Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 32(1979)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 700] [p. 700] Boccarossa Gedichten op straat alerte blikken langs mijn lichaam melancholieke gedachten mijn weefsel bestaat uit dromen schuif mijn hoed opzij kus mijn vrolijke krullen kijk in mijn lachende ogen houd mijn aarzelende hand vast streel mij bezit mij mijn geopende mond mijn halfnaakte borsten vragen je maar een ding voorbijgaande schoonheid is mijn enig bezit weiger mij niet probeer mij te troosten [pagina 701] [p. 701] onbekend en ongezien de avond van de moord in de straat van de vissende kat een jongen die wanhopig fluit iedereen raakte me aan ik plukte hun oogballen uit mijn decolleté en trapte ze plat onder zeer hoge hakken rood en zwart dunner dan sigarettenvloei was de tweede huid waardoor stormen ontstonden rood leer en wit bont in blikkerend Napels waar mannen op auto's klommen terwijl ik een schildpad beminde en wandelde over het water maar nooit vormden zij een muur om onbeschermd tegen te leunen maar de ommuring van een binnenplaats [pagina 702] [p. 702] spreidde ik mij niet maandenlang op dunne papieren lakens zong ik niet klagend op een hobo mijn levenslied wachtte ik niet vergeefs op een woord dat je niet kende bloed in mijn inkt een stap uit het raam [pagina 703] [p. 703] een gouden doos vol geheimen in zijdepapier sommige reuzen braken mij open maar enkel lippen kunnen mijn negenendertig geheimen openbaren een kabouter bewaakt deze grot in dit paradijs gaat alleen de liefde naar binnen [pagina 704] [p. 704] dit zijn mijn verkrachters in een kring om mij heen drinken zij zwarte thee zij zijn mij vergeten hun handen zijn ontvleesd hun haren stoffig ogen en neuzen verdwenen mijn haat siddert nog steeds tussen deze machteloze schimmen warm bloed stroomt uit al mijn openingen ik kwam messen en kogels tekort maar hun straf heet eenzaamheid [pagina 705] [p. 705] onzichtbaar ga ik onder de mensen op lenige benen onstoffelijk ik ben de schaduw van mijn schaduw de lauwe bries van het verlangen lang geleden ben ik aangeraakt gereduceerd van nul tot nul mijn geheimste gedachten werden mij ontnomen dit leven was mij ondraaglijk [pagina 706] [p. 706] in bed dacht ik aan niemand in het bijzonder maar aan iedereen de dingen waar ik van hield hadden zich niet verenigd in jou maar waren verspreid over velen in bed vernietigde ik en had dan alleen vrede met de hele wereld [pagina 707] [p. 707] hier lig ik wijdbeens verneder mij dieper dan ooit in mijn dromen want ik voel niets meer ik kijk naar mijn nagels en denk aan de duif die mijn voet uitkoos om te sterven zijn zijden vleugelslag overstemt mijn tikkelend bloed zijn tedere hals voert mij mee [pagina 708] [p. 708] ik ben niet alleen mijn geur vergezelt mij mijn adem warmt mij mijn tranen troosten mij mijn bloed omringt mij [pagina 709] [p. 709] dit lichaam is al gebruikt deze zakdoek ook deze woorden al eerder gelogen in dit braaksel al iemand gestikt wie zal een nieuw woord tegen mij spreken was het de zee die mijn wonden waste of was het mijn eigen bloed wie zal mij ooit gewichtloos beminnen ik trok speekselsporen in de warmte van sodom klaagde mijn liefde aan heilige muren ik kuste de hand van de dood [pagina 710] [p. 710] chinese prinses met een fossiel tussen mijn borsten oprijzend uit zwarte pailletten cancanbenen ik ben een kind ik wil een feest geen nette mensen in nette kleren ik wil Plezier maar zie de stoet ver achter mij vraagt om eten of wordt geveld door de hand van een ander jammerklachten in plaats van muziek het feestje was anders dan ik bedoelde Vrolijk wil ik zijn elke dag opnieuw maar bedroefd ben ik [pagina 711] [p. 711] dit zijn de armen van mijn beminde de enige liefde waar ik voor zwicht de zee spreidt zich zonder mij een berg smelt onder een andere blik mijn kussen zijn blind en doof tranen en balsem voor zijn voeten dit is mijn enige minnaar anderen zal ik nooit kennen thuisgekomen van een lange reis Vorige Volgende