Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 2(1984)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Terhorst (2) Wat ik jou liet zien: de jeneverbessen, wat er over is van de hei, de paden die ik ken hier, waar is. Want wat ik zie is niet te bekijken. Toegevoegd nu jij aan de beelden, dierbaar beeld, gedacht ook vroeger in deze scène reeds, al was niet jij het en niemand die ik kende dan dromend. Nam ik jou wel waar? Gaat het mij niet altijd om herdenking? Zo de jeneverbessen, zwijgend dicht bijeen, nu herinnerd zonder jou pas ondenkbaar. Waarom zwijgend? Vorm in zichzelf, gestalte, zomer, winter, niets te verliezen zoals bomen blad,-hun blijvend gelijk, gerede vorm voor gedachten. Komen in de schemer tot leven, lijken sprekend dat wat ik in hen vrees, mijn eigen angst van toen, van kind voor het raam, de wereld duister daar buiten. Ben jij zo ook? Enkel de vorm waarin ik denk? Verander jij in de schemering straks ook? Als ik, en weer voor een raam, de angsten ken voor het vreemde - Wie ben jij dan, wat had ik lief in jou toen wij daar waren, ik jou liet zien de hei, maar welke, paden, welke - want nooit zal ik het zien met jouw ogen. Vorige Volgende