Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 29(1976)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 756] [p. 756] [Vier gedichten] Doopceel in vraagtekens Wat voor geheim bergt deze burger die niet gelooft in kerk en staat, wie is die rusteloze zwerver die steeds in zijn pantoffels staat? Waar schrijft die luiaard al zijn boeken, wat al verzwijgt die babbelaar, waarom ontvlucht hij trouwe vrienden en scheidt hij vechters van elkaar? Hoe lang zou deze grijsaard slapen, hoe rap verslijt zijn broze hart, wat houdt hem weg van 't openbare maar drijft hem naar een boekenmarkt? Kan deze stugge man beminnen, is deze spotter ooit serieus, trekt ooit zijn buiten op zijn binnen, leidt hij zichzelf soms bij de neus? Waaraan zal deze man eens sterven, hij die slechts om te leven leeft maar van geen eeuwigheid wil weten omdat hij daar geen lichaam heeft? [pagina 757] [p. 757] Waarom in die trant verder schrijven, waarom in 't ijle nog gedregd, waarom wil ik nog wakker blijven, de nacht heeft alles stilgelegd? Misschien kan ik u toch wel paaien bij 't slot van dit vermoeid gedicht: ik blijf voor alle winden open, ik ga voor alle vlagen dicht. [pagina 758] [p. 758] Een woord zijn Mocht ik een woord zijn het zou ZIJN zijn niet 't zijn van mijn en dijn maar 't zijn van was en is het zijn van zal van worden en geweest het zijn van zou. Ook niet het zijn van: Zij! want 'k zou in den beginne vóór het woord aan woorden nooit begonnen zijn. Zij vragen steeds om zin om zin-gewin tot ze hun zijn verloren zijn tot hebben zijn verworden. 'k Zou in mezelve woordeloos verzwegen en gebleven zijn een grenzeloze stem die al wat is uit louter zijn zou zeggen wat er nooit een woord voor ons bevrijdt. Helaas vandaag en voor altijd blijf ik verdoemd tot hulpwerkwoord van duizend ijle kerkhofwoorden die bij mijn stem te rade gaan maar wat is stem en wat is raad om inspraak in mijn ZIJN-bestaan. [pagina 759] [p. 759] Kringloop Met woorden vlieg je alle kanten uit je ronkt er mee alle oren in maar in de lucht verijlen ze van zin en landen in een mistgeluid. Wat overblijft aan decibels golft rond verdwaalt langs kruin asfalt en riet of in de sferen van 't steriele niet of sukkelt in een mensenmond. Daar warmt het zich gedwee maar niet voor lang het woord is adems beste voer de loze tong ligt dorstig op de loer en koppelt praat bevel en zang. De wereldwoordenmarkt is nooit voldaan de mikro's kramen alles uit en daar begint met vers versterkt geluid de dwaze tocht van lip af aan. [pagina 760] [p. 760] Niets dan de waarheid Geen overzij geen grens de mens is geen forens die in en uit zijn huid op avontuur trekt boven ruimte en duur na zeven keer of meer vervellen. Er is geen brug terug er is geen veer voor schimverkeer dit fraaie lijf gestrekt en stijf voor goed geschonden is minder dan een zaailing rijst die kiemend uit zich zelf verrijst. Karel JONCKHEERE Vorige Volgende