Reactie op G. Kleis
In de december-aflevering van Nieuw Letterkundig Magazijn doet G. Kleis een interessante poging de uitgavegeschiedenis van Hans Lodeizens Het innerlijk behang en andere gedichten (1952) te reconstrueren. In de aanloop van zijn artikel betreurt hij het feit dat het archief van de uitgeverij G.A. van Oorschot te Amsterdam niet voor derden toegankelijk is, en dat het eveneens onmogelijk was ‘de inmiddels in het Letterkundig Museum aanwezige papieren te raadplegen, omdat er een uitgave van in voorbereiding is’. Deze passage kan niet anders dan op een misverstand berusten. Voorzover ik heb kunnen nagaan, heeft Kleis nooit een poging gedaan om via het Museum de benodigde toestemming tot inzage in de collectie-Lodeizen van de erven te verkrijgen. Deze collectie-Lodeizen omvat echter níet de literaire nalatenschap van Lodeizen; op deze collectie rust bovendien géén embargo. De nalatenschap, die drie koffertjes omvat, hebben de erven-Lodeizen ten behoeve van een geheel nieuwe editie van Lodeizens werk overgedragen aan prof. dr. W.J. van den Akker te Utrecht.
Het is in dit verband wellicht dienstig de inzageregels voor de collecties van het Letterkundig Museum hier kort weer te geven. Uiteraard laten die regels onverlet dat voor sommige delen van de collectie door schenkers of bruikleengevers nadere bepalingen zijn vastgesteld. Er wordt bij het verlenen van inzage onderscheid gemaakt tussen gepubliceerde en ongepubliceerde documenten. Gepubliceerde documenten zijn vrijelijk ter inzage. Voor ongepubliceerde documenten is te allen tijde tot vijftig jaar na het overlijden van de auteur toestemming van de auteursrechthebbende nodig, tijdens zijn leven van de auteur zelf, na zijn dood van zijn erven. Daarnaast kan voor het inzien van brieven ook de toestemming van de geadresseerde, voorzover deze nog in leven is, vereist zijn.
In het algemeen bemiddelt het Museum bij het verkrijgen van de benodigde toestemming(en).
In een enkel geval wordt een collectie op uitdrukkelijk verzoek van een onderzoeker in afwachting van de voltooiing van diens publikatie tijdelijk gesloten voor andere onderzoekers met een soortgelijke invalshoek. Dit embargo geldt echter altijd slechts voor een afzienbare periode, en het museum waakt ervoor dat deel-onderzoek mogelijk blijft.
S.A.J. van Faassen
hoofd afdeling Collecties