de opéra-comique wijdde. Lucile is zijn tweede opera. Het libretto is van Jean François Marmontel (1725-1813), die in 1771 historiographe de France werd en in 1783 secretaris van de Académie Française waartoe hij al sinds 1763 behoorde.
Bij de première van Lucile op 5 januari 1769 in de Comédie Italienne in Parijs werd Marmontels naam niet genoemd, maar men vermoedde wel dat hij de tekstschrijver was, net als van de eerste opera Le Huron van Grétry. Evenals Le Huron had Lucile een groot succes. Critici loofden het werk en in zijn Mémoires schrijft de componist dat tranen van ontroering over de wangen van de toeschouwers biggelden, vooral bij het ensemble ‘Où peut-on être mieux?’. Voor een groot deel was dat succes te danken aan een nieuw element dat Grétry op het einde aan de opera toevoegde: een landelijk coloriet van boeren en boerinnen in dans en zang. Lucile is de eerste opera met zulke rustieke melodieën. De componist herinnerde zich die sfeer uit zijn geboortestreek Luik. Hij droeg de opera trouwens op aan de hertog van Oultremont, broer van de prins-bisschop van Luik, mogelijk familie van de tweede vrouw van onze koning Willem I.
De opera gaat over de trouwpartij van Lucile en Dorval, waaraan enkele complicaties voorafgaan. Het meeste succes op de première en in de volgende voorstellingen had het liedje ‘Où peut-on être mieux?’, dat overigens geen aria is maar een kwartet. Het is na de première in 1769 lang populair gebleven en het kreeg een politieke kleur toen Lodewijk XVIII, in 1814 naar Frankrijk teruggekeerd, voor de eerste maal in het openbaar verscheen en iemand op het idee gekomen was het operakwartet te laten spelen. Elke keer sindsdien als de Koning of een lid van de koninklijke familie zich vertoonde op een bijeenkomst of in een theater, zette het orkest het toen bekende lied in en werd het meegezongen. En nog zingt men het op Belgische familiefeestjes.
Ik moet bekennen, dat ik er eerst niet veel aan vond, aan het lied, maar dat het toch in mijn hoofd bleef zeuren en dat pleit voor de melodie, hoewel de klemtonen verkeerd liggen, namelijk niet op mieux, sein en familie, maar op être, qu'au en sa. Où peut-on être mieux qu'au sein de sa famille. Het bekende verkeerde-klemtoon- verschijnsel van het vogeltje op Nellies hoed en de straatjongen uit Rotterdam en van het slotkoor uit de Matthäus-Passion: Wir setzen uns mit Tränen nieder. Later heeft Vieuxtemps het thema gebruikt in zijn vijfde vioolconcert.
Toch ben ik gaan twijfelen aan die mededeling op de hoes van de plaat, dat het liedje een politieke kleur kreeg toen Lodewijk XVIII terugkeerde. In 1977 verscheen er een facsimile-uitgave van het boek Uit de Gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte, over de tweede helft der achttiende en het begin der negentiende eeuw; medegedeeld door Mr. H. van A. Wie de auteur was weten we niet. De eerste druk verscheen in 1882. Van A beschrijft hoe in 1811 Napoleon ons land bezoekt, samen met zijn jeugdige gemalin. ‘De meest luisterrijke ontvangst was het Keizerlijk paar bereid in Utrecht en vooral te Amsterdam.’ In Amsterdam wonen Napoleon en Marie Louise een theateravond bij. ‘Nooit had zich zulk een geestdrift vertoond - zeiden de dagbladen - en toen nu het orkest het air deed hooren: ‘Où peut-on être mieux qu'au sein de sa famille?’ gaf de Keizer door zijn gebaren te kennen, dat hij zich hier wezentlijk in den schoot zijner familie bevond.’ Dus niks politieke kleur Lodewijk XVIII. Het liedje is Napoleon ook al toegezongen. Onder andere in Amsterdam in 1811.
Ten slotte zij nog meegedeeld, dat Radio Brussel-Frans de eerste vier maten van ‘Où peut-on être mieux’ als pauzeteken gebruikte en mogelijk nog gebruikt.
Jan van Herpen