Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35(1982)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 693] Bernard Dewulf Drie gedichten (uit de cyclus ‘Véronique’) 1 dit huis, waar zonlicht licht verrast de kasten raakt, en hout verrassend kraakt, waar vroegten één voor één verzameld liggen in een bed, dat niets doet dan wat bergen, kent haar goed, en weet hoe vloeibaar zij zich wist te leggen op een blad nog zonder regels, hoe zij ongehoord op tafel staat, de haren langs getande rand, geel al van de jaren licht, en wie zij was: het diertje dat van gras ras wolken dacht, en onverwacht kon sterven, met zoiets als welgeteld de vlucht van nimfen, of de lach van pijnlijk fijne proevers. [p. 694] 2 soms bleef ze heel alleen in zalen achter, waar zonet nog walsen gaande waren, en de weelde voor het rapen lag, soms wou ze doodgewoonweg leven met wat lange haren uitgerekend langs een hals, en verre minnaars bij de hand, soms kon ze ook verrassend stil in tuinen staan: zie toch al die horizonten, zei ze dan, en haag na haag begreep ik meer en meer waarom ze 's avonds dikwijls bij de ramen stond, de vingers op de ruiten, en het licht dat ongezien vertrok, ze zag het en ze zweeg verbeten. [p. 695] 3 soms wou ze enkel soms zijn, en soms zoveel meer: ze liep dan langs bekende lanen - haren hopeloos gezwind - en dacht aan reizen in de hoven vol seringen en de wind erin, ze ging met minnaars aan de haal, en streelde urenlang verdriet: een kwestie van wat weelde, deed ze teken, met de glimlach listig in het water, eens zelfs werd het haar te veel: ze speelde licht en zou pas jaren later hier zijn, in een vroegte, want ze kwam van ver, ze heeft het nooit begrepen: dat ze toen te sterven stond in veel te prille sneeuw, nog ongemerkt, dat wel, maar minder weggeborgen toch dan in haar roze lakens. Vorige Volgende