Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35
(1982)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 522]
| |
Marc Reynebeau
| |
[pagina 523]
| |
kan 690 keer met nucleaire bommen en granaten naar de verdoemenis worden geholpen), als men weet hoeveel ton TNT - of de nucleaire equivalent ervan - er op dit ogenblik voorradig is. Nu, zo onnozel zijn die nieuwe raketten (de TNF, zijnde de Theatre Nuclear Forces, tactische atoomwapens) nu ook weer niet, vooral omdat ze de atoomdrempel sterk verlagen, aangezien het gebruik ervan bij een gewapend conflict gemakkelijker kan leiden tot de inzet van het totale, ook strategische nucleaire wapenarsenaal, terwijl bovendien de theorie van de beperkte atoomoorlog volgens polemologen onhoudbaar is en bijgevolg de inzet van tactische kernwapens onvermijdelijk tot een nucleaire wereldoorlog moet escaleren, waarbij alvast Europa - héél Europa - er het hachje zou bij inschieten. Of dergelijke overwegingen en consideransen de zielen en geesten van de anti-TNF-betogers beroerden, zou me echter ten zeerste verwonderen. Men betoogde tegen de bom, en daarmee uitGa naar eind1.. Overigens heeft de betekenis van de hele vredesbeweging van najaar '81 een totaal andere wending genomen na de gebeurtenissen in Polen van december en geleid tot een politieke beweging voor Europees neutralisme, die zich in essentie keerde tegen de gevolgen van de akkoorden van JaltaGa naar eind2.. Een fenomeen kan echter pas worden vastgesteld als het een naam heeft, en die naam kan er pas komen wanneer het fenomeen voldoende significant en voldoende afgelijnd is. Doemdenken is niks nieuws, maar het woord ontstond pas toen het achterliggende fenomeen te opvallend was geworden om niet meer onopgemerkt te kunnen passeren. Het is niet nieuw, omdat de ondergangsgedachte in pakweg het laatste decennium al eerder was voorgenomen, zij het met andere inhouden. Het ontluikende milieubesef van het begin van de jaren zeventig had al een doemdimensie: de wereld ging aan natuurverloedering en betonwildgroei ten onderGa naar eind3.. Onoverkomelijk bleek dat echter niet te zijn, het planten van bomen zou kunnen helpen, bijvoorbeeld. Eén van de obsessies uit de tijd was de vernietiging van de ozonlaag rond de dampkring door het drijfgas uit spuitbussen en de uitlaatgassen van de Olympus-straalmotoren van het supersonische passagiersvliegtuig Concorde. Eind 1973 was het echter weer raak, met de Arabische olieboycot en het algemene besef dat de energievoorraden niet onuitputtelijk zouden zijn. Het sindsdien gefixeerde | |
[pagina 524]
| |
beeld is dat van de aarde als een opbrandend kaarsje. Helemaal uitzichtloos was dit nu ook weer niet, een algehele versobering van de levensstijl met minder verspilling, zuiniger energieverbruik en dergelijke, werd de boodschap, met de uitspraak van de toenmalige Nederlandse premier J.M. den Uyl dat het nooit meer zou worden als tevoren, als leidraad. De idee van de versobering als uitkomst voor het probleem lag bovendien des te meer voor de hand, gezien het steeds duidelijker worden van de economische crisis (en de daaruit voortvloeiende schaarste aan werkgelegenheidsmogelijkheden en koopkracht), die ten onrechte werd (en nog wordt) beschouwd als het rechtstreekse gevolg van de energiecrisis. En toen kwam de derde golf van het doemdenken, die ook haar eigen naam (h)erkende, die van de nucleaire apocalyps. Het weze overigens gezegd dat er, gedeeltelijk parallel met de andere doemgedachten, ook vormen van politiek doemdenken bestaan, dat linksen ertoe leidt in de komst van een semi-fascistische politiestaat te gelovenGa naar eind4., terwijl de rechterzijde weer van een overrompeling door het goddeloze communisme overtuigd is. Het steeds wijzigende voorwerp van het doemdenken geeft een bewijs van een theorieGa naar eind5. die wil dat een angstbeeld niet noodzakelijk de oorzaak hoeft te hebben die het zelf aangeeft, maar dat deze geproclameerde oorzaak ook een projectie, objectivering of exteriorisering van een innerlijke angst met een àndere oorzaak kan zijnGa naar eind6.. Die innerlijke angst vindt, volgens die theorie, zijn eigenlijke oorzaak in een economische crisis en de als een sterke onlust ervaren persoonlijke onmacht die eruit voortvloeit. De atoomdreiging - en de vorm die ze heeft aangenomen - is uitermate geschikt als angstbeeld, omdat ze zo concreet is: het gaat om welgeteld 576 middellange-afstandsraketten, niet méér, niet minder, terwijl de terzake verantwoordelijke (‘schuldige’) personen ook met name kunnen worden aangeduid: dié ministers, dié president. En dit alles terwijl de milieu- of energiesores er niet op verbeterd zijn. De atoomobsessie heeft zelfs een mondiale dimensie gekregen. Inwoners van het Middenamerikaanse land Costa Rica bijvoorbeeld achten zichzelf bijzonder superieur en zullen enkel opkijken naar West-Europa. Maar het Westeuropese technologisch-economische over- | |
