| |
| |
| |
[Gedichten (I.M. Hugues C. Pernath)]
Gedicht voor Hugues C. Pernath
omdat ik besefte welk donker
ze klonken zwijgend, je gedichten.
is zo je liefde wraak geweest
| |
| |
| |
Pernath en ik
doorheen de poëzie van hugues
daarin kun je zwemmen of verdrinken
maar de zwerfkeien van wat
in de woestijn in de verstening
| |
| |
| |
In memoriam Hugues C. Pernath 1931-1975
1
onze wensdroom steigert voor de waarheid
en verzint zich dan maar een hiernamaals:
het heeft zelfs een reanimasiekamer
waar het medies personeel, postume branche
na vakkundig zwoegen erin slaagde je te wekken
vrees ik, tot het pseudoleven na deze dood.
‘dit is niet begrepen, geen fluisteren
jouw woorden hugues, zovele jaren later
de woorden van een getekende
door vriendschap door liefde
en alle gedaanten van het verraad
terwijl vreugde nooit iets anders was
wellicht dan het voorbarig maar beslist
niet betreuren van je eigen sterven,
schrale vreugde die zowat het enige was
met goed fatsoen op het gierige leven
de vreugde moesten we nu vernemen
bijvoorbeeld dat je doodsbericht een kwakkel was
een misverstand, en dat je nog zwak
hoewel buiten gevaar in het ziekenhuis lag.
‘maar de kranten willen het anders’
zoals remco schreef, ook al jaren geleden.
| |
| |
dat kan zomaar: opeens is je leven er niet meer
en je snakt naar adem, of wat nog voor adem doorgaat
in dat door onze lafheid bedachte nirwana.
en je glimlach, misschien van vertwijfeling
- alsof wie ook daarmee begaan was -
blijft een niet te stelpen herinnering
gezien onder het schrille licht
die het aardse bestaan was
waarin je nietsvermoedend afscheid nam
voorgoed, van mijn dochters en van mij
die morgen zo onlangs in amsterdam.
hugues, wij die verderleven zetten ons af
op het sterven van anderen.
survival of the fittest betekent: het voortbestaan
was je daarom niet bij de gegadigden
is het dan te laat om al de beschadiging
die je in beklemmende woorden verborg
| |
| |
| |
2
is niemand meer je schorre vogel
wiens krassen je nooit kon verstaan.
overlevenden kunnen naar hartelust
plechtig sollen met je resten
in de door jou misprezen tempel:
zelfs postuum pleegt de liefde verraad.
laat ze doen, en laat ze je stoppen
onder een goedkope erezerk
op die sick joke van een ereperk:
wie je was kunnen ze niet verpesten.
is niemand meer je zuster of broeder
die je in de kou liet staan.
| |
| |
| |
3
zegden ze allemaal die je kenden
tot ik ze wel met hun koppen
want dat wist ik ook wel dat het niet kon
ik zei het voortdurend bij mezelf
immers het idee dat nu en voortaan
het de tijd is na jouw overlijden
dat idee was te ondraaglijk
zo ondraaglijk tot het inderdaad niet meer kon
en ik de nacht na die begrafenis van je
waarop ik welbewust niet ben verschenen
jou al totaal kon vergeten
in de armen van een vrouw
zoals dat in poëtiese kringen heet.
en zo geloof ik is het ook
zeggen ze ook dat niet allemaal:
er is geen tegenstelling veeleer een overeenkomst
| |
| |
| |
I remember Hugues [& myself]
meer dan twintig jaar voornamelijk
vermoedelijk wel in evenwijdige
richtingen levend bij momenten
want alwaar geslotenheid. nee
wij konden elkaars gesteente niet aan
de barsten niet te na gesproken
waardoorheen toch gesijpeld werd.
voor de snelheid van die tijd
zijn wij meer dan bedoeld
dat is niet vatbaar voor verjaring.
| |
| |
| |
Te late lentewoorden voor een dode dichter
zijn vingers, nu allang voorgoed verstijfd
waren dat ook allang voordien
in de handdruk aan broeders. zowel
van de steeds gezochte geliefde.
| |
| |
| |
H.C.P.
1
zwart zijn de apen die de droefheid schreit.
kleurloos diegene die het regent
in de volksmond. wie laat zich onbetuigd?
de hele hartstikke dierentuin niet.
de morgen ontdekt je zomerzwoegend lijf
naakt en verlaten op het kale bed.
het zwemmen in de tegenstromende zee
is in gedachten nog toegestaan. maar opgegeven.
zij die vechten voor een porsie drek
zoeken bij wat ziek geluk
sponsachtig onderkomen voor hun leden
en hun daden. en dan maar dromen van later.
nee! liever kniezend in een vallei
koukleumend van de juiste keuze
en bitter van de overjaarse olie in je aders.
ontgoocheld een leven voorbij.
niet wie de boel aan diggelen drinkt
en zichzelf en banden breekt is laf.
kleurloos diegene die het leven
zwart de apen die de dood je gaf.
| |
| |
| |
2
ik deed er het zwijgen toe
uit schaamte geluiden te ontleden
die in je dikwijls aangeboorde schedel
hoe langer hoe minder te gast wilden zijn.
want elk spreken zette onherroepelijk
een drie- of vierdubbel gespleten tong
aan het werk. hoe meer te verhelen
hoe kariger. maar sterker opgevijzeld.
je lichaam, die vervallen romein
zat ook vol gekwelde middeleeuwer
met alle gevaar daaraan, al spuwde je
naar het aas van boetvaardigheid.
je overblijfsel heeft geen keel meer
noch een huig maar je stem dringt door tot mij
knijpt en fluistert wees mijn alaam
wees mijn ontvankelijkheid na datum.
al is de liefde taai genoeg
ook de twijfel overleeft. ik denk misplaatst
aan kermisgerinkel aan oliebollengeur.
mijn groteske kunnen schiet tekort.
| |
| |
| |
3
wie hing een guirlande boven de deur
knoflook tegen de geesten? ik krijg geen adem
ik draag ze buiten. als zoiets dan toch bestaat
wil ik het rechttoe rechtaan.
grimmige kaken raakten moeilijk van elkaar
zo was het. parkieten die nijdig knagen
zaad morsen, kooi bevuilen, krijsen
soms tot parodie van spreken komen.
ik sta vandaag in je leegte
die ik weigerde te kennen ik je schrale tijdgenoot
zoals ik je gisteren in de mijne niet ontving.
twee elkaar schuwende domeinen.
misschien alleen de ruwe monochroom
was je sprakeloos genoeg, niet ik
om je blijvend aan te kijken.
maar je wist de vlinder die ik bedoelde.
de liefde van mijn dochters en de mijne.
het verbijten, het schrijnend niet vergeten
(28.6.1976)
Gust GILS
|
|