waarbij er een strikte relatie werd gelegd tussen taal en wereld. Deze verhouding steunde op een waarheidsfunktionele en een afbeeldende betekenis. Dit hield in dat elke uitspraak pas zin kon hebben in vergelijking met de realiteit. Elke uitspraak die over de grens van de wereld heen reikt is dan onzinnig, aangezien er geen werkelijkheid mee korrespondeert; elke poging om over de grens zélf te spreken is zinloos, want dit zou veronderstellen dat de scheiding ook langs de andere kant zou moeten worden bekeken. Taal en denken zijn in dit model ten nauwste verbonden, zodat:
Wat we niet denken kunnen, dat kunnen we niet denken; we kunnen dus ook niet zeggen, wat we niet denken kunnen. (Tr. 5.61)
Het paradijs in de hemel is dan ook niet voor te stellen, d.w.z.: is on-denkbaar.
En zoals zovelen van Hermans' personages, verkeert ook Homme in een toestand van interne determinatie die het hem onmogelijk maakt zijn diepste gedachten en verlangens aan iemand kenbaar te maken (cfr. p. 32). Homme, die omwille van een niet vermelde reden in geweldige geldnood zit (p. 21), wil in Istanboel zijn dure Jaguar van de hand doen om dan met een bus weer naar Nederland te reizen. Helena weet hem 's nachts echter te verleiden en over te halen om een omweg langs Troje te maken. Hierbij legt ze een duidelijke band tussen zichzelf en een onderdanige haremvrouw, terwijl Homme met een heersende, Islamitische sultan wordt vergeleken (cfr. p. 20-24). Tegelijkertijd stelt Helena de koïtus voor als een hemel op aarde (p. 24). En alhoewel er amper sprake kan zijn van liefde en Homme eigenlijk nog steeds liever zou willen doorrijden naar Istanboel, geeft hij Helena tenslotte toch haar zin en wordt er besloten langs Troje te rijden. Het is duidelijk dat Homme hier vooral gedreven wordt door instinkten, eerder dan door rationele of edelmoedige overwegingen (cfr. de relatie Homme - sultan is gebaseerd op sukses en domineren, terwijl zijn verhouding met Helena puur lichamelijk is).
Maar ook Helena handelt op een hypokriete, egocentrische wijze; het geld waarmee ze de dure hotelrekeningen betaalt en waarvan Homme mee profiteert, heeft ze samen met een groot gouden polshorloge uit de Rolls Royce van de verongelukte Engelsman weggenomen (p. 15, 26, 53, 60). Verder bekent Helena dat haar drijfveer om Homme uit Istanboel weg te houden zuiver ik-gericht was geweest, want: ‘(...) als je hem (de auto) kwijtraakt, heb je geen reden meer niet ook mij alleen te laten, van de hand te doen’ (p. 57). Op die manier blijven er voor hun verhouding nog weinig onzelfzuchtige redenen over, aangezien ze volledig steunt op eigenbelang.
Tevens tracht Helena een soort inkarnatie te zijn van de Griekse Helena van Troje (p. 25), waarbij ze het gevoel heeft dat het verleden ‘ook nu nog tekens geven kan’ (p. 36), terwijl ze twee foto's over elkaar heen meent te zien: ‘het beeld van zoals het was en daar doorheen zoals het nu is’ (p. 40). Wanneer Homme vreest dat zijn wagen nogmaals een lekke band zal krijgen op de erbarmelijk slechte wegen, lijkt Heiena's antwoord wel van een goddelijke voorzienigheid te getuigen: