| |
| |
| |
Buitenlandse letteren
Oefeningen in zelfverminking: een cirkelgang rond Laure
1.
Dat Laure een nog grotendeels onbekend auteur is van wie de teksten pas sinds enkele jaren uitgegeven werden ondanks het verzet van haar familie, is nochtans te danken aan haar neef, de schrijver Jérôme Peignot op wie Laure een onvergetelijke indruk maakte als originele en literaire vrouw die toen hij haar ontmoette een ‘schandalige’ liefdesrelatie had met Georges Bataille. Volgens de normen althans van de familie Peignot was Laure een levend schandaal. Niet voor Jérôme... Maar hij was op dit moment nog een jonge knaap die verliefd werd op De literatuur en op Laure. Zijn fascinatie werd nog verhevigd door de revelatie van haar teksten die hij na haar dood begon te verzamelen. Na een eerste, nog onvolledige publicatie (bij Jean-Jacques Pauvert), volgde inmiddels een tweede uitgave tot groot ongenoegen van de Peignot-clan. Nu is haar werk allesbehalve fictief en bijna integraal zelfbekennend.... maar niet bepaald sensationeel wat seksuele onthullingen betreft. En hoewel Laure eerder een medium is - schrijvend vanuit een ‘teveel’ - dan een nuchtere literatuurbeoefenaar, filtert ze haar ervaringen voldoende om een meer afstandelijke weergave van de blote realiteit uit te drukken. Vooral in ‘Histoire d'une petite fille’ valt die literaire pretentie op al is ook die geschiedenis niet verzonnen en ontluistert ze meer dan een familieidool. Schrijven blijft echter voor haar een therapie. Ze zoekt naar een antwoord maar trekt de dubbelzinnigheid van de schrijfdaad meteen in twijfel: ‘... Par instants fugitifs noter l'essentiel de sa vie: les “noter” pourquoi pas les vivre?’
| |
2.
Laure herinnert me vaak aan Simone Weil. In haar teksten herken ik hetzelfde ongenoegen tegenover haar tekortkomingen. Maar zij drijft haar gespletenheid nog op en in tegenstelling met Weils filosofische vertaling van de mystiek, zal Laure het sacrale uitdagen. De flagrant erotische sfeer van haar leven en werk heeft als voornaamste doel: de beproeving van het sacrale via de magie van het verwerpelijke... Een nogal katholieke oefening om de sublieme geilheid te bereiken!
Ook de sociale bewogenheid die zo kenmerkend is voor Simone Weil, was Laure niet vreemd. Haar sympathie voor het communisme heeft ze op een even extreme manier aan de realiteit getoetst. En net zoals Simone tijdens de burgeroorlog in Spanje, moest Laure haar verblijf in Rusland onderbreken: ze hield doodgewoon geen rekening met haar zwakke gezondheid. Georges Bataille zegt hierover het volgende in zijn - onvoltooide - ‘Vie de Laure’:
‘... Elle séjourna à Leningrad, mais surtout à Moscou. Fatiguée de tout elle voulut connaître et même partager la vie des paysans russes. Elle n'eut de cesse qu'on ne l'introduise dans une familie de moujiks pauvres dans un village perdu, en plein hiver. Elle supporta mal cette épreuve excessivement dure. Elle fut hospitalisée à Moscou gravement malade. Son frère vint la chercher et la ramena en sleeping.’
| |
3.
