Enige aspecten van de cognitieve semantiek (Samenvatting)
De spreker tracht aan te tonen dal de betekenisopvattingen van de structurele semantici niet stroken met de psychologische werkelijkheid van de taalgebruiker. In hun visie moet een vrijgezel omschreven worden als: [nog] niet gehuwde man. Daarmee is nog geen antwoord mogelijk op de vraag: is een priester een vrijgezel? iemand die net weduwnaar is geworden? een veertigjarige man die net gescheiden is?
De cognitieve semantiek stelt ons wel in staat die vragen te beantwoorden. Zij vat immers de betekenis op als een open categorie. Een vogel moet kunnen vliegen, vleugels, veren en een snavel hebben, maar de pinguïn kan toch tot de categorie vogel worden gerekend omdat hij een familiegelijkenis met de andere leden van de categorie heeft. De cognitieve semantiek onderscheidt prototypische leden van een categorie, die aan alle kenmerken van de categorie beantwoorden en leden die zich steeds verder van de prototypische kern verwijderen.
In de stereotype-theorie wordt gesproken van een linguïstische arbeidsverdeling. De goudexpert moet alle chemische aspecten van het goud kennen, de gewone taalgebruiker weet genoeg als goud voor hem geelblinkend en kostbaar is.
De spreker behandelt als hamvraag ten slotte de kwestie of deze theorieën hem, als lexicograaf, het leven makkelijker maken en concludeert tot een somber: ‘neen’. Althans: ‘neen’ omdat zij hem niet in staat stellen een betekenisomschrijving uit de hoed te toveren. Echter: ‘ja’, omdat de prototypische en stereotypische theorieën hem enig inzicht verschaffen in de structuur van de betekenis.
H. Heestermans