Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 20
(2002)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
G.L SliekerEen van de mysteries van de Camera Obscura is de oorsprong van het pseudoniem Hildebrand. Het lezerspubliek wist al spoedig na het verschijnen van de Camera dat Nicolaas Beets achter dit pseudoniem schuilging, maar de herkomst ervan bleef altijd een raadsel. Beets zelf schreef in Na vijftig jaar, zijn eigen toelichting op de Camera, dat hij niet meer wist waar hij de naam vandaan had. Honderd jaar na de verschijning van de Camera Obscura kwam J.C. Tadema, firmant van Camera-uitgever Bohn, met een veronderstelling. In een artikel in De Telegraaf van 17 september 1939 opperde hij dat de naam ontleend was aan een slagerij op de hoek van de Gedempte Oude Gracht en de Botermarkt te Haarlem. In de negentiende eeuw was op deze plek inderdaad een slagerij Hildebrand gevestigd. De Duitser Conrad Hildebrand (1815-1890) was hier vanaf 1845 tot 1882 slager. Hij volgde Jan Vereeken (1752-1832) en diens zoon Hendrik (1783-1844) op, die hier al vanaf het eind van de achttiende eeuw het slagersvak uitoefenden. Vereeken Sr. was tot de Bataafse omwenteling naast slager ook bestuurder van het Haarlemse vleeshouwersgilde. Na de opheffing van de gilden in 1798 werd hij voorzitter van het nieuwe bestuurscollege. In 1811 besloot hij het kalmer aan te gaan doen. Zoon Hendrik en dochter Anna Jacoba kregen de zaak in gedeelde eigendom. Na Anna's huwelijk werd Hendrik in 1833 volledig eigenaar. Op 6 maart 1845 kondigde Hendriks weduwe Johanna Greeff in de Opregte Haarlemsche Courant aan dat ze de zaak had overgedaan aan haar ‘meesterknecht Conrad Hildebrand, onder de firma Wed. Hk. Vereeken’, In dezelfde advertentie nam Conrad niet zonder trots ‘de vrijheid, zich in ieders gunst aantebevelen, beloovende eene zeer prompte Bediening’. Na enkele jaren verscheen de naam Hildebrand ook op de winkelruit. Een week voor het verschijnen van de advertentie was Conrad voor 4.400 gulden eigenaar geworden van ‘Een Huis, waarin de Vleeschhouwersaffaire wordt uitgeoefend en erve, staande en gelegen aan de Oudegracht op den hoek van de Botermarkt, binnen deze stad, geteekend Wijk 4 Numero 1008 [...] groot Een Roede twee en twintig Ellen’. Behalve de slagerij omvatte de koop ook nog ‘Een huis, thans ingerigt tot een stal, en erve, staande en gelegen aan de Gasthuisstraat bij de Botermarkt te Haarlem’. Misschien kon Conrad hier vee ‘in voorraad’ houden om zo, in een tijd zonder koelinrichtingen, altijd over verse waar te beschikken. Opmerkelijk is de vermelding in de akte, gepasseerd bij notaris Pieter Mabé, van Conrads adres, te weten ‘wonende in het eerste der na te vermeldene perceelen’. Conrad Hildebrand was op 26 september 1815 geboren in het Duitse Oberkaufungen bij Kassel. Zijn vader Bernhard was eveneens slager. Over Conrads vertrek uit Duitsland is niets bekend; in de Duitse archieven waren hierover geen gegevens te vinden. Waarschijnlijk is hij al vóór 1839, samen met zijn broer Johannes, naar Nederland gekomen. In 1839 werd er namelijk een volkstelling gehouden en op Vereekens adres, wijk 4 nr. 1008 (nu Gedempte Oude Gracht 80/hoek Botermarkt) vinden we slagersknecht ‘Cornelis Hillebrant’, oud 24 jaar. Op grand van de vermelde leeftijd mag worden verondersteld dat ‘Cornelis Hillebrant’ dezelfde is als Conrad Hildebrand; kennelijk had de dienstdoende ambtenaar zijn naam verkeerd verstaan. Op 14 mei 1845 trouwde Conrad in Haarlem met Berendina Johanna Nijkamp, afkomstig uit het Gelderse Steenderen en toen 28 jaar oud. Ze is vermoedelijk in 1838 naar Haarlem gekomen. Op eerste paasdag van dat jaar werd ze als lidmaat van de Nederlands Hervormde Gemeente te Haarlem ingeschreven ‘op attestatie’, ofwel op grond van een verklaring van haar vorige gemeente, in dit geval Leiden. Ze woonde daar naar alle waarschijnlijkheid bij haar zus en zwager. Het echtpaar kreeg acht kinderen. Eén zoon, Gerardus Janus (1850), werd eveneens | |
[pagina 14]
| |
Illustratie door Karel Thole in de Prismauitgave van de Camera Obscura.
slager maar overleed te jong (1877) om zijn vader op te volgen. In 1882 deed Conrad de zaak over aan de Amsterdammer Casper Hendrik Kammeijer (1839-1897) en het jaar daarop vertrok hij met zijn vrouw naar Utrecht. Het echtpaar vestigde zich daar aan de Voorstraat, op een steenworp afstand van de Boothstraat. Hier woonde Nicolaas Beets sinds 1854 en de beide mannen hebben dus, wellicht zonder het te weten, als het ware bij elkaar om de hoek gewoond. Hildebrand en zijn vrouw overleden beiden in Utrecht; Berendina op 24 September 1889, Conrad op 18 maart 1890. In hun door Kammeijer voortgezette zaak te Haarlem bevindt zich tot op de huidige dag een slagerij. Hoewel duidelijke aanknopingspunten met betrekking tot Hildebrands exacte datum van vestiging in Haarlem ontbreken, denk ik toch dat Tadema heel goed gelijk zou kunnen hebben. Conrad Hildebrand moet zich dan al vóór 1837 in Haarlem hebben gevestigd. In dat jaar gebruikte Beets zijn literaire pseudoniem Hildebrand voor de eerste maal, voor het opstel ‘Vooruitgang’ dat in De Gids gepubliceerd werd. Beets heeft de slagerij zeker gekend; zijn ouderlijk huis bevond zich immers in de nabij gelegen Koningstraat. En het is niet onmogelijk dat de aanblik van een zelf slachtende slager hem heeft geïnspireerd bij zijn beschrijving in ‘De familie Kegge’ hoe in ‘eener slachterij, [...] de knechts, in hun bloederige wollen kousen [...] zichzelven bijlichtten met een brandend smeerkaarsjen op gemelde hoed vastgekleefd, dat een tooverachtig licht in de opengehouwen koebeesten wierp, wier inwendige belangen zij verzorgden’. Beets zal als jongen, spelend in de buurt, een dergelijk tafereel wel eens van dichtbij aanschouwd hebben. |
|