De obsessie van het sacrale, seksuele fantasma's en naïviteit op maatschappelijk
| |
| |
vlak typeren Laure maar ten dele... en dan nog als een dweepzieke en gekwelde vrouw. De luciditeit waarmee ze de mislukking van haar leven registreert - als vriendin en getuige van Bataille - vind ik persoonlijk haar grootste verdienste. Dank zij die luciditeit komt ze niet als een interessant slachtoffer over. En toch bleef ze de taal vooral als een middel gebruiken om emoties vast te leggen: een drama in het luchtledige. Want ondanks de morele steun van Bataille en o.a. van haar vriend de auteur Michel Leiris heeft ze de literatuur niet als een discipline op zich willen nemen. Een wezenlijke taak op dat gebied was voor Laure alleen zinvol in rechtstreeks verband met de arbeidersklasse. Een mooi ideaal... maar hoe heeft ze dat in de praktijk verwezenlijkt? Enkele politieke teksten en een handvol gedichten met een duidelijke boodschap liet ze na alsof ze niet de kracht kon opbrengen om tenminste die thematiek grondiger uit te werken en haar engagement meer een kwelling was dan een overtuigde stellingname. Bataille definieert het tamelijk sceptisch: ‘Elle voulait devenir une révolutionnaire militante, elle n'eut qu'une agitation vaine et fébrile...’ Was Laure nu zijn proeflief of een neurotische medeplichtige? Haar erotisch voorstellingsvermogen intrigeerde hem maar tegenover het risico dat zij nam - om zich totaal te verliezen -, stelde hij zijn beschikbaarheid en het bedrog om bestwil dat met de dubbelzinnigheid van hun leven verweven was. In die meer vrijblijvende en geïnteresseerde liefde kon Laure niet helemaal geloven. En omdat ze geen onderscheid wou maken tussen literaire authenticiteit en menselijke waarden, slaagde ze er ook niet in om haar ten top gedreven egocentrisme te overwinnen en een ‘oeuvre’ te maken. Hoe interpreteert ze nu zijn ‘algemener’ begrip? Niet zonder argwaan noteert ze: ‘...A force de tout comprendre, ne risquait-il pas de tomber dans
l'indifférence: et cette universelle identification, assimilation ne confine-t-elle pas à une aliénation et à la perte enfin de sa substance propre?’
Maar zij had geen lezerspubliek en toonde zelfs haar werk niet aan haar beste vrienden. Vanop afstand volgde ze de schrijvers... die zo goed met hun wanhoop konden leven:
Ce désespoir dont on fait vertu
se sirote à la terrasse des cafés
| |
4.
Katholiek opgevoed, ontdekte Laure al gauw andere mogelijkheden om het sacrale te beleven en op de proef te stellen. Slaagde ze er in om haar seksuele experimenten los te koppelen van het zondebesef? Dat schrikbewind was haar ingeprent... Ze verafschuwde haar opvoeding maar bleef met de microben zitten en probeerde dat conflict van zich af te schrijven: ‘Ainsi allais-je osciller entre l'infâme et le sublime au cours de longues années d'où la vraie vie serait toujours absente...’
Als schrijver herkende de altijd min of meer jansenistische Bataille in Laures fascinatie zijn meest eigenzinnige obsessies. Hij kon er alle kanten mee uit... en zij? Ik meen dat Laure die mongoloïde omzetting van een in essentie mystiek verlangen - het resultaat van een teveel aan geloofschromosomen - veel meer als een roeping opvatte en die gave passief aanvaardde. Ze onderging dat talent als een erotisch medium. De hieruit voortvloeiende bezetenheid galmt na in haar teksten en klinkt soms nogal kunstmatig. Echter nooit ongeloofwaardig. En die toon versmalt haar schriftuur. Laure heeft nooit leren liegen al besefte ze dat
| |
| |
de leugen misschien een uitkomst bood: ‘Si un être humain veut exister, il ne peut que se réserver dans le mensonge.’
Toch zou men een belangrijk aspect van haar werk verwaarlozen - namelijk het filosofische dat beslist boven haar eigen problematiek uitstijgt hoewel ook hier de subjectiviteit haar enig kompas blijft - als men haar teksten louter als ‘zelfbekentenisliteratuur’ zou klasseren. In feite ontsnapt ze aan elke definitie. Ze bestendigde door de schriftuur wat onleefbaar ‘had kunnen worden’ indien op het laatste moment de weigering - haar verbeten manier om afstand te nemen - niet had getriomfeerd. Vooral ten opzichte van Bataille die zowel haar literaire interesses als haar masochistische natuur polariseerde, verduidelijkte ze dat gevecht: ‘J'ai haï notre vie, souvent je voulus me sauver, partir seule dans la montagne. C'était sauver ma vie maintenant je le sais.’
| |
5.
Want Laure was geen argeloze minnares: haar overgave was ‘voorbedacht’. Ook tijdens een vorige verhouding - haar liaison met de niet nader genoemde dokter T. te Berlijn - had haar misleidende passiviteit een welbepaalde functie. In een van haar dagboeknota's beschrijft ze een paring met T.: ‘Je me jetais sur un lit comme on se jette à la mer. La sensualité était comme séparée de mon être réel, j'avais inventé un enfer, un climat où tout était aussi loin que possible de ce que j'avais pu prévoir pour mon propre compte. Plus personne au monde ne pouvait me joindre, me chercher, me trouver.’
