Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 35(1982)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 447] [p. 447] Miriam Van hee Vier gedichten Het is beslist onbegrijpelijk hoe wij in die jaren van gemis en grote onzekerheid, hoe wij in die allerminst vruchtbare jaren niet zwaar of ongeneeslijk ziek zijn geworden. Hoe wij, door de stad ongezien door de vrienden uitgelezen met liefde opgeborgen, ontwaakten telkens weer, denkend: is het dit waarop wij jarenlang gewacht hebben en de killige ochtend geen antwoord gaf. Hoe wij, bij nu volstrekt vergeten vrienden, melancholiek met de lepeltjes tegen de gekregen kopjes tikten en niets dan vragen als rook de kamer werden ingestuurd. Hoe wij onszelf doorheen de koudste dagen in de misleidende stad hebben gevoerd is welhaast onbegrijpelijk. En hoe wij met wat men weemoed pleegt te noemen eraan terugdenken is beslist nog minder te achterhalen. (Uit: Het karige maal, 1978). [pagina 448] [p. 448] Penderecki: Lukaspassie - V hier zullen wij de winter doorbrengen en dagelijks zullen onze vermoeide handen oefenen voor een mooier handtekening en als wij hier ooit vandaan gaan waar anders dan in magere wachtzalen, in dunne tramhokjes zullen wij nog rust vinden? ook bij de dieren zullen wij niet thuishoren - wat ons ontbreekt is een veilige pels, het geluid van vleugels (Uit: Binnenkamers en andere gedichten 1977-1980, 1980). [pagina 449] [p. 449] Winter Zo zal het zijn als wij verlaten en onvruchtbaar gezeten aan het raam de uren tot dagen de kamers tot huizen verzinnen En tussen ons een stilte die een hoofd vol dromen nog verbergt. Een stilte die de keel dichtsnoert en tenslotte een stilte vanzelfsprekend reeds, onoverkomelijk en onbehouwen als tussen heel oude bergen. [pagina 450] [p. 450] Winter 2 Langzaam glijden hier de uren in een bestaan waarin het spreken al bijna onmogelijk het lachen ongehoord is het zwijgen een ziekte een bestaan waarin de nachten wakend worden doorgebracht wachtend op wat nooit komt dromend van rumoerige trottoirs en teder geruzie onder de bruggen langzaam sneeuwt de voortuin vol en een vreemd samengaan van ongeloof en verlangen vervult onze vergeelde blik. Vorige Volgende