Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 30
(1977)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
[pagina 138]
| |
□ Vuur en ijs, speeksel en zijde,
Vocht en vacht. Het water ontwaakt,
Harder dan tevoren. Stemloos.
Ik spreek een storing, een spraak.
Door de dempende lucht verstomt een stem.
Tover ebt echter nooit tevergeefs.
Tenger het lichaam in 't avondlicht
Vergaat heel langzaam in de nacht.
Wie tergt de stilte?
Een hand schuift in mijn keel
En kropt zich op en kietelt.
| |
[pagina 139]
| |
□ Vunzige trollen, karige kabouters
Maken zich meester van het landschap.
Een toornige krekel toetert, te laat,
Reeds zijn de witte dromers betrapt.
| |
[pagina 140]
| |
Drie signalen1Verpletterd het wekwoord,
Stomp de grijpgriffel,
Versierd de wanhoop.
| |
2Ik laat je achter aan de ingang van het knaagwoud.
Wacht niet op mij.
| |
3Wie sterft met de tanden in zijn voet?
Frans BOENDERS |
|