Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 30(1977)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 542] [p. 542] Drie gedichten □ De langzaam leeglopende stad de woorden idem Toen hij sprak over zee & handen werden gereikt van violet Het zachte blauw een roep werd, waarin leven verstomde & ook: kom, kom het paspoort niet uit die binnenzak kwam & anoniem sloeg een golf daglicht de nacht stuk, voor goed Stond hij wrak & beurs te zijn Misschien schuim Misschien biestarwegras. [pagina 543] [p. 543] □ Het is een steen oppakken de gladde kanten voelen & Tussen de vingers loopt verleden met b.v. Freud, de lamlendige verstoorder, terug naar een tepel Die je zacht koesterend tussen je lippen houdt, vroege herinnering van iedere dag Wanneer licht zich vast zet in het dichtslaande oog van het mogelijke & As geen kleur meer mogelijk maakt. [pagina 544] [p. 544] □ In bitter avondlicht lijkt het een man zonder hoofd bij eb, staande Die zijn handen beweegt of hij dit licht nog moet betasten In dit avondlicht slijpt de meeuw de snavel bij eb de wetsteen ontwijkend Vindt de man het beeld niet meer dat hij kent Een witlinnen doek geplooid op het schilderij van de nacht Haar hoofd schurend onder de vleugel van de meeuw, bij eb de wetsteen ontwijkend. Hans VAN DE WAARSENBURG Vorige Volgende