eiste gelijkwaardigheid op economisch, financieel en administratief gebied, hij modelleerde zichzelf naar hun beeld en gelijkenis. De Vlaming kon dus paradoxalerwijze slechts zichzelf worden door zoveel mogelijk gelijk te worden aan een ander, een ander die in tal van opzichten zijn tegenbeeld was: een socialist, een goddeloze, een arbeider.
Op dit ogenblik is die strijd gestreden, al beweren taalpartijen en Leuvense economen van niet en gaat Jozef van Overstraeten in De Autotoerist onverdroten verder de duizend-en-één ‘achteruitstellingen’ van de Vlamingen aan de kaak te stellen. Dit alles is typisch voor het Vlaamse masochisme, dat zich ook in de slagzin ‘Arm Vlaanderen’ zo vaak uit: in feite gaat het om zelfvernietigingsdrang wegens onvrede over de eigen identiteit. Wallonië is trouwens al lang geen streefbeeld meer: de slabakkende economie, de verouderde industrie, de teruglopende bevolking wijzen in een andere richting. Alles bij elkaar is het dus een gedroomd slachtoffer om als zondebok te dienen voor de krisis die het moeizaam verworven zelfbewustzijn van de Vlamingen thans door elkaar schudt.
Intussen heeft de politiek van gelijkheid tot een aantal absurde compromissen geleid. Zoals de inruiling van de streek Komen-Moeskroen voor de Voerstreek. Of het eentalig maken van de richtingborden, zodat de buitenlander die onze taalgrens overschrijdt verbaasd hele steden van de aardbodem ziet verdwijnen. Eenzelfde logica levert ons het Nederfrans op van ‘Voor onze kinderen rijdt voorzichtig’ en ‘Ministerie van Nationale Opvoeding’.
In een brief aan De Standaard van 12 november 1981 maakt een lezer zijn beklag over ‘de ongerijmdheid op de Belgische landkaart die telkens op de achtergrond van het beeld verschijnt tijdens de nieuwsberichten over België. Op die kaart staat de bijrivier van de Maas, nl. de Samber, afgebeeld, terwijl de belangrijkste bijrivier van de Schelde, nl. de Leie, afwezig is.’ Hij gaat verder: ‘Ik heb hierover al tweemaal naar de BRT geschreven, maar zonder resultaat. Ik ben me ervan bewust dat het hier niet gaat om een “vitale” discriminatie van het Nederlandstalig gebied van ons land, maar het komt me wel als een “symbolische” tekortkoming voor tegenover Vlaanderen.’ - Quod erat demonstrandum.