13,50.
| |
Tieranny der eigenbaat (1679), anti-oranje toneel andermaal op de markt
Dankzij het Wilhelmus belandde de ‘tieranny’ in de nationale beklaagdenbank. Willem van Oranje, ‘Uw dienaar t' aller stond’, zou ‘de tirannie verdrijven’, zo beloofde zijn ghostwriter, ‘de tirannie’, ‘die mij mijn hart doorwondt’.
In de jaren en eeuwen dat Willem van Oranje zich als bevrijder van het vaderland, onze eigen Che, liet vieren, werden meer dan eens de bordjes verhangen: de door de Oranjes verdedigde vrijheid werd allengs minder vrij en ging lijken op de ooit zo gehate tirannie.
In voorzichtige en onvoorzichtige bewoordingen hekelde Vondel de gerechtelijke moord op Oldenbarnevelt. Prins Maurits werd als de kwade genius gezien, hij trad in Vondels gedichten en in diens Palamedes toe tot de familie van de Nero's.
Na de afgrijselijke moord op de gebroeders Cornelis en Johan de Witt, volgens de overlevering met instemming gadegeslagen door Willem III, klonk het toverwoord ‘tirannie’ andermaal.
In 1679, een paar jaar na die moord en met ‘bad guy’ Willem III intussen stevig in het zadel, durfde Nil Volentibus Arduum, het Amsterdamse kunstgenootschap, het aan om het op toneel op te nemen tegen de machtige stadhouder. Nil Volentibus Arduum, zo zelden geassocieerd met politieke actie of propaganda, lanceerde het ‘zinnespél’ Tieranny van Eigenbaat. In dat stuk, dat zich afspeelt op het ‘Eiland van Vrijekeur’, wordt de heerszucht van ‘Eigenbaat’ gehekeld.
Onmiddellijk werd de opvoering van het stuk verboden. De meeste kijkers hadden geen gedrukte ‘Sleutels’ nodig waarin de ‘Eigenbaat’ vereenzelvigd werd met Willem III. Het stuk bleef ondanks en dankzij het verbod een geheime hit. Nog een eeuw na de première was het propagandastuk springlevend in het geheugen van geletterden en andere volgers van de politiek.
Dit befaamde toneelstuk, dat sinds de stichting van het Koninkrijk verzonken raakte, is dit jaar andermaal uitgegeven. Een uitgebreide inleiding en verhelderende noten zijn van de hand van de literatuur-historici Tanja Holzhey en Kornee van der Haven. Voorts wordt aandacht besteed aan de aankleding van en de liederen bij het toneelstuk. De thans in Zoeterwoude gevestigde uitgeverij Astraea gaf de prachtige editie uit, voor een gezien de vele illustraties milde prijs van? 18,50.
| |
| |
| |
De contrabas
Een van de meest bezochte schuilplaatsen van de dichtkunst is de site de Contrabas, liefst 40.000 maal per maand is het raak. Het aardige van de Contrabas, die bestierd wordt door de Utrechtse dichter Chrétien Breukers, is dat de poëzie er niet verdedigd wordt, maar trefzeker in de aanval gaat. Gedichten van Rilke over Brugge zijn voorpaginanieuws; het overlijden van Willem Brakman is niet een incident op bladzijde 9, maar goed voor tal van reacties; debuutbundels zijn evenementen; literaire prijzen worden gevierd; de toekomst van de poëzie is onophoudelijk onderwerp van discussie.
De toon is onveranderlijk monter. Breukers verhaalde van een ontmoeting met een advocaat, die hem, de dichter, naar zijn ‘beroepspraktijk’ vroeg: ‘Een advocaat is natuurlijk gewend man en paard te noemen, dus hij wilde weten wat ik nou voor een voordracht vroeg. Of voor een gedicht. Toen ik schuchter mijn tarief noemde, barstte hij uit in homerisch gelach. En gaf me dit advies: verdubbel die tarieven en kijk wat er gebeurt. Je moet geen absurde bedragen vragen voor je diensten, maar het kan zijn dat je meer waard bent dan je denkt. Sindsdien leef ik letterlijk van mijn gedichten.’
Dat geldt niet alleen voor Breukers, die sinds enige tijd ook in het gratis dagblad De Pers dagelijkse over poëzie schrijft. Dankzij de Contrabas is ook de poëzie in het algemeen prominent en van waarde. De talrijke verwijzingen naar andere literaire sites, die de Contrabas geeft, maakt dit digitale muziekinstrument tot een geschikte entree tot de poëzie op internet.
| |
Mandarijnen voor de Maatschappij
Onlangs verscheen een uitgave van de brieven die Willem Frederik Hermans en Gerard Reve met elkaar wisselden, onder de titel Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel. Het boek is uitgegeven door De Bezige Bij in samenwerking met WFH - Willem Frederik Hermans Instituut; de brieven zijn van commentaar voorzien door de Reve-biograaf Nop Maas en de Hermans-biograaf Willem Otterspeer. Het is fascinerende lectuur om te zien hoe wederzijdse bewondering en ontzag allengs verkeren in irritatie, onbegrip en pesterij. Aanvankelijk trekken Hermans en Reve in de briefwisseling nog samen op tegen de verstarde opperbazen van de goede smaak. Wat beiden bindt, is afkeer van hun uitgever, de luidruchtige en in hun ogen niet zo dappere Geert van Oorschot. Meer nog zijn zij verbonden in het verlangen om geen deel uit te maken van de benepen wereld van de Nederlandse literatuur.
