Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 12
(1994)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Uit de bibliotheek | |
Andersen, Bosboom-Toussaint en ReeserAls een openbare bibliotheek een gespecialiseerde collectie over een bepaalde auteur of onderwerp bezit, is die vrijwel altijd afkomstig van privé-verzamelaars. Immers zij hebben de tijd en de gelegenheid zich in de materie van hun keuze te verdiepen en kunnen zodoende intensiever verzamelen dan conservatoren of vakreferenten aan een bibliotheek die ook op zoveel andere zaken moeten letten. Een goed voorbeeld van een dergelijke verzamelaar was dr. H. Reeser (1919-1993). Na zijn studie Frans ontving hij zijn gespecialiseerde bibliotheekopleiding aan de beroemde École des Chartes in Parijs bij onder anderen L.-N. Malclès, de schrijfster van het befaamde Les sources du travail bibliographique. Het lag dan ook voor de hand dat Reeser in zijn ambtelijke leven alles met bibliotheken van doen zou krijgen: zo was hij van 1945 tot zijn vervroegde pensionering in 1978 verbonden aan de Systematische Catalogus van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, laatstelijk als hoofd van die afdeling; gaf hij bibliografische inlichtingen aan bezoekers en was hij docent bibliografie bij de opleiding tot wetenschappelijk bibliothecaris. Daarnaast was er bij Reeser sprake van een zeer duidelijke voorkeur, zo niet verbondenheid, met de negentiende eeuw. In dat zeer uitgebreide onderzoeksterrein had hij zich grondig ingewerkt, waarbij de letterkunde wel zijn grootste belangstelling genoot. Twee - uiteraard voortreffelijk gedocumenteerde - studies waren het gevolg: De jeugdjaren van Anna Louisa Geertruida Toussaint, 1812-1851 (1962) en De huwelijksjaren van A.L.G. Bosboom-Toussaint, 1851-1886 (1965). Voorts publiceerde hij in 1976 Andersen op reis door Nederland, terwijl in 1990 nog het Repertorium op de briefwisseling van A.L.G. Bosboom-Toussaint verscheen. Het is algemeen bekend dat Reeser deze boeken mede heeft kunnen schrijven op basis van door hem op deze gebieden samengestelde collecties, die bij de kenners een zekere faam genoten. De benoeming in 1986 tot doctor honoris causa in Amsterdam zag hij, met de daarmee samenhangende waardering, als de bekroning van dit werk. Terecht heeft Reeser ingezien dat het werkelijk een groot verlies zou zijn wanneer deze verzamelingen weer verspreid zouden worden. Daarom had hij besloten zijn Andersen-collectie en enige bescheiden met betrekking tot Bosboom-Toussaint na te laten aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.Ga naar eind1 Natuurlijk is de Maatschappij zeer verheugd over dit legaat dat haar collecties zo mooi aanvult. De ware omvang ervan, waarmee dan niet alleen het aantal strekkende meters is bedoeld, kan pas duidelijk worden na catalogisering en verdere ontsluiting. Nu al staat vast dat de betekenis ervan aanzienlijk is en een goede basis vormt voor verdere studie.
R. Breugelmans |
|