Bataille die dit fragment in zijn ‘Vie de Laure’ citeert, voegt erbij: ‘Elle vivait chez T. ne sortant pas ne voyant personne, étendue sur un divan. T. lui fit porter des colliers de chien; il la mettait en laisse à quatre pattes et la battait à coups de fouet comme une chienne...’
Dit lezend, stelt men zich bijna een figuur voor die verwant is aan de slaafse minnares in ‘Histoire d'O’. Het isolement waarover Laure spreekt, stelt die gedweeheid in een heel ander licht.
| |
6.
Laure in Boissettes, haar eerste seksuele ontdekkingen als jong meisje: Monsieur l'Abbé, een vriend des huizes (door haar ‘Raspoutine à la manque’ genoemd) flirt eerst met haar zuster en friemelt ook in Laure's broekje. Reactie van Laure: walging en... ‘débauche d'imagination’. Ze weigert een korte tijd nadien om de mis bij te wonen en lokt een woordenwisseling met haar moeder uit. Maar de zedigheid van Monsieur l'Abbé staat buiten twijfel en zij wordt er integendeel van beschuldigd een harteloos kind te zijn. De eerste hoeksteen is gelegd: Laure zweert het katholicisme af maar blijft psychisch in de ban van het zondebesef. Later zal ze het Kwaad vooral interpreteren als de aantrekkingskracht van de wanhoop. Dus sublimeert ze de angst, iets waarin Bataille gespecialiseerd is. Maar zij voelt de angst als een straf aan... die ze met een popelend lijf verwacht. Voor hem - de schrijvende ‘over’ de angst - is het een krachtmeting.
Bataille's visie stemt meer overeen met die van Marcel Moré die tijdens een samenspraak over de angst (geciteerd in ‘Ecrits de Laure’) o.a. zei: ‘Ce que je veux affirmer essentiellement, c'est le fait que je me complais, au moins à certains moments, dans l'angoisse... Je veux dire que je m'y noie, je m'y abandonne sans réserve et c'est, en somme, la raison pour laquelle je puis parler avec une ironie entière...’
Alleen in sommige - ontgoochelde - brieven aan Bataille, wordt Laure af en
| |
| |
toe ironisch. Het is een bittere, machteloze ironie.
| |
7.
In een van haar erotische teksten beschrijft ze de ontmoeting met een man die later een priester blijkt te zijn. De ontmoeting verloopt volgens het bekende pijnschema: stront, slagen, verminking van haar vingers, bloed... Ze volgt de man ‘als een teef’ en komt terecht in een somber gebouw (een kerk) waar hij haar gebiedt neer te knielen vóór een hek dat hen scheidt. Op een linnen doek legt hij dan zijn - voordien ‘monsterlijk’ genoemde - penis: ze kan te communie gaan. Volgt een verdere ontwijding van wijwatervat, ciborie en altaarkleed. Haar vingers zijn inmiddels weer aangegroeid en haar gewond lichaam in blakende gezondheid. Een dag later bestijgt ze het altaar en toont haar achterste aan gelovigen en priester. De hostie - ‘un sacré suppositoire’ - wordt door de priester vóór hij met haar zal paren, in haar vagina geschoven. Dan eet de misdienaar het heilig zaad op, stort het hoofdaltaar in: Laure is ‘bevrijd’.
Ik geloof er niets van.
| |
8.
Wat betekent nu Laure's verlangen naar een waarachtiger en minder uitputtend leven? La vraie vie... Het is te braaf om waar te zijn voor Laure. Was ze daarvoor niet teveel verslaafd aan de pijn? Dat ze de nodige zelfbeheersing miste om een ‘oeuvre’ te maken, wist ze. Helemaal onverzoend is ze echter met haar onrust niet. Ze geeft haar eerder als een kwaliteit weer: ‘Je voudrais préciser quelque chose. Vous comprenez: je sais que je n'atteindrai jamais aucun “but” parce que même si cela arrivait, à ce moment une seule chose m'importerait: dépasser ce qui ne serait déjà plus un but mais une étape. C'est très beau mais dans la vie même cela ne donne rien si on n'a pas atteint une sorte de maîtrise complète de soi-même.’