Reve vat het plan op om in het Engels te schrijven: op zijn Engels schrijverschap bereidt hij zich voor in de correspondentie met Hermans. Hermans vindt deze ontsnapping aan Nederland kansloos en laat dat niet slechts tussen de regels blijken: de ergernis groeit daardoor, Reve probeert Hermans te bekeren tot het Engels, Hermans smaalt en de correspondenten raken in onmin.
Hermans distantieert zich op een andere manier van de voorname letterheren en -dames: met de uitgave van polemieken onder de verzameltitel Mandarijnen op zwavelzuur zaait hij schrik en oogst hij angst en woede. Van Oorschot, die de eerste Mandarijnen uitgaf, vindt zich voor zijn moed slecht beloond: het schandaal is wel groot, maar de verkoopcijfers vallen tegen. Van Oorschots moed brokkelt af. Reve steunt Hermans nog wel van harte, bijvoorbeeld als Hermans door H.A. Gomperts in suggestief verband gebracht wordt met het fascisme, maar eigenlijk vindt Reve het gepolemiseer nodeloos gedoe, dat afhoudt van het echte werk.
Vanuit Londen schrijft Reve op 24 mei 1955 dan een brief aan Hermans, in het Engels uiteraard. Reve zegt zich te verheugen op Hermans' uitgave van de Mandarijnen, in kostbaar eigen beheer deze keer. Zijn vrouw Hanny Michaelis, zegt Reve toe, zal twee exemplaren bestellen. Hij zou wel meer exemplaren willen afnemen:
I should have liked to order two hundred, to be distributed at annual congresses of The Vereniging van Letterkundigen or the Maatschappij voor Letterkunde, but I have not got the money.
Zo gingen er bij gebrek aan middelen geen Mandarijnen naar de Maatschappij, die net als de Vereniging voor Letterkundigen door Reve gezien werd als een verzameling bovenbazen van de letterkunde, mandarijnen dus. Zo bleef de leden bespaard dat zij op zwavelzuur gezet werden.
| |
Een Walden op de Veluwe
In 1845 bouwde Henry David Thoreau voor zichzelf een hut midden in de wildernis bij Walden Pond, met de bedoeling zich af te zonderen van de beschaving en te leven van wat de natuur opleverde. Hij verbleef er twee jaar, twee maanden en twee dagen. Over deze onderneming deed hij verslag in Walden; or, Life in the woods (1854). Dit boek inspireerde de schrijver Frederik van Eeden een goede halve eeuw later tot het opzetten van een kolonie in Bussum, Walden geheten, waar men in hutten woonde, de grond bewerkte en zo in eigen behoefte trachtte te voorzien. Ten tijde van dit experiment hield hij een dagboek bij dat in 1980 onder de titel Walden in droom en daad door J.S. de Ley en Bernt Luger werd uitgegeven. Walden was al weer geruime tijd ter ziele toen Van Eeden de gemankeerde fruitteler Theo Holdert (1882-1979) in de zomer van 1912 als particulier secretaris in dienst nam. Bijna vijf jaar vervulde deze de betrekking. Holdert, telg uit een drukkersfamilie, had soortgelijke idealen als Van Eeden en hij zette die uiteindelijk om in daden door in september 1924 op een landerijen veiling een stuk grond aan te kopen in Hierden, met de bedoeling daarop een Waldenachtige kolonie te stichten. Het perceel besloeg nog geen 3 hectaren, te klein voor het doel dat hem voor ogen stond. Begin januari 1925 verwierf hij, met van zijn vriend Frits Eschauzier geleend geld, drie aangrenzende percelen, waarvan een De Barrebosch heette. Eschauzier, architect, ontwierp een huis voor Holdert, diens vrouw en kinderen. Er werd een moestuin aangelegd en er werden fruitbomen geplant. Daarnaast verrezen er in de loop der jaren verschillende eenvoudige houten huisjes die voor kortere of langere tijd verhuurd werden. Het duurde niet lang voordat mensen die hij had leren kennen in de periode dat hij voor Van Eeden werkte, een bezoekje kwamen brengen aan het Barrebos. Onder hen waren schrijvers als Herman Gorter en Henri Borel, maar ook de bekende
wiskundige L.E.J. Brouwer. Afke van der Toolen doet in deze rijk geïllustreerde uitgave de geschiedenis van het Barrebos in geuren en kleuren en met oog voor fijne details uit de doeken. Bestierd door een kleinzoon van de stichter bestaat de gemeenschap overigens nog steeds, zij het in aangepaste vorm.
nbsp;
Afke van der Toolen, De Hutten van het Barrebos. Een idealistische enclave op de Veluwe. BDU/Boeken, 2007, 96 p., ? 17,50
|
|