Foto: Hans Hordijk.
vak gestaag voortschreed. U werd mediëvist, maar gaf een algemene oriëntatie op het vak neerlandistiek daarmee geenszins prijs. Daarvan getuigen niet alleen uw bijdragen over negentiende- en twintigste-eeuwse thema's, maar ook uw somtijds tot het algemeen publiek gerichte verdedigingen van het belang en de waarde van de neerlandistiek. Van een scherpe scheiding tussen de beoefening van taal- en letterkunde wilde u daarbij niets weten. Een volleerd, ja meesterlijk neerlandicus moet, net als de zeeman, in principe alles kunnen wil het schip, op hoop van zegen, op koers blijven: een sterretje schieten gaat u even goed af als aan het roer staan, en als het moet klimt u het want in.
In uw dissertatie vergeleek u een Middelnederlandse Arturroman met zijn Oudfranse voorbeeld. Het vernieuwende van uw aanpak school in het onderzoek naar de manier waarop door Middelnederlandse auteurs met dergelijke voorbeeldteksten werd omgesprongen: vertaling, correctie, bewerking en herschepping werden door u beschreven en geanalyseerd. Uiteraard richtte uw belangstelling zich daarbij tevens op het vakmanschap van de auteur: zijn kennis van poëtica en retorica bijvoorbeeld, als basis van zijn literaire arbeid. Door uw initiatief werd een heel corpus Arturromans onder de loep genomen: sinds 1981 verschijnt de reeks ‘Middelnederlandse Lancelotromans’. Het kloeke tweede deel, Lantsloot vander Haghedochte. Fragmenten van een Middelnederlandse bewerking van de Lancelot en prose, gaf u zelf uit, met inleiding en commentaar. Die inleiding is niet zonder belang voor de geschiedenis van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Daar verhaalt u namelijk van de ruim een eeuw lange en bij tijd en wijle dramatische voorgeschiedenis van de editie. U memoreert daarbij onder andere de vondsten van talrijke Middelnederlandse fragmenten door de jonge Duitse geleerde Friedrich Meuser, die pal na zijn promotie in 1939 het leger in moest, diens vruchteloze contacten met de Maatschappij in de late jaren veertig en vroege jaren vijftig, geknoopt door Meusers Doktorvater, de Marburgse germanist Helm, in de hoop, overigens spoedig vervlogen, dat de Maatschappij financieel zou kunnen bijdragen aan de editie. Die editie, waar vervolgens ook allerlei andere geleerden nog aan werkten, kon u, met medewerking van drie helpers, ten slotte in 1987 het licht doen zien. Uw werk voor de reeks ‘Middelnederlandse Lancelotromans’ en uw vele inspirerende publicaties hebben beslissend bijgedragen tot een grote en ook internationaal erkende bloei van de studie van het Middelnederlands in het algemeen en de arturistiek in het
bijzonder. Door uw bemoeiingen met dat laatste bracht u een verbinding tussen het Nederlandse en het internationale onderzoek van deze Europese verhaaltraditie tot stand; een verhaaltraditie, die u en vele anderen, onder wie sommige van uw leerlingen, blijft fascineren. ‘Et touz ces lieux faés / Sont Artus de Bretagne’: elk toverland behoort Artur toe.
Al dat moois wilde u natuurlijk niet voor uzelf houden. De Prijs voor Meesterschap wordt u mede toegekend voor uw werk als leermeester en inspirator van velen. ‘Het is een groot geluk, zo'n leermeester als Gerritsen te hebben gehad’, hoorde ik een leerling van u eens zeggen. Van uw in geschrifte neergeslagen inspiratie geef