Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 30
(1977)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
2.Gelogeerd bij vrienden in zo'n flat in het Rotterdam-Vlaardingengebied. Daar waar het landschap bezaaid is met stinkende industrieën en hoge flats - gigantische commodes met honderden piepkleine laatjes erin. Een gezin per laatje. We gaan pas diep in de nacht naar bed, er wordt te veel gedronken, en 's morgens word ik daar altijd in een verschrikkelijke stemming wakker. Wakker van de radio's die van vier kanten tot je doordringen met vier overigens vrijwel identieke pogingen om door middel van elektrische gitaar en zang muziek voort te brengen, van het dóórzinderende getik van de verwarmingsbuizen, WC's die worden doorgetrokken, van klappende tochtdeuren, gejank, droge hitte, tocht, verstikking - al die duizenden mensen die daar lijfelijk vlak om je heen aanwezig zijn, allemaal just-upper-middle-class, identiek levend, hetzelfde soort werk, hetzelfde verdienend, dezelfde TV-programma's, kranten, interessen, kinderen, vriendschappen, ruzies, spanningen - de spanningen tussen de units onderling hangen soms als een web door zo'n gebouw -: beklemming, verstikking, verlangen naar huis, water, bomen, muziek. | |
[pagina 24]
| |
3.
| |
4.Gesproken met een paar Hongaren over de situatie van de litteratuur in Hongarije. Interessant: het litteraire boek van de redelijk bekende schrijver haalt daar met gemak een oplage van 50.000. Dat is 10-maal zo hoog als bij ons. De bevolking van Hongarije telt nog geen 10 miljoen mensen. In Hongarije lezen dus ongeveer 13-maal zoveel mensen als in Nederland [indien Nederland en Vlaanderen: dan 18-maal zoveel] litteratuur - en kùnnen het lezen. [Over vrijheid gesproken.] Dit moet zonder meer een ontzaglijk belangrijke overwinning van het socialisme genoemd worden. | |
[pagina 25]
| |
5.Terug van een paar ‘litteraire dagen’ ergens aan zee in België. Veel eten, drinken, aan het strand lopen, praten, geouwehoer over ‘de crisis in de kritiek’, akkoord, maar we hebben nog zo'n hoop te doen, mensen zien, mensen terugzien. Bekaf terug in Amsterdam na vier drukke, zinloze, maar niet onprettige dagen. Post, kranten. Eerste foto: de worgpaal - Spanje anno 1975. Er lang naar kijken - doordringen, doordringen; wat betekent dit; haat, haat. Wat doen we in shemelsnaam. Ha. De crisis in de kritiek. Haat. | |
6.Humor? ‘In ieder geval niet iets om te lachen’
Humor?:
Een spierontsteking in de rug. De pijn was zo hevig,
dat ik in de diepste ellende [een volkomen verstijfd
lichaam, een keiharde zandzak gevuld met
miljoenen pijnkorrels] bedacht:
De pijn was zo erg dat ik het slechts kon
uithouden door er grappen over te gaan maken.
Humor: pijnstiller.
Willy Roggemans ‘pijntrosjes’ in het
magistrale Gnomon. Die zijn ook niet voor de
poes, en ze zijn zeker niet om te lachen. Toch
schoot ik bij eerste lezing in de lach. Precies.
Of moeten we in plaats van ‘humor’ ‘lachen’
nader definiëren?
Toch verwerp ik dit [di]lemma; het is al elitaire
spielerei geworden. Terwijl ik toch werkelijk stijf
stond van de pijn en Willy's pijntrosjes een
ongelooflijk stuk litteratuur opleveren.
De cirkel tolt nu vrolijk verder.
| |
[pagina 26]
| |
7.
| |
8.
| |
[pagina 27]
| |
sterven [het stadium van de sterfscène al voorbij] steeds langer geworden, het ademen zelf zwakker - tot er ten slotte nog één licht zuchtje kwam. Pff. Tok. Het hoofd, al wat opzij op het kussen, een klein knikje. Stilte. Volkomen bewegingloosheid. Doek. Materie. Machinerie in verpakkingsmateriaal. Het bloed bewegingloos in de aderen, als water in een tuinslang die 's avonds op het gras is blijven liggen. In een vergevorderd technisch ontwikkelingsstadium zou je in principe de hele machinerie in beweging kunnen krijgen - niet in werking; het leven kan er nooit in terugkeren. De spelers zijn van het toneel, het publiek is weg. De tuin een woestenij geworden. Leegte, ruimte. Hij is een voorwerp in de ruimte. Stilte. Suizen. Hitte. Tocht. Gesnik. Dit alles vergde een 1/2 seconde. Voor deze afgrond van betekenissen was een halve seconde beschikbaar. [Daarom wordt er jaren later nog over geschreven.] Er diende opgetreden te worden. Een 1/2 seconde. Er dienden machinerieën in beweging gebracht te worden. | |
9.
