Schrijvers als Walter van den Broeck, Daniël Robberechts, Hubert Lampo, Marcel van Maele, Daniël Van Hecke, Patrick Conrad, wijlen L.P. Boon, om van Hugo Claus nog niet te gewagen, waren en zijn niet blind voor de sociologische invloed die van het audiovisuele medium uitgaat. Allen werden bij hun pogingen om zich aan dat dure medium te gewagen in hun creativiteit gefnuikt of op zijn minst ontgoocheld. Al te vaak stuitten ze op de onwil of het onbegrip van hen die in Vlaanderen een filmbeleid zouden moeten voeren.
Enkele voorbeelden. In de persbrochure n.a.v. het uitbrengen van Vrijdag verklaarde Hugo Claus: ‘Ik had inderdaad al verschillende aanvragen gedaan bij de Commissie ter Bevordering van de Nederlandstalige Culturele Film, voor andere werken weliswaar. Maar die werden steeds afgewezen. Blijkbaar hadden ze hier wél een goed oor naar.’
Daniël Robberechts werkte twee jaar geleden voor de B.R.T. intens aan een scenario, Een naar landschap, een nare plaats. Jef Cornelis zou de film realiseren... Het project blijkt inmiddels in één van de zovele laden terechtgekomen.
Daniël Van Hecke (De IJsheilige, De mutant) schreef voor de scenariowedstrijd twee scenario's (Heb de mensen lief, maar vergeet de vogels niet, derde geklasseerd in 1974, en Pa, de Indianen komen -1976) en een t.v.-spel De Lifters, dat hij bij de Dienst Drama van de B.R.T. instuurde (Van Hecke wacht sinds meer dan één jaar op antwoord). De auteur is het nu beu zijn inkt te vergooien aan scenario's die toch geen kans krijgen, en schrijft momenteel weer een nieuwe roman, De Vlucht, waarvan inmiddels een hoofdstuk in het N.V.T. werd opgenomen.
Over de tribulaties die Hubert Lampo bij de verfilming van o.m. Joachim Stiller beleefde, moet je de auteur (en de kineast H. Kümel) horen...
Dat zijn slechts enkele van de talrijke gevallen, waarbij men ‘literatoren en jonge schrijvers’ op het audiovisuele vlak de mogelijkheden ontnam en ontneemt.
Als voorbeeld van hoe ‘filmen’ in Vlaanderen wordt gestimuleerd nog het volgende. Twee jaar vóór het overlijden van L.P. Boon plande Luna-Films Gent o.l.v. R. Vrielynck - toen nog geen commissielid - een documentaire over en mèt L.P. Boon. Medewerkers werden aangesproken, voorbereidingen werden getroffen. Men wachtte op het fiat van het Ministerie van Cultuur voor de eigenlijke aanpak. Nadat de auteur op 15 mei 1979 overleden was, toonde de overheid zich bereid het project te subsidiëren...
Kortom, het tekort aan degelijke scenario's is slechts een rookgordijn, een technische aangelegenheid, die dan ook technisch op te lossen is. De belangrijkste oorzaak waarom de Vlaamse film in een permanente crisis verkeert, ligt in het ontbreken van enig filmbeleid op het gebied van de produktie en de distributie. De tijd die verloopt van het indienen van een scenario tot het in omloop brengen van de film in de bioscoop betekent voor zowel de producent als de realisator een lange, meestal twee tot drie jaar durende lijdensweg. De selektiecommissie, die de subsidie moet toekennen, hanteert geen vaste normen, tenzij misschien een zekere voorkeur voor scenario's op basis van bekende literaire werken. De mogelijkheid dat de Minister van Cultuur over hun hoofden heen beslist, is daarenboven niet denkbeeldig. Dame Rika De Backer kende al-