Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 11
(1993)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
OpeningswoordDames en Heren, Van harte welkom op deze bijeenkomst, gewijd aan twee belangrijke bloemlezingen uit de Nederlandstalige poëzie en met name de receptie daarvan. Zoals u uit de uitnodigingsbrief zult hebben begrepen, hebben we deze bijeenkomst gerelateerd aan de honderdste geboortedag van dr. Victor E. van Vriesland. Die was trouwens al weer enkele maanden geleden, op 27 oktober 1992 om precies te zijn. Opvallend is dat, voor zover mij bekend, in geen enkele krant of periodiek aandacht aan deze toch memorabele dag is besteed: sic transit gloria litteraria! Goed dat er een Maatschappij is om tegen die literaire vergetelheid nog iets te doen. Wie Van Vriesland zegt, noemt meestal in een adem zijn Spiegel van de Nederlandse poëzie - en daar gaat het vanmiddag ook om, tenminste in de eerste van de twee lezingen die nu volgen. Wat mij persoonlijk betreft, en ik denk dat ik daarin niet alleen sta, is de kennismaking met Van Vriesland overigens niet via zijn befaamde bloemlezing gegaan en ook niet via zijn twee delen Onderzoek en vertoog (1958), zijn hoofdwerk op literairkritisch gebied, dat voor mij in de jaren zestig een veel geraadpleegde gids is geworden voor mijn verkenningen op het gebied van de contemporaine Nederlandse literatuur. Nee, mijn oudste herinneringen aan Van Vriesland zijn van vocale aard: zij betreffen zijn optreden in een spelletje, dat zo rond 1960 uiterst populair was, te weten ‘Hou je aan je woord’, een radioprogramma. Daarin schitterde in de eerste plaats Godfried Bomans, maar ook Van Vriesland maakte met zijn ironische volzinnen veel indruk; ik was in ieder geval zozeer in de ban van zijn optreden dat ik graag iets van hem wilde lezen (dat programma was eigenlijk ‘leesbevordering avant la lettre’). In de bibliotheek van mijn woonplaats trof ik een roman van hem aan met de opvallende titel Het afscheid van de wereld in drie dagen; het boek was een herdruk in de Salamanderreeks (gebonden!) en oogde vertrouwenwekkend. De inhoud was echter, voor mij althans, zo vreemd dat er geen sprake was van wat didactici tegenwoordig noemen ‘een overrompelende leeservaring’. Maar ik was wel geboeid genoeg geraakt om nog een ander boek van Van Vriesland te proberen, en dat waren dan de genoemde bundels kritieken. Pas later heb ik kennis gemaakt met zijn indrukwekkende Spiegel, die me de weg wees naar bundels van dichters wier naam ik op school nog nooit had gehoord. Over die pedagogische effecten en mogelijk andere die de Spiegel heeft gehad, zal straks het woord worden gevoerd door Dirk Kroon, een echte Van Vriesland-specialist: hij schreef onder meer het levensbericht in het Jaarboek van de Maatschappij (1976) en bezorgde een bloemlezing uit de poëzie van Van Vriesland zelf (1980). Het fenomeen bloemlezing vonden we zo interessant, dat we tot een tweede lezing over dit onderwerp hebben besloten. We hebben gezocht naar een goede pendant van de Spiegel en menen die te hebben gevonden in de bloemlezing Poëzie is een daad van bevestiging van Cees Buddingh' en Eddy van Vliet (1978; tweede druk 1984), die met name in Vlaanderen heel wat opschudding heeft verwekt. Eddy van Vliet werd zelfs beschuldigd van collaboratie! Het is misschien wat veel gezegd dat hij zich hier vanmiddag na vijftien jaar komt verdedigen, maar we zijn wel heel benieuwd hoe hij nu op die ontvangst terugkijkt. Met deze aandacht voor bloemlezingen staan we midden in de literaire actualiteit. Dat blijkt uit de zo juist verschenen literatuurgeschiedenis: Nederlandse Literatuur: een geschiedenis. Daarin staat een voortreffelijk hoofdstukje van Ad Zuiderent, getiteld ‘Bloemlezen en bakens verzetten’, waarin wordt ingegaan op de commotie die bloemlezingen als die van Hans Warren, Gerrit Komrij en, inderdaad, Eddy van Vliet en Cees Buddingh' zo rond 1980 hebben veroorzaakt. In dit hoofdstukje wordt ook de Spiegel van Van Vriesland vermeld. Hij wordt als volgt gekarakteriseerd: ‘In de loop van veertig jaar was deze bloemlezing uitgegroeid tot een monument van goede smaak en onpartijdigheid, maar tevens tot een sympathiebetuiging aan zelfs de geringste dichtende tijdgenoot; het leek wel een telefoonboek van de Nederlandse poëzie.’ Ik geef nu graag eerst het woord aan Dirk Kroon om ons zíjn Spiegel voor te houden.
Rudi van der Paardt |
|