Aanvulling op ‘Bomans en Het Jodenjongentje’
In haar interessante commentaar op een passage uit de dagboeken van Godfried Bomans, wijst Marije Groos op de inconsequent selectieve verontwaardiging van Bomans over het verhaal van Het Jodenjongentje in een taalboek voor het katholieke onderwijs.
In diezelfde dagboekpassage staat nog meer dat de verwondering wekt. Aangezien ik een van de weinigen ben die dat kan weten, voel ik me genoodzaakt deze aanvulling toch maar te geven. Bomans schrijft:
‘Hagers, die de secretaris van de uitgever (Malmberg) bleek te zijn, had de treurige moed deze publicatie te verdedigen. Ik werd driftig, maar hij bleef overeind met de kracht der geborneerdheid. Opeens vroeg ik: “Meneer Hagers, bent u de zoon van een onderwijzer?” Dit was precies in de roos, zelfs zijn moeder had voor de klas gestaan.’
Mijn ‘verdediging’ van de publicatie is door Groos voldoende genuanceerd. Maar behalve het implicaat dat onderwijzende ouders geborneerde kinderen krijgen, kloppen ook nog eens de door Bomans genoemde feiten niet: mijn vader was hofmeester op de grote vaart en mijn moeder, die weinig opleiding heeft genoten, verdiende toen ze weduwe werd de kost als garderobehoudster bij een Rotterdamse schouwburg.
Pieter Hagers