Reflex
Couperus
Bij Nijgh en Van Ditmar verscheen een boek van Albert Vogel De man met de orchidee, het levensverhaal van Louis Couperus. Het ligt niet in mijn gewoonte boekbesprekingen te schrijven maar terwille van het onderwerp en de behandeling wil ik hier toch een uitzondering maken.
Zoals bekend is, heeft Albert Vogel al talrijke keren op een voortreffelijke wijze het werk van Couperus ‘voorgedragen’. Hij is een van de weinige ‘voordrachtkunstenaars’ van ons taalgebied die algemeen - ook door de auteurs - aanvaard en geprezen worden. Als zodanig heeft hij er in ruime mate toe bijgedragen dat Couperus' werk weer in de belangstelling is gekomen. Uit zijn interpretaties is het ons telkens weer duidelijk geworden hoe groot het inzicht van Vogel in Couperus' structuur is. Vogel schrijft zelf dat zijn boek niet de pretentie heeft een wetenschappelijk werk te zijn. Maar het beeld dat door jarenlange omgang met het oeuvre van Louis Couperus is ontstaan, heeft hij nauwgezet getoetst aan de bestaande literatuur over deze auteur. Maar Vogel heeft hieraan toegevoegd wat hij bij de lectuur van zijn schrijver intuïtief had beleefd. Hij wénste ook niet dat zijn levensverhaal een wetenschappelijke biografie zou worden, wel dat het zou uitgroeien tot een heerlijke evocatie van de tijd waarin Couperus leefde en schreef, en van de kosmos die onze romancier tijdens veertig jaar schrijverschap heeft opgebouwd. En die verkenning is zeker niet gemakkelijk verlopen want Couperus' ontwikkeling is niet lineair geweest, ze heeft zich aangepast aan de wet waaraan Couperus altijd heeft geloofd, namelijk die van de vergankelijkheid aller dingen, van het eeuwige worden en verworden.
Wijzelf zijn tot de Couperus-studie gekomen door een wetenschappelijke opdracht. Tijdens de samenstelling van Couperus in de Kritiek waren we zo verontwaardigd over de kleinzielige en minderwaardige ontvangst die de grote romancier in zijn landje had genoten, dat we besloten ons onderzoek uit te breiden. Vogel is anders te werk gegaan. Adriaan Roland Holst schreef dat het verwonderlijk en tegelijk bewonderenswaardig is, dat Vogel ‘die Louis Couperus nooit kende en nooit hoorde, dit boek over hem kon schrijven. Het wijst op een verwantschap van wezen en inborst die zelden voorkomten die Couperus zelf had met figuren uit b.v. het Romeinse keizerrijk. Tevens bewijst het dat er bepaalde patronen van menselijke wezens bestaan die - onafhankelijk van tijd en ruimte - steeds weer terugkomen. Het betreft vrijwel altijd mensen die niet zoals het merendeel in reeksen geboren worden, maar afzonderlijk, elk voor zich’. Vogel leeft nog geestelijk in dezelfde stroming - die van het nog bij ons vrij onbekende decadentisme - die Couperus heeft gedragen en hierdoor, samen met zijn verfijnd doordringingsvermogen, zijn intelligentie en het meesterlijk hanteren van de pen, is hij ertoe in staat geweest een dergelijk levensverhaal te schrijven. In andere landen, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, enz. zijn al talrijke degelijke levensverhalen geschreven, en niet door de minsten (o.a. door Maurois). Dit moeilijk genre is bij ons te weinig vertegenwoordigd. Albert Vogel heeft het voorbeeld gegeven. Laten we hopen dat het wordt gevolgd, liefst op hetzelfde niveau.
Marc GALLE