Niet alleen het gebrek aan zelfdiscipline speelde haar parten... Laure twijfelt ook aan de betekenis van de oprechtheid en die twijfel heeft haar literaire impulsen afgeremd en duikt regelmatig op in haar nota's: ‘Mais quel être vaut-il que l'on se définisse “face à face” et que me faut-il exactement?’ Het komt me voor dat die argwaan dan wel een wapen was ten opzichte van Bataille, temeer daar hij geneigd was om haar tot de grens van haar uithoudingsvermogen te brengen: uit liefde voor haar, veronderstelt Jérôme Peignot. Om nu achter die waarheid te komen, kan men best niet alleen Jérôme raadplegen want die man is ‘bezeten’ van Laure. Maar als men haar brieven analyseert (die niet helemaal stroken met het beeld van een met seksualiteit experimenterend schrijversduo), dan worden vele allusies in haar teksten duidelijk. Als voorbeeld koos ik een fragment uit een brief aan Georges en uit een literaire tekst:
1) ‘... Disperse, gâche, détruis, livre aux chiens tout ce que tu veux: tu ne m'atteindras plus jamais; je ne serai jamais là où tu crois me trouver, là où tu penses enfin me saisir d'un étranglement qui te fait jouir.’
2) ‘... Et tu prétends te réclamer de Sade! Cela ne me mênera jamais à sentir la sacristie, les histoires de familie et de ménage. Tu te réclames en effet des curés catholiques. Au lieu d'un libertinage qui pourrait être une sorte de mouvement puissant et heureux même sans le crime tu veux qu'il y ait un fond amer entre nous. Tu me présentes une apparence de gosse qui sort du confessional et va y retourner. - Une apparence de prêtre à cochonneries...’ (in: ‘Histoire de Donald’)
| |
| |
| |
9.
Een rustpunt en minder krampachtige vertaling van haar ervaringen vormt de poësie van Laure. Ook veel communicatiever en niet zelden verwijzend naar haar sympathie voor de armen. Haar identificatiepoging met hen is nogal naïef maar diende wellicht als compensatie voor het culturele milieu dat ze niet erg waardeerde al was ze er intens bij betrokken. Het zondebesef dat de erotiek kwalificeerde wordt nu getransponeerd in een sociaal schuldbesef:
... Les murs, couverts de graffitis étranges,
avec mon nom en toutes lettres mêlés à des
Ondanks de al bijna paranoïde schuldbekentenis is de zegging eenvoudig gehouden zodat het medegedeelde geen alleenspraak is op het scherp van de snede (zoals in de nota's over ‘le sacré’). En ook die onthullende boodschap is sacraal geïnspireerd: ‘... L'oeuvre poétique est sacrée en ce qu'elle est création d'un évènement topique, “communication” ressentie comme la nudité. Elle est viol de soi-même, dénudation, communication à d'autres de ce qui est raison de vivre, or cette raison de vivre se déplace.’
Een betekenisvol einde in mineur... Kon Laure die beweeglijkheid dan niet aan? Want ze vlucht telkens weer in zichzelf en vindt ook voor die introspectie geen serene motivering. En zo blijft ze de gevangene van haar tegenstellingen: niet stoïcijns, wel danig masochistisch. Dweepziek en hyperluciede zendt ze signalen uit die soms even schril klinken als fluittonen die honden doen janken.
| |
10.
In een brief - aan een onbekend gebleven bestemmeling - geeft ze toe dat zijn opmerking: ‘chez vous, la haine est si proche de l'amour’ juist is en bekent ze dat de haat zowel tragische, vulgaire als subtiele vormen kan aannemen en haar gevoelswereld binnendringt alsof ze zich met twijfel ingeënt zou hebben. Het geluk dat ze te danken heeft aan Bataille die haar de kans wil geven om zichzelf te bevestigen en om wortel te schieten in de aarde, wordt erdoor aangetast. Ze eindigt met: ‘Et c'est là le terrible danger...’
