Openingswoord bij Claus-middag
Dames en heren,
Van harte welkom bij het openbare gedeelte van de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, dat we zullen beginnen met een drietal voordrachten over het werk van Hugo Claus. Er zijn twee aanleidingen om juist nu aandacht aan zijn oeuvre te besteden (de reden is uiteraard dat het van internationaal gewaardeerde kwaliteit is). In de eerste plaats viert Claus dit jaar een bescheiden jubileum: hij debuteerde, op de aanvallige leeftijd van achttien jaar, vijfenveertig jaar geleden als dichter, met de bundel Kleine reeks. Het bijzondere van dit debuut is niet in de eerste plaats dat Claus sr., die een drukkerij had, er de uitgever van was, maar dat de opgenomen gedichten achteraf bezien zo traditioneel waren - een paar jaar verder en Claus zou juist door niemand minder dan Paul Rodenko de keizer der Vlaamse experimentelen worden genoemd.
Zo kom ik bij de tweede aanleiding. Claus' vele werkzaamheden (hij is ook schilder!) en literaire publikaties hebben eigenlijk vanaf het begin veel aandacht van de kritiek gekregen, de laatste jaren ook vanuit universitaire hoek. Het is langzamerhand tijd om deze soms heel divergerende studies eens in kaart te brengen en de niet-specialisten een soort overzicht te bieden dat onze oosterburen met een ‘Forschungsbericht’ plegen aan te duiden. Daartoe hebben we drie specialisten in de Claus-kunde uitgenodigd. Eerst komt de poëzie aan de orde: zij wordt besproken door dr. Hugo Brems (K.U. Leuven), één van Vlaanderens belangrijkste critici, die onder meer een buitengewoon knap artikel aan de befaamde Oostakkerse gedichten heeft gewijd. Vervolgens is het woord aan dr. Georges Wildemeersch (Universiteit van Antwerpen), die in 1984 promoveerde op de zo juist genoemde bundel, maar nu het toneelwerk van Claus aan de orde zal stellen. Ten slotte kunt u luisteren naar dr. Gerard Raat (Universiteit van Amsterdam), onder meer auteur van een Synthese-deel over de roman De hondsdagen: hij neemt het fictionele proza onder de loupe. Ik ben er van overtuigd dat u over zo'n anderhalf uur de indruk zult hebben gekregen nu zo goed als alles van de op volle toeren draaiende Claus-industrie af te weten - en geef nu graag Hugo Brems als eerste het woord.
Rudi van der Paardt
De drie voordrachten zullen verschijnen in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1991-1992 (verwacht voorjaar 1993).