Lucretia van Merken en Leiden
Op 3 oktober hebben we weer het Ontzet van Leiden gevierd, met de vaste ingrediënten: reveille, koraalmuziek in het Van der Werfpark, uitreiking van haring en wittebrood in de Waag, de herdenkingsdienst in de Pieterskerk, bezoek aan het Stedelijk Museum de Lakenhal om de hutspot en de zelfopoffering van burgemeester Van der Werf aan je kinderen te laten zien, de optocht met het vaandel van de 3 October-Vereeniging en de koets met de voorzitter van die vereniging en de Leidse burgemeester, gevolgd door praalwagens en muziekkorpsen, het verorberen van de echte Leidse hutspot (waarnaar de stad nog dagen ruikt!), de kermis en het feestelijke vuurwerk tot besluit.
Eeuwenlang viert de Leidse bevolking deze gedenkdag, maar ook kunstenaars hebben zich met dit onderwerp bezig gehouden. Het beleg en ontzet van Leiden heeft velen geïnspireerd en zo ontstonden talrijke toneel- en muziekstukken over dit thema.
In 1774 verscheen Het Beleg der stad Leiden. Treurspel van Lucretia Wilhelmina de Winter, geboren Van Merken.
Lucretia van Merken werd op 21 augustus 1721 in Amsterdam geboren als dochter van de bonthandelaar Jacob van Merken en Susanna Wilhelmina Brandt, een afstammelinge van de dichter en geschiedschrijver Gerard Brandt. Ze kreeg een zeer zorgvuldige opvoeding en werd al op jeugdige leeftijd bekend gemaakt met de voornaamste voortbrengselen van onze letterkunde. Op 19-jarige leeftijd publiceerde zij al Feestzang op het eerste eeuwgetij der Nederlandsche vrijheid (1740), vijf jaar later gevolgd door haar treurspel Artemines, gepubliceerd onder de zinspreuk La vertu pour guide. Dit stuk oogstte overal grote bewondering, zo zeer zelfs dat Betje Wolff zich later nog herinnerde als kind over deze dichteres gehoord te hebben. Zo schreef ze in 1798:
Eens hoorde ik uwen lof, uitmuntende Van Merken!
De pop viel uit mijn hand, zo luisterde mijn oor:
‘Ach Vlissing!’ dacht ik, ‘had gij ook eens uw Van Merken
Hoe aangenaam zou mij dit zijn.’
In 1762 publiceerde Lucretia van Merken Het nut der tegenspoeden, waarschijnlijk geïnspireerd door persoonlijke tegenspoed, want in drie jaar tijd verloor zij haar vader, moeder en enige zuster.
Ik zing, door leed geleerd, het nut der tegenspoeden
Die op den zwakken mensch in 't rustloos leven woeden
Het lichaam en de ziel bestrijden, maar metéén
Die beiden veiligen voor al de aantrekkelijkheên
Der looze wereld, die steeds toelegt op 't verleiden.
Enkele jaren later, in 1768, trouwde zij op 47-jarige leeftijd met Nicolaas Simon van Winter.
Nicolaas van Winter was 25 december 1718 in Amsterdam geboren als zoon van Pieter van Winter en Elizabeth van Leeuwarden. Ook hij kreeg een beschaafde opvoeding
Lucretia Wilhelmina van Merken. Portret door Jacobus Houbraken, naar Hendrik Pothoven. Foto: Gemeentearchief Leiden.
en werd opgeleid voor de handel. Hij werd makelaar in verfstoffen en bewoonde tijdens zijn eerste huwelijk een eigen huis in de Amsterdamse Wolvenstraat. Zijn eerste echtgenote, met wie hij op 5 mei 1744 trouwde, was Johanna Muhl, die in januari 1768 na een langdurig lijden overleed. Ruim acht maanden later trad hij met Lucretia van Merken in het huwelijk. De dag na de huwelijksvoltrekking, 27 september 1768, testeerden beide echtgenoten, waarbij hun gezamenlijk vermogen opgegeven werd voor de klasse ƒ 50.000 - ƒ 100.000.
Na enige jaren begon de gezondheidstoestand van Van Winter te wensen over te laten: hij werd geplaagd door hoestbuien en ischias. Omdat de Leidse lucht de naam had zeer gezond te zijn, besloten de echtelieden een buitenhuis in de buurt van Leiden te kopen voor een verblijf tijdens de zomermaanden.
Op 8 mei 1773 kocht Nicolaas van Winter voor ƒ 6.900 van Laurens François Rigail de kleine buitenplaats Bijdorp. Dit terrein werd begrensd door de Rijn, de Meerburgerwetering, de Hoge Rijndijk en het buitenverblijf Weltevreeden van Paulus van Lelyveld, een neef van de oprichter van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde, Frans van Lelyveld.
Deze bezocht in juni 1773 het buiten en schreef daarover in een brief: ‘[...] Gisterenmiddag gong ik naer mynen kleenen sans souci aen de Ryn (zijn speeltuin) om in het groen van de boomen UwEd. myne verrukking te schilderen; - maer ziet, hoe licht worden onze voornemens veranderd? Ik raekte by juffr. van Merken, of zoo gy wilt, juffr. van Winter, die met haer man hier aen den Rhyn een buitenplaetsje gekocht heeft, om hun kwy-