[nummer 1]
Redactioneel
Een nieuw lentenummer van het Nieuw Letterkundig Magazijn, waarin velerlei gekwinkeleer is waar te nemen, van ‘Maatschappij’-geschiedenis tot Middeleeuwen, van essay tot gedicht, van boekenkast tot internet.
Een heuse primeur vormt het openingsartikel over de sonnettenprijsvraag die de Maatschappij in 1950 uitschreef. Tot op heden was alleen de winnaar bekend en werden 22 andere sonnetten in een bundeltje uitgegeven. Marije Groos gunt de lezer een kijkje in de rijke schat van 575 sonnetten die destijds ondanks het naderende tijdperk van de Vijftigers, met hun kritiek op de traditionele poëzie, werden ingezonden.
Erelid Theun de Vries verblijdde ons met een verrassende schets, die naar zijn zeggen deels op herinnering, deels op fantasie is gebaseerd.
Het toekennen van de eerste Dr. Elly Jafféprijs aan Hans van Pinxteren vormde de aanleiding voor een interview met deze dichter en vertaler, die vorig jaar toetrad als lid van de Maatschappij. De tweejaarlijkse prijs zal op 25 mei worden uitgereikt voor de vertaling van Michel de Montaignes Essais.
Een romantische mengeling van droefenis en heerlijke folklore komt ons tegemoet uit Jan Stroops artikel over de uitvaart en het ‘Nachleben’ van Jan Pieter Heije, de dichter die een belangrijk deel van Kun je nog zingen, zing dan mee, en daarmee van veler jeugd, heeft gevuld. Met ‘de zilvervloot’ en ‘het karretje op de zandweg’ nog in het hoofd kan men ter bedevaart naar de tentoonstelling ‘Vergeten in de slaap der eeuwen’ in het Letterkundig Museum te Den Haag, waar afbeeldingen van Heijes graf en van andere schrijvergraven te bezichtigen zullen zijn vanaf 17 mei 2001 tot en met 18 november.
Een tweede prijswinnaar in dit nummer is onze vaste columnist Kader Abdollah, die de lezer weer deelgenoot maakt van een schitterende Perzische vertelling. Kader Abdollah won begin dit jaar de E. du Perron-prijs voor zijn roman Spijkerschrift, die door de jury werd geprezen om zijn ‘waarachtig interculturele’ karakter.
Dichter des vaderlands Gerrit Komrij schonk het Magazijn zijn sonnet ‘Verzegeld’.
Een heiligenleven gepresenteerd als een avonturenverhaal, dat is de legende van Cunera van Rhenen, in handschrift Ltk 271. Jelma Hoekstra suggereert een verband tussen het feit dat Ltk 271 een refterhandschrift is en het smeuïge karakter van de tekst.
Jos Damen geeft een illustratie van de uiteenlopende belangstelling die de doordeweekse gebruiker van de collectie van de Maatschappij aan de dag legt.
In de driekolomsafdeling wordt aandacht gevraagd voor een aantal activiteiten en publicaties, van theatersymposium tot Ten Kates taalkundige meesterwerk. In de kleine kolommen wordt echter in de eerste plaats gewezen op de mogelijkheid om het Nieuw Letterkundig Magazijn op het internet te raadplegen.