Interview Etienne van Heerden
Wat vindt u van de plaats die het Afrikaans inneemt in het huidige Zuid-Afrika?
Het taaldebat moet nooit vanuit het oogpunt van slechts één taal (bijvoorbeeld het Afrikaans) worden gevoerd, maar met oog op de noodzaak tot ontwikkeling en stimulering van alle talen in Zuid-Afrika.
U vraagt echter specifiek naar het Afrikaans. Als Afrikaanssprekende is het voor mij vanzelfsprekend belangrijk dat het Afrikaans (waarvan meer dan vijftig procent van de sprekers ‘bruin’ of ‘kleurling’ is) zijn rechtmatige plaats inneemt naast andere talen. ‘Plaats innemen’ betekent hier dat de staat zoveel mogelijk moet doen om alle talen in zowel de publieke sfeer (zoals in rechtbanken, ziekenhuizen, ministeries en het parlement) als de privé-sfeer (bijvoorbeeld op straat, als huistaal) te stimuleren.
Het is helaas echter duidelijk dat het Engels de wedloop in de publieke sfeer gaat winnen (of al heeft gewonnen), ondanks het feit dat dit de moedertaal van veel minder Zuid-Afrikaners is.
Ik zou graag willen zien dat de staat (misschien op lokaal niveau) meer aandacht besteedt aan de centralisering van talen als het Xhosa, het Venda, het Afrikaans, enzovoort, in de publieke sfeer, en niet zo opzichtig probeert om alleen het Engels naar voren te schuiven.
Wat de privé-sfeer van het Afrikaans betreft gaat het natuurlijk goed - dit is steeds huistaal, straattaal, privé-taal.
Het is echter opvallend dat Afrikaanssprekenden niet zo graag nun huistaal achter zich laten, de voordeur achter zich dichttrekken en het Engelse openbare leven binnenstappen, waar alle belangrijke functies in het Engels plaatsvinden. Voor de sprekers van bijvoorbeeld het Xhosa is het schijnbaar gemakkelijker om in hun professionele leven over te schakelen op het Engels. Dit komt natuurlijk doordat in het oude Zuid-Afrika gedurende vele jaren andere talen dan die van henzelf in het middelpunt hebben gestaan - zij zijn eraan gewend om in het openbaar een andere contacttaal in de mond te nemen. Maar voor veel Afrikaanssprekenden is het pijnlijk om te constateren dat de reikwijdte van het Afrikaans op dit vlak afneemt - vooral omdat de opengelaten ruimte niet wordt opgevuld door het Venda of het Sotho, maar slechts door het Engels.
Verder zijn het vooral gegoede blanke Afrikaanssprekenden die hun kinderen op de toekomst voorbereiden door ze naar Engelse scholen te sturen - meer dan twintig procent van de Afrikaanssprekende kinderen zit reeds op Engelse scholen.
Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen: de opleving van Afrikaanse geschriften van schrijvers uit de traditioneel ‘achtergebleven’ gemeenschappen neemt steeds grotere afmetingen aan. Hierin speelt een uitgeverij als Kwela een belangrijke rol. Deze schrijvers gebruiken dikwijls een andere variant van het Afrikaans dan die welke altijd ambtelijke erkenning heeft gekregen. Hier ligt een groot groeipunt voor die taal als literaire taal of cultuurtaal.
Het gaat relatief goed met het Afrikaans als literaire taal, alhoewel jongere schrijvers toch de neiging hebben om in het Engels te publiceren. Dit is nog maar kort onderwerp van discussie, maar de tendens is wel degelijk aanwezig. Desondanks verschijnen er voortdurend uitstekende literaire werken in het Afrikaans.
Of deze ontwikkelingen echter voldoende energie kunnen leveren om het Afrikaans te dragen in een land waar universitair onderwijs, parlementaire redevoeringen, wetenschappelijke verhandelingen, bewegwijzering en straatnamen, buurtnamen en televisie-uitzendingen in het Afrikaans reeds zeer zijn afgenomen en nog veel meer gaan afnemen, is een vraag die de volgende eeuw zal moeten beantwoorden.
Standpunten van individuen in het taaldebat zijn afhankelijk van de vraag of zij hun taal willen zien als een taal die in publieke sfeer wordt gebruikt, of dat zij tevreden zijn met een functie als spreek- of privé-taal. De vraag is natuurlijk hoe lang een taal waarvan het publieke gebruik binnen een generatie wordt beknot, nog een aanvaardbare huistaal zal zijn voor mensen die hun kinderen willen voorbereiden op een effectieve deelname aan het openbare leven. Dan maar liever met het hele gezin overstappen op het Engels? Het gevaar van het besef dat talen worden veronachtzaamd, is dat mensen die zich miskend voelen weer hun toevlucht kunnen nemen tot een soort nationalisme. Taalnationalisme, de kaap van het Afrikaans als voertuig van het Afrikaner-nationalisme - dit hebben we al eerder meegemaakt.
Als de regering deze ontwikkeling wil vermijden, moet zij gewoon aan de Afrikaanssprekenden, en de sprekers van het Zulu, Venda enzovoort, het gevoel geven dat hun taal erkend en gewaardeerd wordt, effectief gebruikt kan worden in de rechtbank, de fabriek, het parlement of het politiebureau, en dat hun waardigheid als landgenoten in een multiculturele samenleving daarmee erkenning geniet.
Ik zal mij nooit met een nationalistische opleving rondom het Afrikaans kunnen vereenzelvigen. Tegelijkertijd denk ik dat een moedertaal een zeer principieel grondrecht is, en dat een regering haar best moet doen om het gebruik ervan te bestendigen.
Aan de Universiteit van Kaapstad gaat het departement Afrikaans en Neerlandistiek fuseren met de departementen Afrika-talen en Linguïstiek. Wat zijn uw verwachtingen van die samenwerking?
De samensmelting van deze drie departementen moet in de eerste plaats worden gezien binnen de bredere herorganisatie van faculteiten en departementen aan de Universiteit van Kaapstad. Het aantal faculteiten en departementen wordt beperkt, en allerlei verbindingen worden overwogen om besparingen te bereiken.
Het departement Afrikaans en Neerlandistiek kon dan ook kiezen om bijvoorbeeld samen met Duits, Frans en Italiaans een departement Europese talen te vormen. Wij