Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 36(1983)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 383] [p. 383] Jacques Idserda Drie gedichten Zaterdagavond Spiralen bloeien in het spiegelglas: vanavond is haar hoofd een rozentuin, zorgvuldig aangeharkt vanuit haar kruin lopen huidpaadjes door het blonde gras. Nog hangt de dauw van de warmwaterkraan over 't ozoniserende gazon, zich koesterend onder de droogkapzon schiet z' als een kosmonaute naar de maan. Haar naakte schouders zijn nog te bereiken maar 't liefste woord verliest zich in geruis, 'k zal alles weer opnieuw moeten bekijken, misschien zal ik haar straks weer huisvrouw noemen maar desondanks heeft ze metalen bloemen weten te plukken in het warenhuis. [pagina 384] [p. 384] Hunebed Vast staat: dit hadden ze met ons gemeen: het leven eindigt in een bed van stilte en eenzaamheid: keiharde wet geschreven onder tonnen steen. Vast staat: tegen de dood is niets bestand maar óók: dat ik met mijn gezin hier loop te wand'len middenin de zomer en het Drentse land. Vast staat: de vogels zingen in de bomen, bij elke voetstap knarst het grint. ‘Kijk papa!’ roept mijn jongste kind. 'k Zie hoe hij springt van steen tot steen. Vast staat: dit hadden ze met ons gemeen: aan 't leven valt niet te ontkomen. [pagina 385] [p. 385] De dichter-detaillist Vergeet het maar. Niet dat ik soms niet speel met de gedachte: ergens een stil buiten, het proza van begrotingen die sluiten, de borders van de grootindustrieel. Vergeet het maar. 'k Geef toe het is niet veel maar in de kleine volkstuin even buiten de grijze stad staan tussen schrale spruiten de dahlia's te bloeien: rood en geel. De herfst heeft zijn producten afgezet, waarom dan elders nog te willen zoeken wat hier als poëzie ligt ingebed. Ik blijf de detaillist die nauwgezet ze alle stuk voor stuk weet in te boeken in slechts een veertienregelig sonnet. Vorige Volgende