Welkomstwoord bij de uitreiking van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1991 aan Frans Dumortier
Namens het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heet ik u hartelijk welkom bij deze feestelijke gebeurtenis: de uitreiking van de Van der Hoogt-prijs 1991 aan Frans Dumortier, alias Charles Ducal, voor zijn dichtbundel De hertog en ik, in 1989 bij uitgeverij De Arbeiderspers verschenen. Een speciaal welkom uiteraard aan de laureaat en de door hem genodigden, onder wie degenen die het muzikale gedeelte van het programma van hedenmiddag voor hun rekening hebben willen nemen.
Temidden van de vele literaire prijzen die in Nederland en Vlaanderen bestaan neemt de Van der Hoogt-prijs nog altijd een bijzondere plaats in. Niet zozeer door de hoogte van het geldbedrag aan de prijs verbonden (al is dit niet te versmaden); zelfs niet door de ‘gewichtige’ penning die de winnaar of winnares wordt overhandigd, maar door iets anders. In de eerste plaats is de Van der Hoogt-prijs bijzonder, doordat de feestelijke omlijsting van de officiële uitreiking ervan niet door de prijsverlenende instantie wordt bepaald, maar door de laureaat. Zo is ook het programma van hedenmiddag samengesteld door Dumortier zelf, sterker nog: de gehele organisatie is hem toevertrouwd, zodat de rol van de bestuursleden der Maatschappij beperkt kon blijven tot dit openingswoordje en het beschikbaar stellen van de nodige financiële middelen (als Vlamingen moet u dit van een goed-Hollandse vereniging toch heel opmerkelijk vinden!). In de tweede plaats is de Van der Hoogt-prijs, anders dan vele prijzen die zo sterk de aandacht trekken, er een met een respectabele traditie; dat past bij een Maatschappij die dit jaar precies twee en een kwart eeuw bestaat! Charles Ducal heeft als winnaar van deze prijs, om met de dichter van de Ballade van de honderd vrijers te spreken, ‘een groot verleden voor den boeg’.
Voluit heet de prijs sinds 1940 de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, zo genoemd naar de zakenman/schrijver Van der Hoogt en zijn Amerikaanse vrouw. De ‘Van der Hoogt-prijs - zonder Lucy’ is ouder. In 1925 werd deze prijs, als aanmoedigingsprijs voor jonge letterkundigen, voor het eerst uitgereikt aan Reinier van Genderen Stort voor zijn roman Kleine Inez; de hoogte van het bedrag was duizend gulden. De roman werd een klassiek boekje, dat nog niet zo lang geleden vaak voorkwam op leeslijsten van Nederlandse middelbare scholieren, waarbij wellicht meegespeeld zal hebben, dat Inez ook qua bladzijden nogal klein was uitgevallen. Dat gold in ieder geval niet voor het Verzameld Proza van Dirk Coster, dat in 1926 werd onderscheiden. En evenmin, ik doe maar een greep, voor Het fregatschip Johanna Maria (1931) van Arthur van Schendel of Het vijfde zegel (1938) van Simon Vestdijk. U begrijpt al op grond van de namen die hier worden genoemd, dat de vooroorlogse Maatschappij-jury het begrip ‘jonge letterkundigen’ nogal ruim interpreteerde.
Met de verandering van de naam van de prijs in 1940 ging een wijziging van het systeem van toekenning gepaard: voortaan werden om en om een prozawerk en een dichtbundel bekroond. Een enkele keer week men, dat was in de jaren zestig, van deze regel af en werden er drie prozawerken achtereen onderscheiden - vermoedelijk, omdat men geen prijswaardige dichtbundel had kunnen ontdekken. Dat is in onze jaren bijna niet meer voorstelbaar: de kwaliteit van vele debuut- of tweede bundels is goed tot voortreffelijk. Ook bij Ducal, daar zal iedere kenner het over eens zijn, is zulks het geval: De hertog en ik bevat zeer sterke poëzie, waarover de voorzitter van de jury, Anton Korteweg, in de loop van deze middag nog in bijzonderheden zal treden. Laat ik vast op persoonlijke titel zeggen dat ik op grond van de lectuur van deze bundel verwacht dat Ducal zich zal scharen in het rijtje Bert Voeten, Hendrik de Vries, Leo Vroman, Guillaume van de Graft, Christine d'Haen, H.C. ten Berge, Kees Ouwens en Eva Gerlach - grote namen inderdaad, allen naoorlogse winnaars van deze Van der Hoogt-prijs. Ik hoop dat de prijs, èn dit feest, Ducal zullen aanmoedigen tot vervolmaking van zijn beloftevol dichterschap.
R.Th. van der Paardt