| |
[pagina 28]
| |
schrikken bedacht. We schrikken, omdat we in staat zijn er een woord voor te vinden. Het bestaan van de mens lijkt overigens sterk op dat van het waterhoen, alleen duurt het wat langer, en ‘schrikken’ we niet voortdurend, maar doen we gevarieerder en genuanceerder indrukken op, waarvan we ons bovendien bewust zijn, zodanig dat we er niet alleen op reageren, maar dat we ze ook reproduceren; we houden het beeld in de hersens vast en vinden er woorden voor. Het enige dat er is zijn woorden. Men weet wat men voelt als men ‘schrikt’. Daar houdt het mee op. Men kan het zich van een ander al niet meer voorstellen - men kan het zich alleen van zichzelf voorstellen, en het woord dat daarvoor is op de ander toepassen. Er zijn alleen woorden. Men kan zich de ander in het gehéél niet voorstellen, men kan de ander nooit zijn. Schrijven: proberen te kijken [enz.] met de ogen [enz.] van een ander [het personage], en dat in eigen woorden weer te geven, maar ook: de woorden van een ander [het vertellerspersonage] ontwerpen en van daaruit kijken met de eigen ogen. Het bekende ‘schrijven om te leven’. Er zijn alleen maar woorden. Maar ook in het eerste geval, het ‘beschrijven van een ander’, zijn er alleen woorden. Want de ander zijn, laat staan het personage zijn, is onmogelijk. Het is slechts voorstelbaar in woorden, precies als het schrikken van het waterhoen. | |
10.
| |
[pagina 29]
| |
Als iets een creatieve overwinning op onze verdoemenis, de eeuwige tijd is, is het Cecil. Het materiaal wordt aan flarden gebeukt, gestreeld. In het licht van dezelfde tijdsfactor wordt de uitspraak van Charles Mingus [die op het eerste gezicht pejoratief lijkt] opeens erg logisch; gevraagd naar wat hij van Taylor vond: ‘Kan ik ook. Alleen niet zo lang.’ De plaat vulde een etmaal. Heel even verdwenen Parker, Lester, Hawkins, Rollins, Miles, Monk, Dizzie en Trane naar de achtergrond. Ook de litteratuur verbleekte, stelde niets meer voor. Naast Silent tongues, dat de klok stil zet, leek schrijven zoiets als geleund op de penhouder als een stokje tegen de modder van de tijd in strompelen. Als Silent tongues een seconde op de eeuwigheid terugverovert, duren de meeste boeken een duizendste seconde. Er blijven er in een mensenleven misschien 50 over die een seconde duren. Je gaat 80-jarigen begrijpen die alleen nog Homerus, Shakespeare en Dostojewski lezen. Voor de rest geldt, als je consequent bent, dat tussen wel schrijven en niet schrijven een duizendste seconde zit, oftewel: niets. Men had het kunnen laten. Toch kan ik 7 redenen bedenken die het schrijven nog aanvaardbaar maken: 1. actuele betekenis [b.v. wanneer een boek een aanwijsbare sociale of politieke functie heeft]; 2. theoretische betekenis [ook in die zin, dat alleen een brede litteratuur de voedingsbodem voor het enkele genie kan zijn]; 3. litteratuur gezien als uitsluitend ontspanning; 4 t.e.m. 7: de 4 mogelijke combinaties tussen 1, 2 en 3. Nee acht; 8 [de frustrerendste na Silent tongues]: het moeten. Het niet anders kunnen. Het niet kunnen laten. Een drug. Slangegif. | |
11.
| |
[pagina 30]
| |
pratend, in het vredige gele licht van een decadente schemerlamp terwijl de gerieflijkheid als een walm in en om je opstijgt, of b.v. in een warm bad liggend, denkend aan Chili, of b.v. starend over het weiland met schimmen van koeien, denkend aan Vietnam, aan de doden, kinderen, je eigen doden, het verleden, of iemand die onbereikbaar is - soms voel je de verrotting van de westerse maatschappij in je lichaam; de leegte een gezwel - en je beseft dat je je ertegen dient te verzetten dat hier met ijzeren consequentie nu juist die leegte tot materiaal verheven is; de lege vorm triomfeert, de lege vorm als triomf van de uitgeholde mens - dat je je tegen die leegte dient te verzetten, je voelt hoe de leegte belaagd wordt, door je lichaam dat weigert iets dergelijks als omhulsel te dienen, je verstand, dat weigert op zo'n ballon te rusten - en je beseft dat je het deel van je ik dat eraan toegaf, van je geconditioneerde ik [ook wel ziel, geest enz. genoemd] dient te verheffen tot actief bewustzijn - en je beseft dat de meesten een leven lang bezig zijn de leegte vorm te geven [de cultuur], en dat dat móet gebeuren wil er ooit iets anders voor in de plaats kunnen komen - maar je beseft ook dat jezelf, omdat je weet dat de leegte een maatschappijprodukt is [en daardoor meteen: marktwaar], niet mag volstààn met het interpreteren, formeren en formuleren ervan [ook al ontkom je daar niet aan], maar ook en vooral moet transformeren, met alle liefde en haat die je nog uit de hoeken van je eigen duistere ziel kunt schrapen - je beseft dat ook in de litteratuur liefhebben en vechten de enige levenshouding is. | |
12.
| |
[pagina 31]
| |
stinkende aardbol rondstapt niet volkomen onzinnig doet lijken - het enige nl. dat je je tot in je fijnste vertakkingen [het blijft immers een chemische kwestie] lekker doet voelen; omdat er dan althans één persoon is, een ander, die je gewoonte [methode] om de anderen uitsluitend afstandelijk, bevreemd, als organismen te bekijken, doorbroken heeft. Een ander als kunstprodukt [want dat is het precies]; jij de maker of de gebruiker, dat doet er niet toe. Zoals je in een gedicht, een schilderij, een compositie kunt wegkruipen [wegkruipen, dat is het altijd]. Een ander en een kunstprodukt bieden dezelfde mogelijkheid: de tijd even stil te zetten, door hem te gebruiken, te onderwerpen, of zelfs gewoon te negeren en te vergeten. De tijd momentaan uitschakelen door er even, tot in de cellen voelbaar, te zijn.
dec. 75
J.J. WESSELO |
|