Foto: Gemeentearchief Leiden.
Aan het eind van de achttiende eeuw was de buitenplaats gesloopt, een lot dat zij deelde met talloze lustplaatsen in de omgeving van Leiden. In 1797 werd het terrein door mr. Ysbrand van Dam verkocht aan een zekere Peltenburg. Als belendend perceel aan de zuidzijde werd daarbij het buiten Vijverlust genoemd, eigendom van twee weduwen. Deze dames deden hun bezit over aan de weduwe van mr. Johan Hendrik van Panhuys, die in 1808 overleed. Binnen een hoge singel van loofbomen werd de vijver omringd door tuinen in de ouderwetse stijl. Aan de weg, tegen de grens van Bijstad, stond een koepel, met daarachter een kolfbaan. Jonkheer Pieter van Panhuys verkocht Vijverlust in 1811 aan Hendrik Dewald, kastelein aan de Haarlemmerstraat. Deze droeg de buitenplaats in 1820 over aan Johan Jacob Selier, een Leidse tapper. Het woonhuis werd afgebroken en op de plaats van de gebouwen aan de weg verrees een koffiehuis.
De weduwe van Selier, Helena Reyken, hertrouwd met Ary Wassenaar, verkocht haar bezit op 15 mei 1838 aan Jacobus Couvée Sr. ten behoeve van diens zoon.
De zaak werd gelijk flink aangepakt. Niet alleen het gebouw werd gezelliger gemaakt, ook de tuin onderging een enorme verandering. De rechte stijve lanen werden vervangen door een Engels plantsoen, ontworpen door de tuinarchitect J.C. Rodbard, die een tijdje met Von Siebold had samengewerkt. De vijver, die een echte hengelvijver met baars en dergelijke was geweest, werd bevolkt door goudvissen. Iedereen prees deze aanleg ten zeerste.
Diezelfde zomer werd begonnen met concerten in deze sfeervolle tuin te organiseren, eerst onder leiding van muziekmeester Froschart, sinds 1841 door F. Dunkler met zijn grenadiers. Voor zes gulden kon men zich op acht concerten abonneren.
De spoorlijn Amsterdam-Haarlem werd in 1844 uifgebreid tot Leiden. Anderhalf jaar later kon ook Den Haag vanuit Amsterdam per spoor bereikt worden. Zo werd Zomerzorg, zoals Couvée zijn bezit had genoemd, vanzelf ‘Stationskoffyhuis’, in ons hele land en zelfs daarbuiten - vooral toen Noordwijk en Katwijk internationaal beroemde badplaatsen werden - bekend.
De grootste bloei beleefde Zomerzorg onder Abraham Couvée, die op 1 maart 1849 de zaak had overgenomen. Bijzondere zorgen werden steeds aan de tuin gewijd. Buiten de populaire concerten, sinds 1853 door H. Völlmar in plaats van Dunkler geleid, waren er nog tal van muziekuitvoeringen. In 1854 werd de oude kolfbaan vervangen door een ‘zeer ruime en nette zaal, geschikt voor concerten, bals, diners, enz.’. Daaraan grensde de gezellige koffiekamer, waar menig partijtje biljart gespeeld werd. De keuken was zo beroemd, dat allerlei festiviteiten van burgers en studenten vanzelf op Zomerzorg waren aangewezen.
Sinds 1855 hield de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde hier haar jaarlijkse diner.
In het convocaat voor de algemene ledenvergadering stond dan ook vermeld: ‘De Vergadering zal naar gewoonte met een' maaltijd worden besloten, te houden in het Locaal Zomerzorg, aan het Station van den Spoorweg. Daar er jaarlijks Leden zijn die, zonder deswege berigt te hebben gegeven, aan dien maaltijd verlangen deel te nemen, en het groote moeilijkheid veroorzaakt wanneer het getal tot op het laatste oogenblik onzeker blijft, worden de Leden ten vriendelijkste verzocht de goedheid te willen hebben, hun voornemen van deelneming aan den maaltijd vóór den 16den Junij schriftelijk te kennen te geven aan het adres van den Secretaris der Maatschappij. Op die wijze is het getal althans eeniger-