6.
Lezen, in de duinen, aan het strand, 's nachts in de stilte vooral. Naar mijn smaak veruit het belangrijkste boek in de Noordnederlandse literatuur van '78, of misschien wel van de laatste jaren, is de roman De (ver)wording van de jongere Dürer, het tweede boek van Léon de Winter. Ik vond het een donderslag aan onze druilerige literaire hemel. Er waren wat prijzende kritieken, maar vervolgens vergat men het weer snel, en ging men over tot de literaire orde van de dag, de in-trend dus, zijnde die afschuwelijke horde schrijvende dames, Meysing, Meinkema, Albach, Van Keulen, Sauwer en noem maar op (de enige die wel een redelijke roman schrijft, Christine Kraft, is dan ook prompt veel minder bekend), en een nog veel grotere horde schrijvende heren die eigenlijk óók een soort schrijvende dames zijn, en die hun zeurderige verhaaltjes en romannetjes onverdroten over ons blijven uitstorten: Reve, 't Hart, Matsier, Kellendonk, Kooiman, en ga zo maar door. Maar men leest het, het is ongelooflijk. Modder, traagheid, verveling. Pulp van de landerige decadentie van onze tijd in literaire vorm.
Onze ‘avant-garde’ lijkt nu al jaren te bestaan uit het drietal Polet- Vogelaar-Van Marissing, en wat er verder is, is of te slecht of het komt niet aan de bak.
De besten op het gebied van het meer traditionele proza, Bernlef, Van Maanen, Brakman, Ten Berge, Hamelink, Krol, Van Reen, Simhoffer, Mok worden minder tot zeer weinig gelezen (terwijl romans als De meeuwen van Bernlef, Hebt u mijn pop ook gezien, meneer? van Van Maanen, of verhalenbundels als Het meisje met de korte vlechten en De beren van Churchill van Ten Berge, of Het feest van Hercules van Mok hoogtepunten in onze naoorlogse verhalend proza-literatuur zijn), anderen, zoals Te Winkel (de schitterende novellenbundel Vacuüm verpakt) of Golüke, lijken geheel verdwenen.
Het volkomen eigen geluid in het debuut van De Winter (de verhalenbundel Over de leegte in de wereld) viel niemand op, De (ver)wording van de jongere Dürer, dé gebeurtenis in de Noordnederlandse literatuur van '78, omdat er een Néderlandse ‘opvolger’ van Handke blijkt te zijn, wordt niet als zodanig gezien.
Nog minder aandacht krijgen in dit patroon uiteraard de Vlamin-