[pagina 525]
| |
wicht wordt thans in Costaricaanse ogen volledig overschaduwd door precies de aanwezigheid - de doem - van atoomwapens (en kerncentrales). Lange tijd is het bewapeningsprobleem overigens in wezen niet in termen van veiligheid (dat was immers een evidentie), maar wel in termen van rechtvaardigheid gesteld; een Amerikaanse president heeft het, godbetert, ooit bestaan te zeggen dat elke cent die voor de bewapening werd uitgegeven in feite een aan de Derde Wereld ontstolen cent is. Dit alles is er nu niet meer bij, het gaat enkel nog om het overleven als soort. Hoewel: het schijnt voor sommigen zelfs een opwindende gedachte te zijn het privilegie te genieten getuige te mogen zijn van het einde van een half miljoen jaar menselijke geschiedenis. Dat het doemdenken niet noodzakelijk erg veel met rationaliteit hoeft te maken te hebben, blijkt bovendien wel uit de weinig rationele argumenten die verder worden aangevoerd; de profetieën van Nostradamus zijn nooit zo populair geweest, terwijl theorieën over het kapseizen van de aarde, of over klimatologische en seismische rampen weer opgeld doenGa naar eind7.. De belangrijkste implicatie van het doemdenken is het tastbaar worden van het einde der tijden, en betekent met andere woorden het wegvallen van (het geloof in) de toekomst; we halen het jaar 2000 niet meer. Toen het nog goed ging met ons, heeft het jaar 1984 altijd tussen ons en de volgende eeuw gestaan, eigenlijk voornamelijk als een intellectuele running gag, en bovendien zelden in de betekenis die George Orwell er indertijd had aan gegeven. Het mechanisme dat het verband tussen economische crisis, angst, wegvallen van de toekomst en doemdenken moet verklaren, ligt voor de hand. Materieel ontij (crisis) veroorzaakt een grote onzekerheid en dus angst voor de toekomst, zowel op het vlak van het individu (zal ik morgen nog een job en dus een inkomen hebben?) als op het maatschappelijke vlak (welke veranderingen zal de samenleving ondergaan door de schokken van de crisis?). De toekomst wordt dus een groot, zwart gat. Deze onzekerheid wordt door de menselijke psyche als zeer onlustvol ervaren, temeer omdat het gekoppeld is aan een sterk gevoel van onmacht (ik kan er niets aan veranderen), terwijl dit gevoel alsmaar sterker wordt bij het voortwoekeren van de crisis. Om deze | |
[pagina 526]
| |
situatie te kunnen oplossen - mentaal, niet noodzakelijk in de realiteit - moet deze toekomst hoe dan ook een inhoud krijgen en ligt een radicale oplossing voor de hand: de totale vernietiging. Op die manier kan het doemdenken (in zijn verschillende vormen) een concreet, zij het deprimerend antwoord geven op de prangende vraag naar de toekomst. Dit kan grotesk lijken, maar men moet er altijd rekening mee houden dat toekomstbeelden altijd niet méér dan lineaire extrapolaties van het heden zijn. Toekomstvisies moeten noodzakelijkerwijs van grote inertie getuigen, omdat het nu eenmaal onmogelijk is de toekomst te voorspellen. Een steeds meer ongunstige situatie in het heden kan daarom niet anders als een bijzonder ongunstige situatie morgen geprojecteerd worden; als men het dan heeft over de nucleaire bewapeningswedloop kan de toekomstvisie niets anders dan een nucleaire apocalyps te bieden hebben. De uitzichtloosheid was bij vroegere doemgedachten niet zo uitgesproken, vandaar dat de mogelijkheid openbleef voor remedies. Het geloof in de atoomholocaust is een capitulatie, de onzekerheid over de toekomst wordt vervangen door de zekerheid van het absolute einde. Daarna komt niets meer, zodat er niets meer is om zich nog het hoofd over te breken. Doemdenken is een vorm van anticiperende mentale euthanasie. Het jaar 2000 was in de jaren zestig - zover gaan mijn herinneringen nog terug - een veelbelovende dageraad, de lichtende toekomst waarin de technologische ontwikkelingen in die mate zou gevorderd zijn dat een gemakkelijk leven iedereen te beurt zou vallen. Alles wat maar enigszins toekomstgericht was (organismen, publicaties, noem maar op) kreeg het suffix ‘2000’ mee. Ik herinner me levendig hoe de vaderlandse televisie op zaterdagse vooravonden een Amerikaanse televisie-serie over de te verwachten wonderen van de techniek uitzond, getiteld The history of the XXIst century en gepresenteerd door de toen al legendarische Walter Cronkite. Dat de hele jaar 2000-euforie steunde op lineaire extrapolaties van de hoopvolle jaren '60 is maar pas later gebleken. Van het verticaal opstijgende en landende vliegtuig (de VTOL) is bijvoorbeeld niks in huis gekomen. De betrekkelijkheid van het getal als resultante van een conventioneel getallenstelsel werd echter te zeer onderkend om een nieuw millenarisme te kunnen voorbereiden. Toen de tijd ervoor rijp was, kon | |
