Uit volle schatkamers
Aan het einde van zijn inaugurele rede verantwoordt dr. L. Strengholt zijn professionele bezigzijn met de oudere Nederlandse literatuur: met de evenwichtige wijsheid waarvan de oudere literatuur doordrenkt is kunnen wij ons wapenen, zegt hij. Om die reden alleen al beschouwt hij ‘het als een van God gegeven opdracht, de toegangswegen naar onze culturele schatkamers [...] open te houden’.
Een jaar geleden overleed professor Strengholt. Onder de titel Uit volle schatkamers verscheen onlangs een bundeling van een zestiental van zijn opstellen over literatuur. Het betreft bijdragen die Strengholt in tijdschriften en dagbladen heeft geschreven voor een groot publiek. De samenstellers, H. Duits, F.G.C. Dijkstra, E. Hofman, G. Sneep en R. van Woudenberg, achten het een verlies ‘als Strengholts meer populaire werk in het vergeetboek zou raken’.
Dit zou inderdaad een groot verlies betekenen. Wie Strengholt en zijn werk kent, weet bovendien dat bij hem van een scheiding tussen ‘professioneel bezigzijn’ en werken voor een groot publiek geen principieel verschil bestaat. Zijn professoraat beschouwde hij als een openbaar ambt. Herdenkingstoespraken, journalistieke bijdragen, radiopraatjes, hij wendde ze allemaal aan binnen zijn (leer)opdracht.
De genoemde samenstellers hebben er dan ook goed aan gedaan in deze bundel een aantal van Strengholts artikelen over Revius, Huygens, Camphuysen, Hooft, Vondel en Achterberg te herdrukken. Ze houden de wegen naar onze culturele schatkamers open, in een welverzorgde typografie.
L. Strengholt. Uit volle schatkamers: opstellen over literatuur (red. H. Duits et al.). Met register. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn 1990. ISBN 90-6064-739-4.