Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1007] [p. 1007] [Twee gedichten] Taal en teken Door een kier zie ik de zomer als een verdubbelde radijs met straatjes wit en zonder end en druk rumoer van zilver bij de antiquair en wat men pleegt te zien door welvaartsogen Maar zeg mij toch is dit een doodgemoedereerd gepraat van handen die niet horen de letters van een schijnbaar onbeholpen lied tenzij het raadsel elders ligt en het werkwoord als een verduisterd exemplaar In het laagland van de verbeelding zijn vorm krijgt [pagina 1008] [p. 1008] Maar zeg maar niets hoe duurzaam ook de warmte van een uitgesproken taal met in elke mond het dagelijks gebit en op elke tong omvergeblazen woorden zo koelt de grond niet af en krijgen klanken hun smakelijk vocht en adem wanhopig veel Dan kun je binnenkomen duikelend over de letter o het gras is godzijdank niet voor je voeten weggemaaid want a en o en e en u zijn, ach hoe lieflijk! als zomerbloemen op een afgeweekt portret de klinkers van je taal Wat zeg je? [pagina 1009] [p. 1009] Moedervlek Soms is het kind een wimper in je oog of noem het maar een vleselijk schandaal een slak of een worm je durft het niet zeggen de deur staat open Je schrijft een naam op zijn buik een landschap met honderd gebaren want je bent sprakeloos als vaders met open oren en naakt als een zeehond die rilt in zijn huid Waar komt het buurmeisje vandaan dat met hoofdletters spreekt ik zou haar cacao willen geven en een moestuin met mussen bijvoorbeeld Je denkt: het is een prins met wollen wangen en jurkjes uit valenciennekant misschien had het geen vader en opa, dat moet je noteren al jarenlang weg [pagina 1010] [p. 1010] dus zwijg je maar over zijn oortjes die lieflijk als zwemvliezen zijn nagels die je nooit hebt geknipt toch is het geboren met gembergeel de moedervlek Jo GISEKIN Vorige Volgende