[pagina 527]
| |
men echter in andere catastrofes gaan geloven, in plaats van in de goddelijke apocalyps die het Laatste Oordeel zou begeleiden (voorspeld in het Oudtestamentische Boek Daniël en in het Boek der Openbaringen in het Nieuwe Testament). Alhoewel, zolang christenen de Bijbel als het Woord Gods blijven erkennen, schrijft de Encyclopaedia Britannica, zal de millenaristische traditie blijven bestaan. Daar zijn hoe dan ook nog altijd de Getuigen van Jehova om ons daar aan te herinneren. De zaak is echter nog een stuk teneerdrukkender geworden dan voor de simpele middeleeuwers, die meenden dat God de wereld op 31 december 999, klokslag middernacht, zou komen vernietigen om iedereen naar zijn gebleken godsvrucht en aangewende vermogen te beoordelen. Immers, nu zou de mens zélf verantwoordelijk zijn voor de apocalyps. Dit moest ongetwijfeld een aberratie van de menselijke geschiedenis zijn: het aardse leven, geleid door het adagium van de struggle for life, ging nu plotseling zichzelf naar de bliksem helpen. Daniël Robberechts schrijft hierover: ‘De menselijke soort was tienduizenden jaren lang blind geleid door een instinct tot zelfbehoud; nu bleek zij zelf in te grijpen in dat zelfbehoud. Enkele jaren nadat het tot ons doorgedrongen was dat we ons op een ruimteschip bevonden, beseften we dat wij het waren die dat ruimteschip bestuurden’Ga naar eind8.. Zoiets wijst op een drukkend verantwoordelijkheidsbesef. Maar eigenlijk is het ook een echo van het katholieke zondebesef, dat de mens constant vernedert tot een zwak, falend en daarom permanent schuldig schepsel, dat trouwens al met een historische schuld in de vorm van de erfzonde wordt geboren. Als men in kosmische dimensies gaat redeneren (‘het ruimteschip Aarde’ en dat soort dingen) wordt men er inderdaad snel toe verleid te gaan spreken over ‘de’ mens en of ‘de’ mensheid. ‘De’ mens bestaat echter niet, het is een abstractie zonder concrete inhoud. ‘Wij’ zijn het niet die het ruimteschip Aarde besturen, maar ‘zij’, zij die de macht hebben, de enkelen onder ons die de beslissingen hebben genomen en nog altijd nemen, zij dragen deze verpletterende verantwoordelijkheid. Niet de hele soort is schuldig. De mechanismen die tot deze situatie hebben geleid zijn trouwens veel trivialer dan die hele kosmische mystiek zou laten vermoeden. Die mechanismen hebben bijvoorbeeld te maken met de korte-termijnopties van het politiek- | |
[pagina 528]
| |
militair-industrieel-wetenschappelijk complex, in termen van macht of van zoveel dollar winst aan het eind van het boekjaar. Het is helaas nauwelijks complexer dan wat de hele gauchistische paranoïa ons voorhoudt. Zelfs aan instemmend stilzwijgen zijn ‘wij’ niet schuldig, omdat we het nooit hebben geweten, niet omdat er een complot werd gesmeed om de nodige informatie achter de hand te houden, maar om de simpele reden dat het systeem nu eenmaal zo werkt. Bovendien, als de struggle for life in machtstermen wordt gedefinieerd, is het zelfs zo dat niet zozeer een afwijking van dit adagium tot de ondergang leidt, maar is het precies de rücksichtslose toepassing van dit adagium zelve dat de desastreuse gevolgen heeft. Nogmaals: stond ik op 25 oktober 1981 in Brussel tussen 199.999 (andere) doemdenkers? Uiteraard, maar toch was de anti-raketten-betoging daarom niet uitsluitend een hysterische reactie van mensen die nu eenmaal iets hadden gevonden waarin zij hun onbestemde angstgevoelens konden exterioriseren. Zij hadden immers, net als de middeleeuwse doemdenkers in de vooravond van 31 december 999, naar de kerk kunnen gaan om daar met gebogen hoofd het einde af te wachten. Dat is dan de positieve waarde van het hedendaagse doemdenken: dat het wijst op het bewustzijn dat er ‘iets’ is misgelopen, en dat de dragers van dat bewustzijn niet wensen zich daarmee te identificeren. In deze optiek kunnen die honderdduizenden Europese antiatoombetogers niet langer als hysterische verdwaasden worden afgeschilderd, omdat hun aanwezigheid hoe dan ook te maken heeft met weerbaarheid (het niet pikken, u weet wel) en, algemener, met sociale verantwoordelijkheid. Bovendien, hoe onverwacht misschien op het eerste zicht: de eerste resultaten zijn er al, met name het besef welke nefaste invloed het Jaltaverdrag heeft gehad door de eruit voortvloeidende verknechting van Europa door Moskou en Washington. Dit moet iets te maken hebben met de logica van de geschiedenis, een logica die enkel met een flink uit de kluiten gewassen atoomklap kan worden opgeheven. |
|