Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 12
(1994)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermdgehouden op 19 januari 1994 bij het in ontvangst nemen van het eerste exemplaar van de door Leidse Margedrukkers vervaardigde editie van de Snikken en grimlachjesHet is mij een groot genoegen om vandaag deze bijzondere uitgave van Snikken en grimlachjes in ontvangst te mogen nemen. Ik zal u dadelijk zeggen waarom. Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat François HaverSchmidt zich in zijn Schiedamse bedstede opknoopte aan het beddekoord. De krassen op het beschot getuigen van zijn doodsstrijd. Het is wat merkwaardig dat deze treurige geschiedenis de aanleiding vormt van dit feestelijk samenzijn. Zoals u weet zou hier eigenlijk de bibliothecaris van de Maatschappij moeten staan, maar die is als een soort Jan van Gent, als een dwaalgast in winterkleed, afgereisd naar het hoge noorden om daar te Foudgum, de eerste standplaats van dominee HaverSchmidt, deel te nemen aan een plechtige herdenking. Ik heb Foudgum eenmaal bezocht, op een sombere dag tussen Kerstmis en Nieuwjaar, bijna twintig jaar geleden. Het was twaalf uur in de middag. De mist hing over de velden. Het dorpje - een paar huizen rond een kerk - was geheel verlaten. De bewoners hadden zich in hun huizen teruggetrokken voor het middagmaal. In gedachten zie ik nog de grote schalen met dampende aardappelen. Het deed denken aan een schilderij van een kunstenaar uit de negentiende eeuw, wiens naam mij nu even niet te binnen wil schieten. Piet Paaltjens heeft op velen inspirerend gewerkt. Al tijdens zijn leven werden sommige van zijn gedichten door zijn vrienden in het Latijn vertaald. Nadien voelden | |
[pagina 18]
| |
Foto: Ronald Steur
anderen zich geroepen, zijn poëzie in de meest uiteenlopende talen over te brengen. Een onbetwist hoogtepunt in deze ontwikkeling vormt De Polyglotte melkboer van Arjaan van Nimwegen, waarin men bijna negentig versies van het beroemde melkboer-gedicht aantreft. Dat boek bezit ik helaas niet, maar wel ontving ik van Hans Heestermans, oud-voorzitter van de Maatschappij, de Azteekse vertaling van dit vers. De naam Piet Paaltjens mag dan in het Azteeks als Piet Zuiltjens zijn weergegeven, voor het overige kan men alleen maar zeggen: voortreffelijk gedaan. ‘Wel menigmaal zei de melkboer’ is een meesterwerk, in welke taal dan ook, maar op mij heeft ‘De zelfmoordenaar’ het meest inspirerend gewerkt. Hoe dat ging, weet ik nog precies. Het was in het najaar van 1961 en ik zat in de tweede klas van het lyceum. Onder de tekenles droeg een klasgenoot dit vers met verve voor. Daarna werden wij door de docent uitgenodigd, onze impressies op papier te zetten. Het was een katholieke school, men ging de grote levensvragen niet uit de weg. De gedetailleerde beschrijving van het halfvergane lijk, bungelend boven het geschokte liefdespaar, stimuleerde de verbeelding zeer. Het gegeven beviel mij. Dat jaar heb ik tijdens de tekenles vrijwel uitsluitend zelfmoordenaars uitgebeeld. Onze school werd gedreven door paters franciscanen. Al spoedig werd de voorstelling dan ook gestoffeerd met doorstoken prelaten, vastgebonden aan de boom in kwestie en aan belendende woudreuzen, terwijl een postkoets vol geestelijken, overvallen door gemaskerde rovers, het tafereel kwam verlevendigen. Zo groeide het geheel uit tot een pandemonium van geweld, waarin ik mijn visie op het op school vigerende regiem gestalte kon geven. Ik schafte mij Snikken en grimlachjes aan en kwam er al spoedig achter, dat de dichter in Leiden had gewoond, op de Hogewoerd, waar de diligence naar Woerden ooit voorbij kwam. Dat een diligence in die dagen net zo prozaïsch was als later een streekbus van de NZH, wist ik toen nog niet. Het romantische beeld van de postkoets, opgeroepen door blikken trommels van Pickwickthee, en liedjes als ‘En over berg en dal klinkt er het hoorngeschal’ van een zanggroepje dat zich De Selvera's noemde, verenigde zich met een straat in mijn geboortestad. Het huis waar die koets passeerde, bleek zelfs een gedenksteen te dragen: ‘Piet Paaltjens 1852-1858’. Hij werd mijn favoriete dichter, en in de schoolkrant schreef ik een stuk over de bleke poëet en zijn alter ego, de student François HaverSchmidt, wiens honderdste sterfdag wij vandaag herdenken. Piet Paaltjens was de dichter van mijn jeugd. Dat is een van de redenen waarom ik het nu, dertig jaar later, zo leuk vind om uw boek in ontvangst te nemen. Ik heb het nog niet gezien, maar ik ben zeer nieuwsgierig naar het resultaat. Een dichter uit de negentiende eeuw heeft u, drukkers in de marge, geïnspireerd om een bijzonder boek samen te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat uw werk voor de bibliotheek van de Maatschappij een opmerkelijke aanwinst zal zijn, en wil u daarvoor van harte bedanken. Peter van Zonneveld |
|