Beets' Bloemverkoopster te Heidelberg
‘Vrouw naar de ziel, slechts kind in schijn [...]
Ach vrouwen! moeders! Denkt er aan:
Zij is een zuster, de arme dwerg!’
Deze drie regels uit Beets' gedicht De bloemverkoopster klinken haast feministisch, honderdtwintig jaar later. Ze getuigen in ieder geval van een warm en liefdevol observatievermogen bij de toen negenenveertig jaar oude Utrechtse predikant. Het werkje werd uitgegeven in zijn Verstrooide gedichten met, onder de titel, de aanduiding: ‘Heidelberg’ en op het einde de datum: 1863.
In Beets' Dichtwerken, 1830-1863 (Volledige uitgave, naar tijdsorde gerangschikt en herzien. Amsterdam 1876, 3 dln.), vertoeft De bloemverkoopster uit Heidelberg in gezelschap van ‘het herberg-meisje’ uit Rosenlau (Bern-Oberland). Dat deze streek reeds toen een nogal vochtig klimaat bezat, blijkt duidelijk uit twee andere Oberlandse gedichten: Het regenscherm en Regendag:
‘Regen Regen Regen
Regen anders niet’ (III, p. 316).
Deze gealterneerde karakter- en sfeergedichten stammen alle uit 1861 en 1863. In deze jaren ondernam Beets twee reizen naar Zwitserland. In het bij de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde ondergebrachte Archief-Beets bevindt zich onder de rubriek ‘buitenlandse reizen’ een portefeuille met het opschrift ‘Zwitserland, 1861-1863’. Naast een met veel zorg gedroogde alpenbloem bevat het een toeristische folder van Giessbach am Brenzersee, een kaart van het Hotel des merciers à Fribourg waar de table d'hôte uitstekend verzorgd schijnt te zijn geweest, en een klein zwart boekje getiteld: ‘Zwitserland, 1861-1863’.
Toen ik het boekje open deed, trof ik er eerst Beets' reisplan naar Zwitserland aan, van dag tot dag bedacht, met de vermelding van het meest aangewezen vervoersmiddel: per trein, rijtuig, te paard of te voet. Dat laatste was natuurlijk voor de beklimming van de Rigi nogal aangewezen. Dit reisplan is later doorgestreept. Waarschijnlijk toen de echte reis begon en het programma danig in de war gestuurd werd door vertraagde treinen, te langzame rijtuigen, norse paarden of langer dan Beets lief was durende voettochten. In ieder geval, op zaterdag 3 augustus 1863, reisde hij niet zoals gepland van Mainz naar Basel of Zürich, maar kwam hij op het station van Heidelberg aan. Daar zag hij een tafereel dat hem tot dichten bracht: een ‘kleine bloemverkoopster’ zoals hij in haast onleesbaar handschrift in zijn reisboekje noteerde. Maar Beets zag haar niet alleen: hij zorgde dat hij een foto van de lilliputter kreeg. Deze bruinachtig op karton geplakte foto dook toevallig op bij het inventariseren van het Archief-Beets (voorl. rubriek 8). Aandoenlijk detail: de foto werd naderhand met de hand gekleurd. De kleine vrouw draagt goudkleurige oorbellen. Een passende broche sluit haar corsage à ras du cou. In de handen houdt ze een boeket kaapse viooltjes. Naast haar, op een stoel die als vergelijkingsmateriaal moet dienen en op haar mand zijn andere boeketten van dezelfde bloemen. De bladeren zijn fel groen, de bloemen roze gekleurd.