Niet gedateerd - en waarschijnlijk ook niet verzonden - behelst de brief haar volledige problematiek. In de mazen van hetzelfde net verstrikt als Bataille, drukt ze nu haar heimwee naar een religieuzer leven uit: ‘Je devra is être née mante religieuse...’ Voor Laure bestaat het insekt... via de symboliek waarmee ze zich vereenzelvigt. En niet alleen in haar werk bespeelt ze die symbolische snaren: ze begrijpt het leven zo. Met als gevolg dat ze geen greep krijgt op de realiteit, noch op de schriftuur en ze in een cirkel rondtolt:
... Je me suis retrouvée toute enfermée
| |
11.
Een symbiose en een afrekening: het proza van Laura. Want leven en werk zijn een, Laure IS de tekst. Maar haar bekentenissen werden niet vanuit een mythomane bezetenheid gedicteerd. Nee: Laure stigmatiseert. Ze is geen vrije vertaler van haar ervaringen. In haar meestal sterk gecondenseerde teksten tekent haar psychische onmacht zich af en werken de aan de realiteit getoetste denk-beelden als zovele merktekens. Het eenzame gevecht in een inge- | |
| |
beelde arena met de dood, herinnerde haar aan de verwantschap tussen het ritueel van een corrida, de seksualiteit en de poësie en die overeenkomst had haar altijd al gefascineerd. Haar vriendschap met Michel Leiris - auteur van ‘Le miroir de la tauromachie’ - heeft haar vermoedelijk gestimuleerd. Echter niet om die thematiek te ontwikkelen maar om af en toe de pen te hanteren en haar gekwelde ziel met woorden ‘vast te leggen’. Leiris orchestreerde dat gegeven, niet Laure...
Een vermoeden: dat Laure vooral een katalysator was of een Muze van de donkere, doodrijpe erotiek. Veelbetekenend is in dit verband de volgende nota: ‘Renouveler le sens de l'érotisme mystique des prostituées chinoises...
- l'oser
le réaliser...’
| |
12.
Als kind was ze zwaar ziek geweest en die ervaring verklaart de reële intimiteit met de doodsgedachte die ze nadien zou verbinden met de sacraal-magische geilheid. De ziekte die haar ondermijnde - tuberculose - heeft ze nog naar een ascese willen ombuigen toen haar toestand hopeloos werd en de dood geen literaire of erotische prikkel meer was maar de eigenlijke partner met wie de dialoog kon gevoerd worden. Ze ontdekte ineens heel andere facetten in de dingen en in zichzelf en stemde uiteindelijk toe in de publicatie van haar werk: de vraag of communicatie mogelijk was en de Andere aan wie men zich blootgaf wel de moeite loonde, had nu geen zin meer. En: er kwam vooral een eind aan de verwachting... Zoals ze ooit - in een brief aan haar schoonzuster - vermeldde, was het juist de ‘eindeloze verwachting’ die al haar krachten teniet deed. Men zou het een messiaanse verwachting kunnen noemen en ook de symboliek die Laure eigen is, verwijst daar dikwijls naar. Maar de illusie van een eigenmachtige visie en originele obsessies viel weg en werd vervangen door de naakte waarheid die Laure op een even absolute manier wou begrijpen en bekrachtigen: ‘... Est-ce que les obsessions ne remplacent pas la crainte de Dieu? Est-ce que ce n'est pas intolérable d'en être là? Je veux parler “d'aimer la mort” parce que cela seul signifie aimer la vie sans restriction, l'aimer jusque là, la mort y compris. Ne pas être plus terrifiée par la mort que par la vie. A cette condition je me sens redevenir... noble.’
| |
13.
Om de cirkelgang rond Laure te besluiten: een gedicht dat in een van haar politieke teksten deel uitmaakt van de vraagstelling. Die werkwijze is niet uitzonderlijk voor Laure wat nogmaals bewijst dat niet de vorm of de stijl maar de inhoud voor haar van primordiaal belang was:
... En voyant le charme, la grâce, le dédain
on s'étonne qu'il n'y ait pas plus
souvent... journellement des accidents,
des accès de colère. Pourquoi cela reste-t-il
alors je me prends à espérer
que la colère tapie dans les quartiers
Tous viendront un jour en grande masse
LUCIENNE STASSAERT
- | Ecrits de Laure, J.J. Pauvert, 1971 |
- | Ecrits de Laure, Collections 10/18, 1978 |
- | Jean Bernier: L'amour de Laure, Flammarion |
|
|