Dankwoord van Jan Brokken
Dames en heren,
Ik ben niet zo'n toespraken-houder. Ik zou u van harte willen bedanken, u, leden van de jury, u, leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, u, vrienden en familieleden die hier heeft willen zijn. En daarna zou ik weer willen gaan zitten om van het prachtige spel van Emmy Verhey en Carlos Moerdijk te genieten. Maar ik sta nu eenmaal vanmiddag in het middelpunt van de belangstelling en ik vrees dat u niet van verre gekomen bent om mij te zien zwijgen. Ik wil u daarom een verhaal voorlezen dat ik kort na De zee van vroeger geschreven heb en dat nog enigszins bij dat door u, juryleden, bekroonde boek hoort. Soms moet je van een boek afkicken, alles wat je in de weken of maanden na verschijning van die verhalenbundel of die roman op papier zet, ademt nog dezelfde sfeer uit en heeft dezelfde toon, dezelfde benadering. Dat was met dit korte verhaal het geval. Het ruikt nog naar De zee van vroeger, de moederfiguur is onmiskenbaar Olga en de vader is nog diezelfde afwezige dominee uit Palland. Ik zal het waarschijnlijk nooit in een nieuwe bundel opnemen, ook al vind ik dat spijtig, want ik ben erg aan dit verhaal gehecht. Voor ik het definitief wegstop, wil ik het u hier dus voorlezen, als - ik hoop dat u dat zult vinden - waardig afscheid van De zee van vroeger.